Blog’s
Ik heb gemerkt dat als ik ‘worstel’ met wat ik zoal om mij heen zie, het mij helpt als ik schrijf.
Met andere woorden; het opschrijven van het onderwerp met alle ‘ voors en tegens’ (voor zover ik ze ken) helpt mij mijn mening te bepalen, inzicht te krijgen en van daaruit verder te gaan.
Aangezien het mij helpt, en ik zie dat ook anderen soms met dezelfde zaken ‘worstelen’, ontstond bij mij het idee dat die ‘anderen’ er wellicht bij gebaat zouden zijn als ik mijn overwegingen bekend maak zodat ze enerzijds weten dat ze niet de enige zijn die hiermee worstelen maar anderzijds wellicht voordeel kunnen behalen uit wat ik op papier (in dit geval internet) heb gezet.
Een vriend noemde mijn blogs: “Opstellen” (zoals je die op de lagere-/basisschool schrijft)
Ik vond dat wel een vermakelijke benaming die ik goed vind passen bij de wijze waarop ik schrijf.
Al langere tijd was ik zo voornemens mijn blog’s te verzamelen en breder beschikbaar te maken.
Uiteraard is mijn website daar prima voor geschikt alleen: op dit moment heb ik nog niet definitief een ‘blog-pagina’ gemaakt.
Het lukt me nog niet het geheel zo vorm te geven dat lezers ook kunnen reageren.
Op het moment dat dat lukt, zal dat weer tot een volgende stap leiden.
Gezien de gebeurtenissen, heb ik al weer een paar blog’s geschreven en gezien de actualiteit zou het jammer zijn als deze blijven liggen tot de volgende stap genomen is.
Ik zal dan ook een paar nieuwe blog’s zo snel mogelijk toevoegen en daar een aantal aardige, oudere blog’s aan toevoegen.
Waar gaan mijn blog’s over
Mijn blog’s kunnen gaan over alles wat mijn aandacht trekt, misstanden of gewoon opmerkelijke zaken.
Uiteraard kan iedereen van alles lezen in mijn blog’s maar ze zijn vooral bedoeld om mijn idee, mijn gevoel, mijn mening over bepaalde zaken in woorden te vangen.
De lezer kan en mag zich persoonlijk aangesproken voelen maar dat laat ik bij de lezer: het is niet mijn bedoeling personen te krenken of op een bepaalde wijze neer te zetten maar wel mijn bedoeling, desnoods door dat in straffe taal te verwoorden, zaken aan de kaak te stellen of onder de aandacht te brengen.
Doe met mijn blog’s wat u vind dat u moet doen, zolang u de originele tekst in stand houd of tenminste netjes verwijs naar het betreffende blog.
Ik vraag niet om aandacht maar verwacht wel dat de minimale regelen van verwijzing, en daarmee het geven van credits aan de schrijver, worden gehanteerd.
Reageren
Aangezien mijn blogs nog niet dusdanig zijn opgenomen op mijn website, dat anderen daarop kunnen reageren, zijn de mogelijkheden hiertoe voorlopig beperkt.
U kunt natuurlijk altijd mijn contactformulier gebruiken (klik HIER) om uw reactie op te sturen, waarna ik die aan het betreffende blog zal toevoegen.
Vermeld svp duidelijk om welk blog het gaat, zodat reacties niet op de verkeerde plaats terecht komen.
Dit blog is >> HIER << te downloaden.
De laatste tijd zien we, hoe (bij) steeds meer (mensen) PROBLEMEN ontstaan en, zonder al te veel te kijken naar de problemen, HOE we pogingen doen die problemen op te lossen vanuit de gedachte WAAR, door WIE, fouten zijn gemaakt (wie we als SCHULDIGE kunnen aanwijzen), WAAR gefraudeerd wordt/kan worden (en door WIE) en hoe we die fraude bij voorbaat kunnen indammen of achteraf BESTRAFFEN.
Samen-leving verworden tot ik-leving: opbloeien van systemen
De elementen hierboven, de woorden in kapitalen, geven echter aan dat we hier NIET te maken hebben met de samenleving i.c. de maatschappij (eerder een ik-leving of ik-schappij), maar met een SYSTEEM (eigenlijk: een bolwerk van systemen). Probleem daarbij is, dat een systeem geen OPLOSSING vormt maar een DOEKJE VOOR HET BLOEDEN vormt en ervan uitgaat dat fraude de standaard is (wat op zich helemaal niet vreemd is want elk systeem nodigt impliciet uit tot fraude om op die wijze meer uit het systeem te kunnen halen OF doordat het systeem dusdanig is opgezet – moeilijk begrijpbaar, foute informatieverzameling, enzovoort – dat dit leidt tot verkeerde basisgegevens en daarmee bestempeld wordt als fraude).
Voorbeeld: Huurprijzen
Een mooi voorbeeld zijn de HUURPRIJZEN. Door de hele maatschappij is helder dat de huurprijzen dermate hoog zijn, dat grote delen van de maatschappij niet in staat zijn om, op basis van hun inkomen, de exorbitante huurprijzen te voldoen naast het overhouden van voldoende geld om te kunnen LEVEN.
Het SYSTEEM zoekt daarna naar een oplossing en komt met HUURSUBSIDIE: tot een bepaald inkomen en een bepaalde huurprijs kan een huurder aanspraak maken op maatschappelijk geld (een eigen systeem binnen het complex aan systemen met weer eigen subsystemen m.b.t. inning, verdeling, enzovoort) om op die wijze toch in een passende huurwoning te kunnen verblijven.
Zonder zich daarvan bewust te zijn, maakt het SYSTEEM hierbij een grote fout: de onderkenning zou moeten zijn dat de huurprijzen te hoog zijn en dat DAAR iets aan gedaan moet worden. Echter: aan de hoogte van de huurprijzen kan het systeem niets veranderen en dus komt het met een oplossing die past binnen het systeem.
In deze zou de maatschappij haar verantwoordelijkheid moeten nemen en er zorg voor dragen dat elk lid van die maatschappij kan wonen (op welke wijze dan ook) en daarbij, naast de vaste lasten, voldoende geld kan overhouden om te leven.
Bij stammen in Afrika en bij de Amish zien we, dat de samenleving gezamenlijk de bouw van woonruimte op zich neemt zodat een ieder passende en betaalbare woonruimte heeft.
Voorbeeld: Koopwoningen
Vreemd genoeg zien we in de westerse samenleving, dat een stimulatie van het kopen van woonruimte (KOOPWONING) ontstaat; de samenleving wordt, door het systeem, gestimuleerd om vooral woningen te kopen, waarbij het probleem optreedt dat diezelfde koopwoningen te duur blijken te zijn om (bij voorkeur van één salaris) te kunnen aanschaffen en te blijven bezitten.
Ook hierbij zien we een directe reactie van het SYSTEEM dat zoekt naar mogelijkheden om koopwoningen aantrekkelijker te maken en binnen het bereik van een zo groot mogelijke groep te brengen; er wordt, met behulp van gemeenschapsgelden, RENTEAFTREK en ONDERHOUDSAFTREK (en mogelijk nog meer aftrekposten) gecreëerd om het wonen in een koopwoning bereikbaar te maken.
Ook hier maakt het systeem de fout dat het een probleem probeert op te lossen door daar gemeenschapsgeld voor beschikbaar te maken terwijl het werkelijke probleem is gelegen in het feit dat koopwoningen gewoon te duur zijn en daarvoor een oplossing moet worden gevonden (die niet binnen het bereik van het systeem ligt en dus creëert het systeem iets dat wel binnen haar bereik valt) en ook hier zien we dat de maatschappij niet haar verantwoordelijkheden neemt en een OPLOSSING zoekt maar het aan het systeem over laat om een regeling (= systeem) op te zetten waardoor het probleem SCHIJNBAAR wordt opgelost maar in werkelijkheid alleen steeds ernstiger vormen aanneemt.
Ook hier zien we bij stammen in Afrika en de Amish dat, door samenwerking en het uitwisselen van (onbetaalde) arbeid, de kosten van een woning dusdanig laag worden gehouden dat woningen (in bezit) bereikbaar zijn voor een ieder die dat wenst.
Bezit of gebruik
Opmerkelijk binnen het geheel aan koopwoningen is, dat er zelfs een systeem is ontstaan waarbij stukjes Aarde worden ‘verkocht’ (door organisaties/gemeentelijke systemen) om een huis op te bouwen ALSOF de gemeentelijke systemen überhaupt een stuk Aarde in bezit zou (kunnen) hebben en gerechtigd is daarvan stukjes te verkopen. Opeens is ‘De Aarde’ niet meer van ons allemaal om te gebruiken maar doen gemeentelijke systemen eigendomsrechten gelden op het stukje Aarde dat valt binnen de grenzen van de gemeente en ‘verkopen’ zij die in deeltjes zodat stukjes Aarde opeens ‘particulier bezit’ zijn geworden (waarvoor je dan wel jaarlijks veel geld moet betalen om dat ‘bezit’ in bezit te kunnen blijven houden).
Op vergelijkbare wijze worden kinderen die geboren worden, per direct ingeschreven in het register (= systeem) van de gemeente waar ze geboren zijn (het is zelfs strafbaar als ouders te lang wachten met die inschrijving) en worden ze, vanaf dat moment, slaaf van het systeem van overheid (doordat ze opeens inwoner/ingezetene van het land, waar ze toevallig geboren zijn, zijn geworden) en gemeente doordat zij geacht worden gelden/middelen/arbeidskracht beschikbaar te stellen (bij te dragen) aan wat ‘de gemeenschap/maatschappij/samenleving genoemd wordt maar in werkelijkheid een van de grotere systemen is (waarbij elke poging je te onttrekken aan die ‘verplichting om bij te dragen strafbaar gesteld is).
Waar de meeste mensen DENKEN in vrijheid te leven blijkt doorgaans dat zij gewoon, als onderdeel van een (meerdere) systeem waaruit ze niet kunnen ontsnappen, geknecht zijn en gevangen zitten in systemen.
Voorbeeld: toeslagen affaire
Nog niet zolang geleden zagen we de hele TOESLAGEN AFFAIRE die talloze mensen binnen onze maatschappij in het ongeluk stortte. Leden van onze maatschappij hebben bepaalde behoeften maar die behoeften zijn binnen de grenzen van (bijvoorbeeld) hun inkomen niet bereikbaar. In plaats van, vanuit de maatschappij, een oplossing te zoeken zodat alle leden van die maatschappij hun behoefte kunnen nastreven (en zo mogelijk verwezenlijken), laat de maatschappij het over aan het systeem om allerlei lapwerk te verrichten via maatregelen (toeslagen, subsidies, enzovoort) die het probleem NIET oplossen maar eerder versterken.
Voorbeeld: subsidies land- en tuinbouw
Nog een goed voorbeeld is te vinden in de landbouw en veeteelt: Door het opzetten van een systeem van subsidies creëert het systeem dat boeren kiezen voor het verbouwen van producten en het houden van vee dat leidt tot subsidies. Gevolg daarvan is, dat een overschot ontstaat aan die producten/vee en een tekort aan andere producten/vee, die dan weer tegen hoge prijzen uit het buitenland moeten worden geïmporteerd en, wat eigenlijk nog erger is, het tegen lage prijzen beschikbaar worden van slechte voeding (vanwege de lage kosten van de inferieure ingrediënten) ten nadele van betere – en duurdere – voeding die gezonder is, waardoor nog meer subsystemen moeten worden opgezet om daaraan het hoofd te bieden.
Zo valt nog bladzijden lang voorbeelden te geven over hoe de maatschappij onmaatschappelijk de verantwoordelijkheid van zich afschuift richting het systeem en het systeem komt met maatregelen die het probleem niet oplossen.
Systemen: impliciete fout
Waarom gaat het dan zo fout als het systeem in actie komt (i.c. waarom systemen worden opgezet om problemen op te lossen terwijl eigenlijk de maatschappij die problemen zou moeten oplossen)?
Om vrij simpele en basale redenen: het systeem is er op gericht om, met middelen beschikbaar uit de maatschappij (waarbij, als die middelen onvoldoende blijken, de maatschappij gewoon meer belast wordt en nog meer subsystemen worden ontwikkeld en ingezet), in wezen een subsysteem van NOODMAATREGELEN op te zetten.
Nadeel daarvan is, dat het systeem van mening is dat het, omdat het geen eigen middelen heeft maar werkt met middelen vanuit de maatschappij, ALTIJD de behoefte heeft om te CONTROLEREN. Immers; er MOET gecontroleerd worden of de regelingen (goed) werken, middelen op de juiste plaats komen, enzovoort, en daarom moet het system een subsysteem opzetten dat CONTROLEERD.
Aangezien het systeem geen eigen middelen heeft, en het systeem de behoefte heeft (veelal onder druk van de maatschappij) om te verantwoorden hoe de middelen vanuit de maatschappij zijn ingezet, moet DAARNAAST een subsysteem worden opgezet dat VERANTWOORDING aflegt (namens het systeem).
Daarop volgend, omdat het systeem er altijd vanuit zal gaan dat gebruikers van het systeem oneerlijk zijn en dus fraude zullen plegen (zonder daarbij te kijken of dat bewuste fraude is of is ontstaan vanuit de gecompliceerdheid van het systeem), moet uiteraard ook een subsysteem worden opgezet dat er op toeziet dat er geen FRAUDE wordt gepleegd en, daar waar dat wel gebeurd (alweer: zonder te kijken of dat bewuste fraude is of is ontstaan vanuit de gecompliceerdheid van het systeem) actie te ondernemen.
Dat laatste subsysteem resulteert direct in een vierde subsysteem dat, bij geconstateerde fraude (alweer: zonder te kijken of dat bewuste fraude is of is ontstaan vanuit de gecompliceerdheid van het systeem) te bepalen of en in hoeverre er een STRAFOPLEGGING noodzakelijk of gewenst is.
Dit alles leidt uiteindelijk tot het (althans in dit voorbeeld) laatste subsysteem: als leden van de maatschappij in de problemen komen, dankzij de regelingen, dan kunnen die leden van de maatschappij niet aan hun lot worden overgelaten maar moet er een regeling beschikbaar zijn, een subsysteem, dat de betreffende leden van de maatschappij helpt uit die problemen te komen, een PROBLEEMOPLOSSEND systeem (dat echter niet kijkt naar de basis van het probleem maar juist naar de problemen ontstaan VANUIT het systeem). Dat, door de wijze waarop systemen werken, een systeem NOOIT probleemoplossend kan zijn (hooguit pleisters op de wonde kan leveren) leidt er toe dat gebruikers van die ‘probleemoplossende systemen uiteindelijk alleen verder verstrikt raken in de systemen en aanvullend ook nog eens verstrikt raken in de zogenaamde ‘probleemoplossende systemen’ waardoor per saldo de situatie steeds meer uitzichtloos wordt.
Waarom worden die systemen dan ingezet
Wetende dat het creëren van systemen uiteindelijk niet zal leiden tot oplossingen en het buitenspel zetten van de maatschappij, roept dat de vraag op waarom dan telkens weer systemen worden opgezet.
De oorzaak daarvan is (veelal) gelegen in het vanuit EGO acteren van hen die deze systemen opzetten: Ervan uitgaande dat er een probleem is (wat veelal nog maar de vraag is) creëert een poppetje een systeem om daar een pleister op te plakken. Het poppetje in kwestie wordt daarvoor hogelijk gewaardeerd want het poppetje heeft immers een probleem opgelost (niet werkelijk maar daar kijken de andere poppetjes niet naar en zelfs de gebruikers van dat systeem zullen daar, doordat zij afhankelijk zijn geworden van dat systeem, niet naar kijken).
Naarmate het poppetje in staat blijkt steeds meer (schijnbare) problemen op te lossen door het ontwikkelen en starten van systemen, zal het poppetjes steeds meer gewaardeerd worden wat uitmond in hogere posities en meer inkomen. In wezen stimuleert hier het systeem van systemen het ontwikkelen van meer systemen (met daaraan gekoppelde beloning van de poppetjes die die systemen ontwikkelen) en groeit het poppetje door naar functies die het poppetje in staat stellen steeds meer systemen te ontwikkelen terwijl het poppetjes zelf ervan overtuigd is dat het poppetje dat doet ten gunste van de gebruikers van die systemen en niet (meer) begrijpt dat het poppetje daarmee juist de gebruikers van die systemen steeds afhankelijker maakt van systemen.
Dit systeem wordt verder bevorderd door het gegeven dat de maat-schappij is verworden tot een ik-schappij waarbinnen de maatschappij niet meer de zorg voor de leden van de maatschappij draagt maar die overlaat aan de systemen terwijl de poppetjes die deze systemen ontwikkelen te weinig meer kijken naar de effecten van de door hen opgezette systemen en uitsluitend acteren op basis van de ontvangen beloningen (ik-schappij). Dat er, vanuit de poppetjes, doorgaans gewerkt wordt vanuit de beste intenties heet daarmee haar waarde verloren: het uitgangspunt (het oplossen van problemen vanuit de beste intenties) verword uiteindelijk tot het niet meer kijken naar de problemen op zich maar naar hoe, via het plakken van pleisters op pleisters, er iets ontstaat dat (schijnbaar) een soort discutabel evenwicht doet ontstaan waarbij gerapporteerd kan worden dat het ‘probleem’ is opgelost.
EGO versus ECO
In het bovenstaande wordt gesproken over EGO. Voor de helderheid: In dit document wordt EGO gebruikt als het zichzelf boven alle anderen plaatsen in een driehoek (plat vlak). Door het jezelf boven alle anderen plaatsen, wat uiteraard alle andere poppetjes in het systeem voor zichzelf ook doen, is duidelijk dat er geen enkele binding, samenhang, verantwoordelijkheid van het IK (EGO) ten opzichte van alle anderen bestaat: de ik-schappij.
Daar tegenover staat het ECO: Het jezelf plaatsen binnen een BOL-vorm (drie-dimensionaal), samen met alle anderen, waardoor ongekende mogelijkheden en ontelbare verbindingen en kansen ontstaan waarbij alle leden zich met elkaar verbonden voelen, zich voor elkaar verantwoordelijk voelen en er grote samenhang heerst ten opzichte van alle anderen: de maatschappij.
Als plaatje:
Systemen: gebrekkige/non-communicatie
Als we nu kijken naar de AARD van de verschillende subsystemen, dan zal het niemand verbazen dat de UITVOERING van die subsystemen neergelegd worden bij verschillende partijen (bijvoorbeeld ministeries, belastingdienst, gemeente, enzovoort) die onderling nauwelijks met elkaar communiceren en daarbij ook nog eens hun eigen invloed uitoefenen op het subsysteem i.c. de uitvoering ervan zodat al snel de samenhang van die verschillende systemen volkomen ondergesneeuwd raakt onder aanvullende regelgeving waarmee, in principe, sub-sub-systemen ontstaan.
Voor de helderheid: bij dit alles kijkt de maatschappij van een afstandje toe, gaat er van uit dat de systemen de problemen oplossen en voelt diezelfde maatschappij zich – buitenspel gezet door de systemen – in het geheel niet meer verantwoordelijk voor de problemen en in nog mindere mate voor de oplossing van die problemen. En zo zakt de maatschappij steeds verder weg in een ik-schappij die volkomen buiten de systemen (en daarmee buiten de problemen) staat en daar geen enkele binding noch verantwoordelijkheid voor voelt. Sterker nog: de ingezette systemen promoten juist dat de ik-schappij geen onderdeel is van de problemen en dus niets te maken heeft met de systemen.
Effecten systemen
De effecten en de (bijna desastreuze) werking van de systemen kunnen we momenteel heel goed zien in de gang van zaken rond het coronavirus en de bijbehorende maatregelen.
Waar de overheid (een eigen systeem binnen de veelheid van systemen) bepaald wat goed is (en wat niet) voor de maatschappij (eigenlijk: ik-schappij), op basis van invloeden en adviezen van organisaties als het RIVM, OMT en WHO (subsystemen binnen het systeem rond corona), zonder dat de maatschappij daar invloed op heeft (en in veel gevallen: zonder dat de maatschappij daar invloed op wil hebben omdat de maatschappij daarmee ook de verantwoordelijkheid overdraagt aan het systeem overheid – en dat ook gestimuleerd wordt vanuit het systeem) resulteert er in dat binnen de maatschappij ‘partijen’ ontstaan die elkaar, bijna te vuur en te zwaard, bestrijden en alleen het eigen-gelijk door willen drijven zonder nog open te staan voor andere standpunten en vooral: zonder nog enig respect op te kunnen brengen voor andere meningen en de dragers daarvan.
Nu is, uiteraard, de gang van zaken rond corona niet de eerste keer dat er bijna een loopgravenoorlog woedt maar in deze situatie is wel heel goed te zien hoe de systemen (waaronder de beleidsmakers) niet alleen geen aandacht hebben voor de situatie die binnen de maatschappij ontstaat maar er zelfs gebruik van maakt en diezelfde situatie in hoge mate aanwakkert (naarmate de maat-schappij/ik-schappij onderling meer vecht, kunnen de beleidsmaker vrijer hun gang gaan, volgens de oude Romeinse stelling: Verdeel en Heers). Dat daarbij het gevaar ontstaat, dat hebben we al gezien in de rellen, dat een klein vonkje het buskruit doet ontbranden, is iets dat het systeem volkomen ontgaat en sterker nog: er hooguit toe leidt dat het systeem meer subsystemen ontwikkeld om die rebellie de kop in te drukken.
Autonomisatie
Kenmerk van systemen is de wijze waarop systemen de neiging hebben in meerdere of mindere mate (meestal in meerdere mate) autonoom te worden.
Eenmaal gecreëerd, houden systemen zichzelf in hoge mate in stand en worden steeds zelfstandiger, sterker nog: subsystemen hebben de neiging te ontwikkelen tot systemen en sub-subsystemen hebben de neiging zich te ontwikkelen tot subsystemen. De oorzaak daarvan is gelegen in het gegeven dat, met het autonoom worden, systemen (subsystemen, sub-subsystemen) voor diverse taken eigen subsystemen en sub-subsystemen gaan ontwikkelen die volkomen buiten het bereik en de invloed van de poppetjes i.c. de organisaties staan die eerder het systeem hebben ingesteld.
Dat laatste, en de wijze waarop hierdoor het systeem autonoom wordt, is ook de reden waarom eenmaal ingestelde systemen niet (of nauwelijks) te beëindigen zijn (zelfs nauwelijks zijn bij te sturen); een eenmaal ingesteld systeem blijft bestaan en onttrekt zich aan de invloed van de poppetjes/organisatie die haar heeft ingesteld.
Bijgevolg ontstaat ook het probleem dat niemand, ook niet de poppetjes/organisatie die het systeem heeft ingesteld, nog in staat is het systeem weer te verwijderen, op te heffen, te beëindigen.
Ergo zal het geheel aan systemen steeds verder uitbreiden en steeds meer invloed/macht krijgen terwijl de mens, als speelbal van die systemen, steeds meer buiten spel wordt gezet.
Natuurlijk zal hier en daar invloed worden uitgeoefend op een of meer systemen en er wellicht (vaak marginale) wijzigingen op worden losgelaten maar dat zal zelden of nooit leiden tot het verdwijnen van een (individueel) systeem.
Verkiezingen
Op dit moment staan we aan de vooravond van verkiezingen: de maatschappij kan weer nieuwe volksvertegenwoordigers kiezen en (tenminste een deel van de maatschappij) verwacht daarmee veranderingen te bewerkstelligen die mogelijk kunnen leiden tot een andere aanpak.
Niets is minder waar: na verkiezingen zal hooguit blijken dat de poppetjes (wellicht) gewijzigd zijn maar ALLE systemen zijn nog op hun plaats en werkzaam en DUS zal er niets veranderen (zie hierboven onder “Autonomisatie”).
De (eventuele) nieuwe poppetjes worden direct opgescheept met een bolwerk aan systemen waar ze op geen enkele wijze verandering in kunnen aanbrengen als de maatschappij haar verantwoordelijkheden blijft afschuiven.
Dat klinkt bijna als een doemscenario en helaas valt er niet veel anders te concluderen dan dat het dat ook (in de basis) wel is.
Zolang de rotte basis niet wordt opgeruimd, kan niemand (ook nieuwe poppetjes in de regering niet) de systemen veranderen of nog beter: afdanken.
Prijs
Nu denken alle gebruikers van systemen (en zelfs de ontwikkelaars van systemen) dat al die systemen GRATIS zijn.
Niets is minder waar; elk systeem dat wordt ingesteld moet worden betaald en de rekening die daarbij ontstaat wordt voorgelegd aan de maatschappij in het geheel (en bij een aantal systemen zelfs individueel aan alleen de gebruikers).
Poppetjes/organisaties die systemen instellen beschikken zelden over ‘eigen’ geld (neem bijvoorbeeld de overheid die geen eigen middelen heeft maar die middelen HAALT bij iedereen, en alle bedrijven, die valt/vallen onder die overheid), terwijl het systeem uiteraard wel geld kost.
Om die kosten te kunnen voldoen (en bijvoorbeeld om die subsidies en toeslagen te kunnen uitkeren) haalt de insteller van het syteem geld op bij een ieder waarop het systeem van toepassing is of zelfs bij elke ‘onderdaan’.
De prijs die betaald moet worden, is uiteraard veel hoger dan hetgeen de insteller i.c. het systeem uitkeert omdat de organisatie van het systeem (de poppetjes binnen het systeem en eventuele subsystemen en sub-subsystemen) ook betaald moeten worden.
Dat maakt, dat het veel goedkoper zou zijn voor de maatschappij om zelf de problemen op te lossen (omdat dan al die toegevoegde kosten niet bestaan) in plaats van het laten oplossen (voor zover dat daadwerkelijk plaats vind) van problemen middels systemen. Juist doordat de maatschappij is verworden tot ik-schappij, lukt het niet meer om zonder systemen problemen op te lossen en is de enige keuze de, in toenemende mate kostbare, systemen actief te maken. Schijnbaar voordeel hierbij voor de ik-schappij is, dat de ik-schappij daarmee ook geen verantwoordelijkheid meer draagt voor die oplossingen (en voor de leden van de maatschappij die noodzakelijkerwijs zijn aangewezen op die systemen) terwijl gelijktijdig het nadeel ontstaat dat de gehele ik-schappij steeds sterker individualiseert en de individuele leden van de ik-schappij steeds minder verantwoordelijkheid voelen voor hun mede leden van de maatschappij.
Is er dan geen verandering mogelijk
Zeker wel maar die verandering moet vanuit individuele personen, ongeacht of ze binnen de systemen (als ‘luis in de pels’) of buiten de systemen (als dissident) functioneren, worden geïnitieerd.
Naarmate steeds meer personen inzien dat het bolwerk van systemen, zoals het nu is ontstaan, niet werkt en hun hart, hun gevoel, hun intuïtie, gaan volgen, zal uiteindelijk, en helaas zal dat heel lang duren, een verandering ontstaan. Probleem daarbij is, dat diezelfde personen maar al te gemakkelijk stuk lopen, te weinig verandering zien en opgeven, dusdanig tegengewerkt worden dat ze het opgeven of zelfs gedwongen worden te stoppen met tegenwerking.
Helaas hebben de systemen die nu in gebruik zijn, enorm veel subsystemen en sub-subsystemen ter beschikking om personen, die wel willen werken aan verandering (de ‘luizen in de pels en de dissidenten, wat de systemen betreft), te dwingen in het gareel te lopen en de systemen te blijven volgen. De kleine, maar hopelijk groeiende, groep personen die ‘wakker zijn geworden’ en verandering nastreven, ook al zal dat langzaam en moeizaam gaan, moet hierbij de uitdaging aangaan om niet alleen vol te blijven houden maar vooral ook ‘bij zichzelf te blijven’, te accepteren DAT het langzaam en moeizaam zal gaan, en daarmee uiteindelijk een aanzet te geven om een betere wereld (ook al zal zich dat vooralsnog beperken tot delen van de maatschappij) door te geven aan volgende generaties.
Het werk (lees: idealisme) ligt er en het zal veel energie kosten om uit te voeren maar het resultaat zal overeenkomstig zijn, althans: dat is wat ik verwacht van de toekomst.
Nico Smits, © 21-2-2021
Wetenschap? Statistiek?
Bij veel berichten op facebook en LinkedIn, om maar niet te spreken van uitspraken van beleidsmakers, ‘wetenschappers’, ‘deskundigen’ en wat dies meer zij, kruipt telkens weer een glimlach om mijn mond.
Zeker in het huidige corona-tijdperk komt dat regelmatig voor.
Steeds weer zie ik diverse groeperingen beweren dat zaken ‘wetenschappelijk bewezen moeten zijn of bewezen zijn’, ‘wetenschappelijke onderbouwing moet worden gegeven’, verwijzingen naar ‘wetenschappelijk materiaal’ en ga zo maar door.
Opmerkelijk genoeg, zelfs vanuit wetenschappelijke bronnen (‘wetenschappers’, artsen, allerlei -logen, enz) maar uiteraard ook vanuit niet-wetenschappelijke bronnen, bedoeld men in heel veel gevallen helemaal geen ‘wetenschap’ maar bedoeld men ‘statistiek’. Dat die twee regelmatig door elkaar gehaald worden is op zich niet zo ernstig maar het zegt veel over de verwarring die hierover bestaat, de waarde van het gevraagde materiaal en de verwarring rond het materiaal dat beschikbaar is.
Wetenschap
Op zich is wetenschap een vrij simpel begrip: wetenschap probeert een antwoord te geven op een specifieke vraag in de vorm van een wetmatigheid (beetje kort door de bocht maar daarmee wel helder).
Als startpunt wordt een hypothese opgesteld (zeg maar een vraag geformuleerd met een mogelijk antwoord) waarna wordt geprobeerd die vraag te beantwoorden op een wijze die altijd van toepassing is (wetmatigheid) en een rationele verklaring geeft voor een veelvoud van verschijnselen (theorie). Om een antwoord te vinden wordt onderzoek gedaan (empirisch). De uitkomsten worden gepubliceerd en staan bloot aan weerlegging (falsificatie) of worden vanuit diverse onderzoeken bevestigd waarna consensus ontstaat.
Uiteraard moeten de randvoorwaarden helder beschreven zijn omdat die aangeven binnen welke grenzen het onderzoek is uitgevoerd en welke grenswaardenzijn gesteld aan het antwoord.
Doorgaans wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘gouden standaard’ (waarbij controle onderzoek wordt gebruikt) om uit te sluiten dat andere zaken het resultaat van het onderzoek hebben beïnvloed (of dat er juist geen verschil is tussen het onderzoek en bijvoorbeeld niets doen).
Zo kan men bijvoorbeeld onderzoeken bij welke druk een staaf staal (van een standaard afmeting, bij een bepaalde temperatuur, in bepaalde omstandigheden), van een gegeven staalsoort/samenstelling, bezwijkt/breekt.
Na meerdere proeven komt waarschijnlijk vast te staan dat een dergelijke standaard staaf staal (gegeven de voorwaarden) bezwijkt/breekt bij een bepaalde kracht (met een zeer kleine deviatie/afwijking) die er op wordt uitgeoefend.
ECHTER: die wetmatigheid geldt uitsluitend voor staal van die soort! Op het moment dat er andere voorwaarden (bijv. temperatuur, samenstelling, afmeting, enz) gaan gelden, klopt de uitkomst niet meer. We kunnen echter wel, van die specifieke staalsoort ‘voorspellen’ wanneer deze zal breken bij andere afmetingen
Daarmee is direct al vast te stellen dat wetenschap uitsluitend van toepassing kan zijn op DOOD materiaal waarbij we een enkele factor kunnen onderzoeken (omdat alle andere factoren als randvoorwaardelijk worden vastgelegd).
Op het moment dat meerdere (bijvoorbeeld in levend materiaal als bijvoorbeeld een mens) factoren invloed uitoefenen en NIET kunnen worden uitgesloten (of worden gestandaardiseerd) door het vastleggen van randvoorwaardelijkheden, is wetenschap NIET bruikbaar. In dat geval kunnen we uitsluitend gebruik maken van STATISTIEK.
Nu vormt statistiek natuurlijk wel een stuk GEREEDSCHAP van wetenschap maar als gereedschap is het uitsluitend geschikt voor het verwerken van gegevens en NIET voor het trekken van (wetenschappelijke) conclusies.
Statistiek
Statistiek is, heel basaal, niet veel meer dan het verzamelen van een grote hoeveelheid gegevens en van daaruit vaststellen dat een zekere gebeurtenis WAARSCHIJNLIJK van toepassing is binnen de hoogste en laagste gevonden waarden.
Op het moment dat er meerdere factoren invloed uitoefenen op de uitkomst en die factoren niet uit te sluiten zijn, valt, ongeacht het aantal onderzoeken/proeven, nooit een wetmatigheid vast te stellen omdat in die wetmatigheid zoveel factoren moeten worden meegenomen, dat de uitkomst zinloos is geworden.
Als we weer even kijken naar het vraagstuk rond de druk waarbij staal breekt, kunnen we eenvoudig ALLE soorten staal aan dezelfde proef onderwerpen. We bezitten dan gegeven die (nog steeds) aangeven dat een standaard staaf staal (gegeven de voorwaarden) van een bepaalde samenstelling bezwijkt/breekt bij een bepaalde kracht (met een zeer kleine deviatie/afwijking) die er op wordt uitgeoefend.
Statistisch kunnen we dan vaststellen dat stalen staven (van een standaardafmeting) bezwijken/breken onder een druk liggend tussen de laagste en de hoogste waarde. ECHTER: Dat zegt NIETS over stalen staven in het algemeen, en zeker niet als de samenstelling niet bekend is en we kunnen in veel mindere mate voorspellen wanneer staal van andere afmetingen zal bezwijken/breken onder welke druk omdat de spreiding in deze situatie steeds groter zal worden.
Doordat we nog steeds te maken hebben met DOOD materiaal, valt er nog een zekere uitkomst te vinden omdat het aantal factoren dat invloed uitoefent nog beperkt is.
Stel je nu eens voor dat het aantal beïnvloedende (en niet uitsluitbare) factoren veel groter is dan in dood materiaal, zoals dat het geval is in LEVEND materiaal. Ons lichaam bestaat uit miljoenen cellen waarbinnen duizenden processen gelijktijdig plaats vinden, of juist niet, (die we niet kunnen uitsluiten en ook niet kunnen standaardiseren).
Verschil tussen wetenschappelijk en statistisch onderzoek
Het grootste en meest belangrijke verschil tussen wetenschappelijk en statistisch onderzoek is wel gelegen in het feit dat wetenschappelijk onderzoek al kan worden uitgevoerd in (relatief) kleine aantallen (weinig gegevens) terwijl statistisch onderzoek alleen relevant kan zijn in grote aantallen (veel gegevens) waarbij alle mogelijke factoren worden vastgelegd omdat de resultaten uitsluitend enige zin hebben in context met alle factoren die er op van invloed zijn.
Waar, bij wetenschappelijk onderzoek, soms minder dan 10 onderzoeken tot een significant resultaat kunnen leiden en een wetmatigheid kunnen aantonen, zijn bij statistisch onderzoek vaak honderduizenden onderzoeken nodig om tot een (nog steeds heel brede) conclusie te kunnen komen.
Het is dan ook een gegeven dat als, bij statistisch onderzoek, slechts een enkele factor uit het statistisch onderzoek naar voren wordt gehaald/wordt bezien, dat resultaat bij voorbaat volkomen zinloos en niets-zeggend is aangezien dat resultaat buiten het verband met de context geen reële informatie verschaft.
Maar nu het menselijk lichaam
Stel dat er 1000 processen wel of niet gelijktijdig kunnen plaatsvinden die allemaal invloed uitoefenen op het eindresultaat (aangezien alle cellen direct of indirect met elkaar in contact staan, zullen al die wel of niet plaats vindende processen invloed uitoefenen).
Dat zou betekenen dat er 1000 tot de 1000-ste macht – 1 (10001000-1) mogelijkheden bestaan die invloed uit oefenen. Het zal helder zijn dat hier geen wetenschappelijk onderzoek op mogelijk is omdat het aantal variaties veel te groot is en er geen enkele wetmatigheid te vinden is.
Tel daarbij op dat ons lichaam het product is van een jarenlange ontwikkeling (afhankelijk van hoe oud je bent). Tijdens die ontwikkelingsperiode zullen sommige processen sterker worden terwijl andere juist afnemen of misschien wel helemaal verdwijnen. Zoveel mensen als er zijn op Aarde, zoveel verschillende combinaties (waarmee rekening moet worden gehouden) zullen er bestaan.
Hoe vaak ook beweert wordt dat ‘wetenschappelijk onderzoek’ heeft aangetoond dat een bepaalde behandeling, medicijn (enzovoort) een bepaalde werking heeft bij gebruik door (een random of juist specifieke groep) mensen (of dieren, planten, alle andere levende systemen) dan nog is dat ONZIN.
HOOGUIT kan zijn vastgesteld dat STATISTISCH (binnen gegeven grenzen) de WAARSCHIJNLIJKHEID is gevonden dat een bepaald iets binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde omstandigheden mogelijk/waarschijnlijk een bepaalde werking heeft (bij een random of specifieke groep), waarbij moet zijn aangegeven wat de groepsgrootte was, enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Het aardige is, dat iedereen die dit resultaat wil aanvechten, alleen maar het statistisch onderzoek hoeft te herhalen, net zolang tot de resultaten dusdanig afwijken dat de eerder gevonden resultaten niet meer kloppen (hetgeen vrij eenvoudig is aangezien de samenstelling van de onderzoeksgroep, ook al zou die random zijn, de uitkomst bepaald en het kiezen van een random groep uit het ene of uit het andere land zou de resultaten als falsificeren).
Neem bijvoorbeeld vaccinonderzoek. Hiervoor worden doorgaans gezonde mannen van rond de 30 jaar voor gebruikt. Een groep van 10.000 mannen zou al voldoende zijn (zie de coronavaccins) om een vaccin goedgekeurd te krijgen.
HOE bepaal je nu of dat vaccin werkt? De enige correcte weg zou zijn, vooraf vast te stellen dat die 10.000 mannen gezond zijn, ze vaccineren en daarna besmetten met het virus. Maar ja … Dat MAG NIET.
Vanaf dat moment zijn de resultaten al weinig zinvol meer: je kunt namelijk wel testen of die mannen gezond zijn als ze binnen komen maar wie zegt dat ze na vaccinatie besmet worden? En wie zegt dat hun immuunsysteem niet zo goed is dat ze helemaal niet ziek worden na besmetting (ook zonder vaccin). En wie zegt, dat niet een van die andere 1000-den factoren maakt dat ze niet ziek worden (ook zonder dat vaccin). En ga zo maar door.
En dan de volgende stap: in hoeverre is het gevonden resultaat toepasbaar op mensen van een andere leeftijd, een andere achtergrond, betere of slechtere hygiëne/eten/buitenlucht/enz???
Het huidige angst-tijdperk
En toch menen al die vaccinfabrikanten te kunnen melden dat hun vaccin 70% werkzaam is!
Op WAT dan, onder welke omstandigheden, enzovoort?
Als we daarnaast zetten dat meer dan 98% van de mensen weinig last heeft van het virus en maar een paar tienden-procenten komt te overlijden … WAT is dan de waarde van dat STATISTISCH materiaal (want DAT is het, het is GEEN wetenschappelijk materiaal).
Nog erger wordt het, als we kijken naar de bijwerkingen. Per definitie (dat zijn afspraken die gemaakt zijn) hoeven bijwerkingen alleen gemeld te worden als ze levensbedreigend zijn of als ze vaker dan een bepaald aantal malen in de testgroep voorkomen. Als er dus een lijst is van 25 mogelijke bijwerkingen, dan kan het best zijn dat de complete lijst wel 200 bijwerkingen omvat maar … DAT weet je dus niet.
Daarbij geldt, dat die bijwerkingen van toepassing zijn op de testgroep (gezonde, ongeveer 30-jarige mannen) maar er is weinig tot niets bekend hoe en hoeveel bijwerking er zijn in andere leeftijdscategorieën en bijvoorbeeld vrouwen, of mensen met andere aandoeningen, daar is immers geen onderzoek naar gedaan (en dat schijnt ook niet te hoeven).
Zowel fabrikanten als overheid (??? Alsof die er iets van weten) geven aan dat de vaccins veilig zijn en goed werken. En blijkbaar vraagt niemand zich af WAAROP zij die bewering baseren.
Het enige onderliggend materiaal is, op z’n best, statistisch onderzoek onder een specifieke testgroep! En zelfs daar is al een enorme lijst aan bijwerkingen geconstateerd waarbij je je nog moet afvragen hoe goed is gekeken naar die bijwerkingen en vooral: gedurende welke periode die bijwerkingen zijn geconstateerd. Zeker met een nieuw vaccin, zoals die tegen corona (een volkomen nieuwe techniek zelfs), zou je minimaal de testgroep meerdere jaren moeten volgen om ook de bijwerkingen op langere termijn te kunnen vaststellen. Je zou zelfs meerdere testgroepen moeten gebruiken om daarna de resultaten van verschillende testgroepen te vergelijken om te bepalen of de resultaten wel herhaalbaar zijn (geen eenmalig resultaat) en daarna nog testgroepen van verschillende leeftijden en geslacht om te bepalen of daar verschillen bestaan.
En dan nog weet je de effecten niet op mensen met onderliggend lijden (blijkbaar is zelfs niet getest wat de gevolgen zijn als de vervoer/bewaartemperatuur niet gehaald wordt maar het vaccin daarna wel gebruikt wordt).
Kortweg samengevat
Als het resultaat van onderzoek is vervat in een STATEMENT (een ‘ZEKERHEID’: als ‘dit’ dan – altijd – ‘dat’), dan KAN het wetenschappelijk bewezen zijn.
Als het resultaat ONZEKERHEDEN bevat (in een testgroep van xxxxx onder zekere omstandigheden hebben we geconstateerd dat een bepaald percentage een bepaald resultaat gaf), is het BIJNA ALTIJD een statistisch onderzoek. Immers: in een anders samengestelde testgroep en/of onder andere omstandigheden kan het resultaat volkomen afwijken van het resultaat dat eerder gevonden werd ofwel: het onderzoek (de data) toont absoluut niet aan dat ALTIJD hetzelfde resultaat verkregen zal worden, in tegendeel, het geeft juist een SPREIDING aan (doorgaans zijn er een minimale en maximale waarde bepaald die leiden tot een GEMIDDELDE).
Helaas is dus ALTIJD het onderzoeksmateriaal (de data) en/of de publicatie nodig om te bepalen of het nu om wetenschappelijk of statistisch onderzoek gaat. Het is nu eenmaal zo dat veel wetenschappers, op basis van statistisch materiaal, een statement afgeven en zeker de belanghebbenden (bv het farmaceutisch bedrijf) zal het resultaat neerzetten als een statement omdat anders niemand in het verhaaltje trapt. Kijk bv naar de resultaten van het onderzoek van de coronavaccins: de fabrikanten geven een statement uit dat het vaccin 70% werkzaam is MAAR dat statement is gebaseerd op de statistische resultaten van een onderzoek in een groep van 10.000 gezonde mannen van ongeveer 30 jaar. ELKE andere testgroep kan (en ZAL hoogstwaarschijnlijk) een ander percentage als resultaat opleveren, het is zelfs waarschijnlijk dat, als de testgroep in deelgroepen verdeeld was, de verschillende deelgroepen een verschillend resultaat te zien gaven maar DAT wordt niet gepubliceerd. Dit is dus GEEN wetenschappelijk bewijs maar een (zelfs anekdotisch) statistisch resultaat dat geen enkel hard bewijsmateriaal bevat; in de ene groep kan het resultaat 100% zijn en in de andere groep 0% en in weer andere groepen ergens daar tussenin…
Per definitie kan gesteld worden dat, als het onderzoek levend materiaal betreft (ongeacht of het eencelligen of mensen betreft; bij eencelligen ‘lopen’ minder beïnvloedende processen terwijl bij mensen enorm veel processen ‘lopen’) het ALTIJD statistisch onderzoek is en NOOIT wetenschappelijk onderzoek omdat de resultaten NOOIT met zekerheid vast te stellen zijn (er is bijvoorbeeld NOOIT met zekerheid vast te stellen of een medicijn de genezing heeft veroorzaakt of dat het zelf-herstellend vermogen die genezing heeft veroorzaakt; hooguit kan, op basis van BIJWERKINGEN worden bepaald dat het medicijn IETS doet in het lichaam maar het blijft de vraag of dat iets met genezing te maken heeft).
Conclusie
Als wetenschappelijk onderzoek niet mogelijk is (zoals bijvoorbeeld in levend materiaal) dan is statistiek een mogelijkheid om toch informatie te verkrijgen en tenminste (binnen heel veel grenzen) conclusies te kunnen trekken en voorspellingen te doen alleen zijn zowel de conclusies als de voorspellingen in hoge mate onnauwkeurig.
Het is dan ook verbazingwekkend dat statistisch onderzoek van een vaccin gemaakt met een volkomen nieuwe techniek toegelaten wordt voor menselijk gebruik terwijl er eigenlijk nog NIETS bekend is.
Sterker nog: het is ongehoord dat allerlei beschikbare behandelingen kortweg naar de prullenbak zijn verwezen terwijl daar veel meer over bekend is, en veel minder bijwerkingen bekend zijn, en de vooruitzichten veel positiever zijn (waarvan nu ook steeds meer blijkt dat die behandelingen wel degelijk waardevol zijn).
Het is, mijns inziens, te eenvoudig om iedereen die hierover nadenkt of vragen stelt, uit te maken voor ‘wappie’ of ‘complottheorist’. Het siert niemand, en het levert niets op, om dit soort uitingen te gebruiken en te roepen om ‘wetenschap’ als gelijktijdig in diezelfde aangeroepen wetenschap JUIST het betwijfelen van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek een van de meest belangrijke pijlers van het bedrijven van ‘wetenschap’ is; en DAT is wat juist die ‘wappies’ en ‘complottheoristen’ doen; vragen stellen, in twijfel trekken, antwoorden zoeken. Zolang dat wordt afgedaan met ‘wappies’ of ‘complottheorie’ vloeken de gebruikers van die termen in de eigen wetenschappelijke kerk: ze zagen de poten/basis onder datgene (de stoel) waarom ze vragen in grote halen af.
“Gelukkig” is, sinds begin 2021, het experiment gestart dat moet aantonen wat de vaccins nu wel, of niet, doen en hoeveel bijwerkingen er ontstaan op korte en lange termijn. “Gelukkig” zijn er duizenden Nederlanders die zich geheel vrijwillig beschikbaar hebben gesteld als labrat, ja zelfs bijna vechten om een spuit te mogen krijgen. Van alle kanten worden bijwerkingen gemeld … maar volgens de deskundigen zijn die (zonder dat daar onderzoek voor nodig schijnt te zijn) “gelukkig” niet te wijten aan het vaccin, dat is wel erg prettig.
Maar helaas, als ik als ‘wappie’ zijnde vragen stel, krijg ik nog steeds geen antwoorden; ik krijg niet het echte cijfermateriaal te zien, enorme hoeveelheden onderzoeksmateriaal (ook al is dat statistisch) wordt achter gehouden, we worden nog steeds begraven onder maatregelen waarvoor geen enkel bewijs bestaat dat ze tot enig resultaat leiden, organisaties die zouden moeten adviseren goochelen met cijfers en geven antwoord op niet gestelde vragen en geen antwoord op gestelde vragen, heel Nederland (i.c. de hele wereld) is een testlaboratorium geworden en niemand weet wat de resultaten zullen zijn … potverdorie … daar begin ik toch opeens aan een complot te denken (niet omdat ik dat zo graag wil maar omdat iedereen waarvan ik als Nederlander antwoorden verwacht, die antwoorden weigert te geven).
Nico Smits, © 23 februari 2021
NB: het blijkt nog best lastig om te laten zien wat het verschil tussen wetenschappelijk en statistisch onderzoek is omdat het vooral gaat om definities van begrippen en semantiek. Er is bijna een intuïtief begrip nodig om die twee te scheiden. Dat statistiek niet meer is dan een stuk gereedschap binnen wetenschappelijk onderzoek om data te verwerken zodat het resultaat gevonden kan worden is eenvoudig te zeggen maar moeilijk uit te leggen.
[ je kunt een PDF van deze blog >> HIER << downloaden ]
Hoe leg je een pro-vaxer uit dat vaccinaties niet (kunnen) werken zoals er van verwacht wordt
Je kunt een poging doen maar over het algemeen is het verloren tijd die je beter kunt besteden.
Benodigde basiskennis
Begin de pro-vaxer te vragen of deze
- een redelijke kennis heeft van de werking van het menselijk lichaam EN
- een redelijke kennis heeft van de werking van het immuunsysteem en hoe dit reageert.
Als op een van beide vragen ontkennend wordt geantwoord kun je stoppen met je uitleg: deze pro-vaxer zal nooit (kunnen) begrijpen dat vaccinaties niet (kunnen) werken omdat hem/haar de daarvoor benodigde basiskennis ontbreekt: Het is volledig verloren tijd om te pogen deze pro-vaxer iets bij te brengen.
Om verdere frustratie over het onbegrip van deze pro-vaxer te voorkomen, wens je hem een gezonde toekomst en neem je afscheid.
Als de vragen positief worden beantwoord, kun je voorzichtig verder gaan.
Vergelijking met een andere vorm van vaccinatie: een doorn-prik
Vraag de pro-vaxer of deze de plant Berberis Vulgaris kent.
Berberis is een plant met forse dorens die een melkachtig giftig sap afscheid. Deze plant wordt veel gebruikt als erfafscheiding en inbraakbeveiliging omdat de dorens gemakkelijk door kleding heen steken waarbij het topje afbreekt en de melkachtige substantie in het lichaam terecht komt. In kinderrijke omgevingen wordt afgeraden deze plant te gebruiken.
Steken van berberisdorens resulteren in een vrij snelle afweerreactie van het lichaam, er ontstaat heel snel een rode plek met een bultje en na enige tijd kan er een ontstekingsreactie ontstaan waarbij pus uit dat bultje komt, er kan zelfs koorts ontstaan doordat het lichaam enorm veel moeite moet doen om afweerstoffen aan te maken en het gif te bestrijden.
Iemand met de hierboven gevraagde kennis zal hierin een normale lichamelijke-/immuniteitsreactie herkennen die volkomen gelijk is aan de meest voorkomende bijverschijnselen van een vaccinatie. De overeenkomst is treffend en niet te ontkennen.
Meerdere doorn-prikken
Als het lichaam, min of meer gelijktijdig, meerdere doornprikken ontvangt, zal uiteraard de lichamelijke/immuunreactie heftiger zijn, dat valt niet te voorkomen.
Echter, als na het overwinnen van de eerste doorn-prik het lichaam nogmaals een doorn-prik ontvangt, zal de reactie milder zijn (dat komt helemaal overeen met de normale reactie), immers; er is al een antistof beschikbaar tegen het doorn-gif.
Wordt het lichaam, bijvoorbeeld van een bijzonder hardleerse inbreker, tijdens het gevecht tegen het doorn-gif nogmaals gestoken, dan kan zogenaamde ‘opstoot’ ontstaan; het lichaam kan in dat geval de overweldigende aanval niet aan en gaat in overreactie waardoor ernstige reacties, hoge koorts, uitslag en zelfs anafylactische shock kan ontstaan.
Houdbaarheid van de antistof tegen het doorn-gif
Het zal helder zijn dat een ieder die zich eerder heeft geprikt aan een berberis en daarop de hierboven vermelde minder prettige reactie kreeg, zal proberen te voorkomen dat er nogmaals een doorn-prik optreed.
Bijgevolg zal de antistof tegen het doorn-gif na enige (relatief korte) tijd afgebroken worden en hopelijk de onfortuinlijke geprikte persoon weer gezond verder leven.
Samenstelling en onscheidbaarheid van een mix
Neem nu een rauw ei, een kopje en een vork. Sla het ei kapot in het kopje en kluts het, met de vork, goed door elkaar. Vraag daarna de pro-vaxer om het eigeel uit het kopje te vissen. Elk normaal mens zal aangeven dat dit niet lukt.
Klust nu achtereenvolgens nog wat andere ingrediënten door het geklutste ei; je kunt kiezen voor wat formaldehyde (voor de houdbaarheid), wat vulmiddel (bijvoorbeeld zout of suiker), wat aluminiumzout als je dat toevallig hebt (om de werkzaamheid en reactie te versterken) en een conserveringsmiddel.
Ten slotte voeg je een heel klein mespuntje nootmuskaat toe; dat staat voor het verzwakte of dood virus dat bestreden moet worden. Kluts goed en vraag nogmaals of de pro-vaxer dan in ieder geval in staat is om de nootmuskaat (staat voor het virus) uit deze mix (zooi) te halen. Ook hier zal een normaal mens antwoorden dat dit niet mogelijk is.
Dit is gelijk aan de samenstelling van een vaccin: er zitten een heleboel componenten in maar die zijn niet meer te scheiden. Ook ons lichaam is niet in staat deze te (onder-)scheiden.
NB: Op het punt “Ook ons lichaam is niet in staat deze te (onder-)scheiden” kreeg ik via facebook als reactie dat hier geen (wetenschappelijk) bewijs of bron voor te vinden is. Ik heb daar als volgt op geantwoord:
Het FEIT dat je er nog nooit iets over hebt gelezen legt al de basis voor het BEWIJS dat het lichaam hier NIET toe in staat is. Immers: als het lichaam dit (scheidend vermogen) zou kunnen (bezitten), dan hadden farmaceuten/vaccinfabrikanten (kortweg farma’s) dit allang als bewijsmateriaal gedeponeerd; het zou immers bewijzen dat hun gif werkt en doet wat er verwacht word namelijk het produceren van antistoffen tegen het virus (en antistoffen tegen alle andere componenten in het vaccin). Daarmee zouden de farma’s hele hoge ogen gooien en dat breed uit gebruiken in hun campagnes terwijl het FEIT dat ze dat niet doen al aangeeft dat dit dus niet gebeurt.
Gelijktijdig mag je stellen dat ik, met deze uitspraak in de basis een HYPOTHESE neerleg die, zolang deze niet is weerlegd, geldig is tot deze bewezen is. En waarom ook niet: Tot op de dag van vandaag worden nog steeds, ruim 50 jaar, vaccinaties uitgevoerd op basis van een hypothese, jawel: vaccinaties zijn nog NOOIT bewezen en dus is het enige waarop het gehele vaccinatie-circus berust de hypothese waarmee men destijds is gestart.
#1: Het FEIT dat bij vaccinatie allerlei verschillende en oncontroleerbare BIJWERKINGEN optreden, terwijl bij de natuurlijke besmetting GEEN bijwerkingen optreden, geeft al aan dat het lichaam niet goed in staat is met het (samengestelde) ingespoten gif om te gaan terwijl datzelfde lichaam bij een natuurlijke besmetting gewoon antistoffen aanmaakt en het virus bestrijd ZONDER extra problemen.
Uiteraard treden bij ziekten ook symptomen op, maar die zijn doorgaans beperkt in aantal en kenmerkend voor de specifieke ziekte terwijl bij vaccinaties reacties optreden die soms/doorgaans totaal niet herleidbaar zijn tot de ziekte waartegen wordt gevaccineerd.
#2: Het FEIT dat onderzoek heeft laten zien dat de antistoffen die het gevolg zijn van vaccinatie compleet VERSCHILLEN van de antistoffen die het lichaam aanmaakt bij een natuurlijke besmetting (daar is onderzoek naar gedaan, zoek even op Pubmed en in artikelen in The Lancet) laat nogmaals zien dat het lichaam NIET in staat is tot scheiding en het aanmaken van specifieke antilichaampjes tegen het component virus in het vaccin.
Nadat werd aangehaald dat het lichaam daar, bijvoorbeeld bij het verteringsstelsel, wel toe in staat is, heb ik nog toegevoegd dat ook in het verteringsstelsel geen scheiding kan worden gemaakt: het lichaam onttrekt stoffen aan de gehele voedingsbrij, zonder onderscheid. Zou dat onderscheid wel gemaakt kunnen worden dan zou het lichaam nooit voor het lichaam giftige stoffen onttrekken aan de voedingsbrij en daarmee zou bijvoorbeeld voedselvergiftiging in het geheel niet (meer) bestaan.
#3: Het FEIT dat de antistoffen na vaccinatie na relatief korte termijn verdwijnen uit het lichaam, ongeacht eventuele natuurlijke vervolg besmettingen door het (natuurlijke) virus toont aan dat die antistoffen NIET passen bij het natuurlijke virus. Zouden ze daar wel bij passen, dan zouden die antistoffen in het lichaam blijven zolang her-besmettingen optreden en (omdat ook de passende antistoffen tegen een natuurlijk virus na verloop van tijd verdwijnen) zouden na een nieuwe natuurlijke besmetting DEZELFDE antistoffen gevonden moeten worden. Daar waar natuurlijke besmetting antistoffen doet ontstaan klopt dat maar waar vaccinatie heeft plaats gevonden zijn de antistoffen na her-besmetting (na het verdwijnen van de eerste golf antistoffen) volkomen afwijkend (ook hier: zoek even in de ‘betrouwbare’ bronnen.
#4: Het FEIT dat na vaccinatie GEEN immuniteit optreedt, terwijl dat na een natuurlijke besmetting met het virus wel gebeurt, geeft al aan dat het ingespoten gif NIET leidt tot de aanmaak van de juiste antistoffen en het opnemen van de gegevens van het virus in de ‘bibliotheek van het immuunsysteem’ (het geheugen in de T-cellen). Het enige waarop de antistoffen die ontstaan na vaccinatie daadwerkelijk zullen reageren is op een nieuwe vaccinatie, met hetzelfde gif dat eerder werd ingespoten.
Terug naar een vaccin
Een vaccin is, hoewel daar wat meer chemie aan te pas komt, op dezelfde wijze opgebouwd als de hierboven beschreven mix. Ons lichaam is niet in staat de individuele componenten te onderscheiden. Als we dus dit vaccin (de mix) in een menselijk lichaam spuiten, zal dat lichaam reageren (met roodheid, een bult, een ontstekingsreactie en mogelijk koorts) op het samengestelde geheel (de mix) en NIET op alleen datgene waarop we een reactie zoeken, namelijk het verzwakte/dode virus.
De antistof die het lichaam zal produceren zal dus ook gericht zijn op de samengestelde stof (de mix) en NIET op een klein onderdeel daarvan; het virus! Gesteld dat je de geen van de ernstige bijwerkingen krijgt, en wellicht komt te overlijden, zal je lichaam bij de volgende vaccinatie snel reageren op de vaccinatiestof (de mix).
Houdbaarheid van de antistof tegen de mix
Gelijk aan de ‘houdbaarheid van de antistof tegen het doorn-gif’ zal de antistof binnen (relatief korte) termijn afgebroken worden, tenzij in de tussenliggende tijd een nieuwe vaccinatie wordt ontvangen.
Bij het ontvangen van een nieuwe vaccinatie zal (wellicht) de antistof gebruikt worden om de (nieuwe) vaccinatie te bestrijden.
Vanaf het moment dat geen vaccinaties meer worden ontvangen, zal de antistof worden afgebroken en niet meer beschikbaar zijn.
Hebben we nu immuniteit bereikt
NEE. Een korter antwoord is niet mogelijk maar enige toelichting is zinvol.
Aangezien de antistof na een (relatief korte) termijn wordt afgebroken en verdwijnt, verdwijnt daarmee ook de afweer tegen de vaccinatiestof (de mix). Bij een nieuwe vaccinatie begint het hele spel gewoon opnieuw.
Is er immuniteit tegen het virus opgebouwd?
Ook daar is het antwoord kort: NEE. Doordat het verzwakte/dode virus slechts een miniem onderdeel van de (niet scheidbare) mix was, is in het geheel geen afweer noch immuniteit opgebouwd tegen het virus. Hooguit mag je hopen dat bij een besmetting met het betreffende virus gedurende de tijd dat je nog antistoffen tegen het vaccin bij je draagt, je een milder ziekte verloop doormaakt maar daarvoor het je geen enkele garantie.
Dat betekend impliciet dat een persoon die is gevaccineerd maar waarvan inmiddels de antistof is afgebroken (bij de meeste vaccins tussen de 3 en maximaal 7 jaar) volkomen gelijk staat aan een NIET gevaccineerde persoon!
De enige wijze om afweer tegen het vaccin (de mix) in stand te houden is het regelmatig, voordat de antistoffen zijn afgebroken) her-vaccineren!
Opstoot bij vaccinatie
Een groot gevaar bij vaccinatie is het veroorzaken van ‘opstoot’ (zie ook ‘Meerdere doorn-prikken’).
Als de persoon die gevaccineerd wordt al ‘in gevecht’ is met het virus waarvoor deze gevaccineerd zal worden, bestaat grote kans dat een overreactie van het lichaam ontstaat. Ook al is het aandeel virus in het vaccin minimaal, dan nog kan het lichaam in zogenaamde ‘overdrive’ gaan met ernstiger reacties, allergische reacties en zelfs anafylactische shock. Kinderen, vooral kleine kinderen en zwakkere kinderen) kunnen hierbij grote schade oplopen en eventueel overlijden.
Om deze reden mag nooit iemand gevaccineerd worden die al ziek is of (mogelijk) besmet met het virus waartegen de vaccinatie bedoeld is.
Eventueel kan, indien daarvoor belangrijke redenen bestaan, in plaats van een vaccin een kind antistoffen toegediend krijgen (bijvoorbeeld als het leven op het spel staat) maar dit resulteert uiteraard niet in immuniteit en is minder goed werkzaam tegen het betreffende virus.
Hoe is immuniteit te bereiken
De enige weg om immuniteit te bereiken is het doormaken van de ziekte die het gevolg is van het virus.
Het virus behoort via de normale weg (doorgaans de luchtwegen) in het lichaam terecht te komen zodat niet een deel van het immuunresponssysteem buiten spel wordt gezet.
Uiteraard zal het lichaam reageren met een immuunreactie en antistoffen gaan aanmaken. In de tussenliggende tijd is het goed mogelijk dat de drager ziek wordt maar de ervaring leert dat ‘hoe besmettelijker het virus, des te minder ernstig de ziektereactie’. Zo zullen de meeste kinderziekten weinig tot geen reactie veroorzaken bij kinderen (wellicht een dagje wat koorts, maar zelden iets ernstigers).
Voordeel is; dat het lichaam niet alleen antistoffen aanmaakt, maar ook de informatie van het virus opneemt in de ‘bibliotheek’ van het immuunsysteem. Opname in de ‘bibliotheek van het immuunsysteem’ is het meest belangrijke onderdeel: bij een nieuwe besmetting zal namelijk de beschikbare informatie direct leiden tot aanmaak van antistoffen en daarmee de ziekte (het virus) snel bestreden worden. Sterker nog: door de beschikbaarheid van die informatie, zal het lichaam zelfs snel en adequaat reageren op mutaties van het virus waarvan de informatie beschikbaar is.
Doordat de informatie is opgeslagen en het lichaam sneller kan reageren is dat wat we noemen; levenslange immuniteit.
Heel lang bestond de gedachte dat de aanwezigheid van antistoffen in het lichaam de snelle reactie op een virus verklaard. Inmiddels is al geruime tijd wetenschappelijk vastgesteld adt aanwezige antistoffen niet of nauwelijks worden gebruikt om een (bekend) virus te bestrijden (hooguit zal het een eerste reactie veroorzaken); bij elke besmetting zal opnieuw antistof worden opgebouwd die de daadwerkelijke bestrijding van het virus op zich neemt.
Van pro-vaxer naar ex-vaxer of niet
Of je een pro-vaxer met het bovenstaande kunt overtuigen, hangt in hoge mate af van de beschikbare basiskennis en de bereidheid om oprecht en eerlijk naar de feiten te kijken.,
Helaas zul je merken, dat dat nu juist zaken zijn, die pro-vaxers niet tot nauwelijks bereid zijn te doen. Vreemd genoeg is dat logisch: Stel je voor dat je de informatie oprecht open en eerlijk bekijkt en je moet als gevolg daarvan toegeven dat je tot op dat moment volkomen fout zat en wellicht vaccinaties hebt genomen of aan je kinderen hebt laten geven die op geen enkele wijze het effect veroorzaakte waar je behoefte aan had en, sterker nog, buitengewoon gevaarlijk blijken te zijn. Dat kan niet anders dan enorm traumatisch zijn en de enige mogelijkheid om jezelf te blijven verantwoorden, is rotsvast vasthouden aan het vaccinatie-bedrog omdat je anders moet toegeven dat je jezelf i.c. je kinderen in gevaar hebt gebracht.
Heel incidenteel zul je iemand kunnen overtuigen maar over het algemeen zul je alleen maar op weerstand stuiten. Helaas zullen de meeste pro-vaxers hun foutief denken pas onderkennen als er in hun directe omgeving iets ernstigs mis gaat dat direct gekoppeld kan worden aan vaccinaties … en zelfs dan blijven veel pro-vaxers nog koppig geloven in hun gelijk.
Conclusie
Hoe mooi, hoe duidelijk, hoe wetenschappelijk onderbouwd je het verhaal ook maakt; de kans dat je een pro-vaxer van zijn/haar ongelijk weet te overtuigen is zo minimaal dat het nauwelijks de moeite van het proberen waard is.
Dat betekend natuurlijk, althans zo lijkt het, dat ik het bovenstaande verhaal voor niets heb geschreven maar niets is minder waar; ik bedacht het tussen mijn andere werkzaamheden door en vond het belangrijk genoeg om op te schrijven, meer is voor mij niet nodig.
Nico Smits, © 19 februari 2021
[ je kunt een PDF-bestand van deze blog >> HIER << downloaden ]
Verkiezingen
De verkiezingen (17 maart 2021) komen er weer aan en elke Nederlander (van 18 jaar en ouder met een paar kleine uitzonderingen, de zogenaamde stemgerechtigden) kan weer gebruik maken van zijn/haar DEMOCRATISCH RECHT om een ‘VOLKSVERTEGENWOORDIGING’ te kiezen.
Helaas heeft Nederland een parlementaire democratie en hebben de Nederlanders (zonder dat de overgrote meerderheid dat weet/begrijpt) slechts MARGINAAL invloed op die volksvertegenwoordiging. Natuurlijk: tijdens de verkiezingen krijgt elke kiezer een stembiljet, ter grootte van een forse krant, onder de neus met rijen verkiesbare personen.
Let op: Nederland is verdeeld in 20 kiesdistricten waarbij een (politieke) partij (of personen binnen die partij) NIET binnen elk kiesdistrict op de lijst hoeven staan: het is aan de partij om binnen een kiesdistrict deel te nemen (of niet), wat op zich al vreemd is: als een partij binnen een bepaald kiesdistrict geen kiezers aantrekt zal er geen stem op hen worden uitgebracht en dus regelt zich dit – democratisch – vanzelf en is het onzinnig om 20 verschillende stembiljetten te drukken.
De kiezer kan nu, middels het plaatsen van een kruisje met rood potlood, aangeven door wie hij/zij vertegenwoordigd wil worden MAAR heeft diezelfde kiezer daarmee ook invloed op het feit dat die persoon wel of niet hem gaat vertegenwoordigen? Zoals gezegd: slechts MARGINAAL!
Aangezien het huidige kiessysteem de SCHIJN wekt dat de kiezer een democratische invloed uitoefent, is het wel aardig te kijken naar hoe het systeem nu echt werkt (ik probeer het kort te houden en hier en daar bochten af te snijden maar het zal een fors document worden).
Als we het over ‘verkiezingen’ hebben, worden doorgaans de verkiezingen voor de 2e kamer bedoeld: 150 plaatsen in die kamer worden verdeeld op basis van de uitslag van de ingeleverde geldige stemmen.
Uiteraard heeft Nederland ook nog een zogenaamde 1e kamer (nog eens 75 personen) waarop we nog minder democratische invloed hebben aangezien de leden daarvan gekozen worden door de Provinciale Staten, die de burger dan wel weer kiest, via verkiezingen, maar via eenzelfde systeem als voor de 2e kamer en dus per definitie met weinig invloed.
Huidige systeem
Na de ‘verkiezingen’ (het plaatsen van rode kruisjes door stemgerechtigden en tellen van de ‘stemmen’) wordt NIET in eerste instantie gekeken naar wie de MEESTE stemmen heeft gekregen en krijgen NIET die personen per definitie een plaats in de 2e kamer!!
Vreemd genoeg wordt gekeken naar welke PARTIJ de meeste stemmen heeft behaald en aan de hand van een berekende kiesdrempel (een rekensommetje dat aangeeft hoeveel stemmen nodig zijn voor 1 zetel in de 2e kamer: aantal uitgebrachte geldige stemmen gedeeld door 150) wordt bepaald HOEVEEL ZETELS ELKE PARTIJ krijgt toegewezen!
Daarna gaat die PARTIJ bepalen WELKE personen op de toegewezen zetels komt te zitten, waarbij die partij KAN kijken naar het aantal voorkeursstemmen (stemmen uitgebracht op een bepaalde persoon) maar dat HOEFT NIET! Theoretisch kan een persoon binnen een partij de meeste stemmen verzamelen en toch geen zetel krijgen (zal weinig gebeuren aangezien de partij daarmee vertrouwen verliest maar in theorie is het mogelijk).
Daarna wordt nog wat geneuzeld met de zogenaamde ‘restzetels’ (immers: het rekensommetje komt zelden netjes uit) maar dat laten we hier kortheidshalve achterwegen.
ERGO: het LIJKT alsof de kiezer een directe en democratische invloed heeft op de samenstelling van de 2e kamer maar in werkelijkheid wordt dat in grote mate bepaald door de deelnemende partijen intern en onderonsjes tussen verschillende politieke partijen.
Na de verkiezingen ONDERHANDELEN (koehandel?) de FRACTIEVOORZITTERS welke partijen samen gaan regeren (er kunnen zelfs partijen aangeven helemaal NIET te willen regeren ic deel te nemen in een kabinet!), veelal onder begeleiding door een INFORMATEUR, dat wordt dan de COALITIE (de partijen die via handjeklap hebben bepaald dat zij samen gaan regeren, en welke partijen zij uitsluiten van het regeren -de zogenaamde OPPOSITIE; zij die niet daadwerkelijk regeren maar zonder verantwoordelijkheden dwars kunnen gaan liggen i.c. het beleid van de regering bediscussiëren). Ten slotte worden, onder de regeringspartijen/de coalitie, de ministers- en staatssecretarisposten verdeeld (doorgaans door een formateur); het KABINET.
Is daarmee recht gedaan aan de democratie in de zin dat de kiezers een rechtstreekse invloed hebben op de samenstelling van ‘de regering’? Mijns inziens niet, aangezien de kiezer hooguit in redelijke mate invloed heeft op de verdeling van het aantal stemmen over de partijen en nauwelijks op de samenstelling van de coalitie en nog minder op de samenstelling van het kabinet!
Wijziging systeem ten behoeve van de vergroting van democratische invloed
In de basis zou het huidige systeem er bij gebaat zijn een enorme vereenvoudiging door te voeren. Aangezien, in het huidige systeem, uiteindelijk de macht bij de partijen ligt, zou een veel simpeler stembiljet, met daarop uitsluitend de namen van de politieke partijen in Nederland, meer dan voldoende zijn. De rest vind toch plaats buiten het zichtsveld, en de invloed, van de kiezer. Daarbij zijn ook de kiesdistricten overbodig geworden en kan heel Nederland hetzelfde stembiljet gebruiken.
Helaas komen we daarmee NIET tegemoet aan een verbetering in de democratische invloed van de Nederlanders, in tegendeel.
Om de invloed van de Nederlanders te verbeteren, zijn een aantal stappen nodig.
- Elke persoon die zijn/haar naam laat vermelden op het stembiljet zou, voorafgaand aan die vermelding, moeten worden ingezworen om, indien hij/zij daartoe voldoende stemmen behaald, niet alleen deel te nemen aan de coalitie maar ook, alweer als het aantal stemmen daartoe toereikend is, de hem/haar toegewezen ministers-/staatssecretarispost te accepteren en naar beste kunnen te vervullen. Op die wijze wordt de waanzin voorkomen van een aantal partijen/verkiesbare personen die wel deelnemen aan de verkiezingen maar uiteindelijk alle verantwoording afwijzen en uitsluitend in de oppositie willen plaats nemen (en/of door een aantal samenwerkende partijen worden uitgesloten van mee-regeren).
- Personen die tijdens een eerder functioneren in de regering ontslag hebben genomen of ontslag hebben gekregen (naar huis zijn gestuurd) zijn UITGESLOTEN van het zich verkiesbaar stellen; het is immers waanzin dat een persoon (of personen) die er eerder een zooitje van heeft/hebben gemaakt en daarom ontslag hebben genomen (moesten nemen) of naar huis zijn gestuurd (ontslagen zijn) ooit nog een kans te geven er (weer) een zooitje van te maken. Sterker nog: personen die ontslag hebben genomen i.c. ontslag hebben gekregen, dienen zich te verantwoorden tegenover een onderzoekscommissie die de mate van schuld, de eventuele strafbaarheid van het handelen en de daarbij behorende strafmaat bepaald. Ook zouden deze personen NIET in aanmerking mogen komen voor de vorstelijke uitkering die voormalige politici ontvangen maar gewoon ww of een uitkering moeten aanvragen. Op die manier zullen politici beter hun best doen, er minder een zooitje van maken en, wetende dat ze afgerekend worden op hun daden, minder gemakkelijk deelnemen aan de verkiezingen.
- Beide voorgaande maatregelen (a en b) komen de omvang van het stembiljet ten goede; er zullen minder namen vermeld worden als er een ‘regeerverplichting’ is en als kabinetsleden afgerekend kunnen worden op hun handelen.
- Na afloop van de verkiezingen wordt een lijst met, op personen, uitgebrachte stemmen samengesteld: van meeste naar minste stemmen. Van welke partij de ontvangers van die stemmen afkomstig zijn is daarbij niet van belang.
- De 150 personen die het hoogste aantal stemmen heeft weten te vergaren krijgt per direct een zetel in de 2e kamer; zij zijn immers door het volk verkozen als de volksvertegenwoordiging.
- De persoon die het meeste aantal stemmen heeft weten te vergaren wordt, automatisch, minister-president. Alle overige posten (ministers en staatssecretarissen) worden in onderling overleg tussen de overige 149 leden van de 2e kamer verdeeld.
- Vooruitlopend op (belangrijke) beslissingen van de 2e kamer (bv wetswijzigingen, verplichtingen die de staat aangaat, inzet van substantiële delen van het belastinggeld, enz), wordt het instrument van de VOLKSBEVRAGING gehanteerd: het Nederlandse volk krijgt daarbij de kans om aan te geven wat hun voorkeur is en de uiteindelijke beslissing moet, die voorkeur volgend, worden genomen.
- De Nederlandse burger moet (meer) invloed krijgen op de regering en daarmee ook in staat zijn (burger-motie?) om een lid van de 2e kamer i.c. een lid van het kabinet naar huis te sturen. In dat geval komt de volgende op de lijst van behaalde stemmen (d en e) op die betreffende plaats. Betreft het de minister-president, dan schuift de persoon die onder de (oude) minister-president het hoogste aantal stemmen had verzameld, naar de functie van minister-president en wordt zijn/haar (eventuele) ministers-/staatssecretarisfunctie in onderling overleg opnieuw toegewezen.
Gaat een dergelijke verandering ooit plaats vinden?
Realistisch gezien: NEE, dit zal nooit gebeuren. Om een heel eenvoudige reden: de personen die hierover zouden moeten beslissen, een dergelijke wijziging moeten doorvoeren, zijn de personen die in het huidige stelsel juist baat hebben bij het huidige stelsel; zij hebben geen voordeel bij wijziging, eerder grote nadelen en DUS zal het nooit gebeuren.
Dat hoeft mij er echter niet van te weerhouden om na te denken over een systeem waarbij de Nederlandse burger, inclusief ikzelf, meer invloed krijgt en waarmee een (mijns inziens) beter democratisch bestel zou ontstaan.
Een schrijver van science fiction boeken (volgens mij was het Orson Welles, maar dat weet ik niet zeker) schreef ooit een boek over een wereldregering waarbij de wereld-president ad-random werd gekozen via een computer, uit alle mensen op de wereld die aan het leeftijdscriterium voldeden, waarna die (nieuwe) wereld-president tegenstribbelend op zijn zetel werd geplaatst en daarna zijn uiterste best deed om die functie zo goed mogelijk te vervullen zodat hij/zij voortijdig/vervroegd mocht vertrekken.
Misschien ook niet de beste optie maar het is goed mogelijk dat een kandidaat die de functie absoluut niet ambieert het mogelijk beter doet dan de kandidaat die juist alles op alles zet om die functie te krijgen waarbij je minimaal vragen zou moeten stellen over de motivatie van die laatste kandidaat.
In deze dwaze tijden, waarbij corona en de maatregelen die het kabinet over ons uitstrooit, het cijfertjes denken (besmettingen in plaats van ziekte en overlijden) en het wondermiddel (vaccinatie) ons afleiden van ons leven (ik zeg expliciet niet: ons ‘normale’ leven) mijmer ik af en toe over onderwerpen die mij bezig houden en waarom het niet werkt zoals het waarschijnlijk zou moeten werken; ik mijmer over veranderingen om onze maatschappij te verbeteren, ik mijmer over zaken die mogelijk/waarschijnlijk nooit werkelijkheid worden, ik mijmer omdat ik het gevoel heb dat ons steeds meer de mogelijkheid tot dromen en ons hart volgen wordt afgenomen, ik mijmer omdat het plaatsen van mijn mijmeringen op facebook mij waarschijnlijk een ban op zal leveren of minimaal aanvallen van andere burgers die het niet met mij eens zijn en mij een ‘wappie’ willen noemen (alhoewel ik dan soms toch mijn mijmeringen plaats), ik mijmer omdat ik in mijn mijmeren geen grenzen hoef aan te houden en mogelijk anderen aanzet om ook eens te mijmeren en hun mijmeringen met mij te delen 😊
Ik vind het heerlijk om te mijmeren (ook een heerlijk woord: ‘mijmeren’),
Nico Smits, © 16 februari 2021
Democratie : R.I.P.
[ de tekst van deze blog is >> HIER << te donwloaden als pdf-bestand ]
Laat me bij voorbaat stellen dat ik een groot voorstander ben van democratie (dan bedoel ik wel de uitleg die aan die term wordt gegeven in de Dikke van Dalen en niet de uitleg die een aantal politieke partijen die dat woord gebruiken – onder anderen in hun partijnaam – daaraan geven).
Daarnaast ben ik van mening dat onze democratie geen complete democratie is aangezien wij, als Nederlanders, niet rechtstreeks kunnen ingrijpen en een politicus naar huis sturen EN aangezien het uitbrengen van een stem (tijdens verkiezingen) op een kandidaat niet betekend dat die kandidaat gekozen wordt maar dat het meer het uitbrengen van een stem op een politieke partij is en binnen die partij wordt bekonkeld welke figuur naar voren wordt geschoven.
Bovendien kan, bij verkiezingen, niet gerekend worden op de intelligentie van de Nederlandse bevolking zolang die bevolking, vreemd genoeg, in staat is een politicus die zich misdragen heeft (en daarom ontslag heeft moeten nemen of naar huis is gestuurd) zonder blikken of blozen opnieuw kan verkiezen en daarmee nogmaals een kans kan geven er nogmaals een zooitje van te maken.
Ten slotte ben ik van mening dat het instrument van de volksbevraging veel meer ingezet moet worden om te toetsen wat de bevolking wil en de bevolking daarmee een veel directere invloed op de politiek, en daarmee de democratie, gegeven moet worden.
Dat gezegd hebbende
In heel veel beroepen is het zo, dat een beroepsbeoefenaar die zich misdragen heeft, aanwijsbaar fouten maakt of zich niet gedraagt zoals van hem verwacht mag worden, niet alleen naar huis gestuurd kan (en moet) worden maar ook zijn beroepsfunctie kan worden afgenomen zodat hij NOOIT meer dat beroep mag uitoefenen. Een arts die een aantal patiënten laat overlijden wordt de artsentitel ontnomen (ongeacht of er een groot aantal patiënten is die hem nog steeds steunen en een geweldige arts vinden) en mag nooit meer arts zijn, en zo zijn er talloze beroepen waarin dergelijke regelingen van kracht zijn. In veel beroepen waar dergelijke regelingen niet zijn vastgelegd zal, bij een sollicitatie, een kandidaat die heeft laten zien dat hij niet kan functioneren in dat beroep, gewoon nooit aangenomen worden.
Vreemd genoeg mag een minister, die talloze Nederlanders te kort schiet, gewoon weer terug komen, zelfs nadat hij zelf ontslag heeft genomen of naar huis is gestuurd.
Ik ben er een groot voorstander van om in de kieswet (of waar dat dan ook geregeld is, daar weten anderen beter de weg dan ik) naast alle bepalingen dat iedereen zich verkiesbaar mag stellen MITS (bv leeftijd, geestelijke gezondheid, partij met minimaal aantal leden, voldoende geld om op de stembiljetten te komen, enzovoort), ook op te nemen dat een ieder die zich, tijdens het eerder vervullen van een functie binnen de regering en die, om welke reden dan ook, die functie voortijdig heeft moeten beëindigen (door ontslag te nemen of door naar huis te zijn gestuurd) NOOIT meer een dergelijke functie mag vervullen en daarmee dus NOOIT meer op een stembiljet mag worden vermeld of door een partij naar voren mag worden geschoven als vertegenwoordiger.
Het is (mijns inziens, maar daar zullen ongetwijfeld anderen anders over denken) een vorm van waanzin om te denken dat een (zogenaamde) volksvertegenwoordiger die eerder heeft laten zien die functie niet waard te zijn (waardoor hij ontslag heeft moeten nemen of naar huis is gestuurd) het in een volgende periode anders/beter zal doen en er niet opnieuw een zooitje van zal maken. Een dergelijke gedachte is niet meer dan een illusie, een geloof in sprookjes, dweperij met een persoon of partij, en heeft helemaal niets meer te maken met een zoektocht naar een goede en betrouwbare volksvertegenwoordiging en democratie.
Nu LIJKT het natuurlijk zo, dat een dergelijke regeling juist een inbreuk maakt op waar democratie voor staat maar het tegendeel is waar: de geschiedenis leert ons dat Nederlanders gemiddeld zich weinig bezig houden met politiek en vaak nauwelijks weten wie hen vertegenwoordigd en nog minder weten van wat die vertegenwoordigers dan doen. Sterker nog: een groot deel van de Nederlanders valt voor mooie folders/pamfletten tijdens de verkiezingsperiode waarin mooie verhalen staan (zeg maar: sprookjes) maar dat diezelfde Nederlanders niet in staat zijn te doorzien dat die sprookjes nooit werkelijkheid kunnen worden en daarnaast zoveel op elkaar lijken dat een keuze bijna onmogelijk is. In dat kader moeten Nederlanders tenminste enigermate tegen zichzelf beschermd worden en moeten de hierboven bedoelde afgetreden of afgezette politici uitgesloten worden van deelname aan verkiezingen om te voorkomen dat kiezers hun kruisje plaatsen bij een naam die ze vaag bekend voorkomt maar waarvan ze nauwelijks weten wat hij/zij gedaan heeft en vaak nog minder realisatie hebben dat hij/zij eerder ontslag heeft genomen of naar huis is gestuurd.
Uitsluiting van beroepsuitoefening in de politiek is, naar mijn mening, juist een uitermate democratisch besluit.
Overigens
Ik ben ook van mening dat een minister of kabinet dat ontslag neemt of ontslagen wordt, per direct moet opstappen. Niks doormodderen onder het motto ‘demissionair’ verder gaan met rotzooi maken; er is geen enkele baan waar je nog gewoon mag doorgaan met de boel verzieken als je ontslag hebt genomen of ontslagen bent, gewoon per direct opstappen.
Ook vind ik, dat een minister/kabinet dat ontslag aanvraagt of naar huis gestuurd wordt, geen aanspraak meer kan maken op de zeer ruim bemeten toelage die ze normaal krijgen na hun ambtsperiode maar gewoon bijstand moeten aanvragen. Elke Nederlander die zelf ontslag neemt of ontslagen wordt, komt in de situatie terecht dat hij is aangewezen op een uitkering of werkeloosheidstoelage; dat hoeft voor ministers niet anders te zijn.
En dan, per direct (binnen een paar dagen) nieuwe verkiezingen. Als het grote kranten lukt om ’s nachts die krant te drukken en de volgende ochtend in de winkels te hebben liggen, moet het ook mogelijk zijn stembiljetten in een paar dagen klaar te hebben. Al die politieke partijen moeten maar gewoon hun lijst met verkiesbare personen constant up-to-date houden en vlot inleveren zodat de drukker z’n gang kan gaan en versneld verkiezingen gehouden kunnen worden.
De hele onzin van verkiezingscampagnes kan gewoon overgeslagen worden want dat is niet veel meer dan sprookjes vertellen en uiteindelijk toch niet doen wat beloofd is (of handjeklap met andere partijen).
Dat bij ontslag (zelf aangevraagd of gekregen) per direct een (parlementaire) onderzoekscommissie wordt ingesteld die moet onderzoeken wat de oorzaak/reden van het ontslag is, of dat moet leiden tot het opleggen van een straf en hoe hoog die straf moet zijn, lijkt me niet meer dan logisch.
Nu weten politici dat ze ongestraft hun gang kunnen gaan maar als ze weten dat ze kunnen worden afgerekend op hun handelen zullen ze met zekerheid heel wat voorzichtiger zijn.
Ten slotte
Ongetwijfeld gaan hier reacties op komen, dat kan niet anders. Velen zullen het niet met mij eens zijn. Dat is prima en valt ook onder democratie; Dat is mijn, democratisch, recht.
Overwegingen/Zorgen van een ‘Wappie’
Net als de meeste Nederlanders lees en luister ik naar de berichten in de media. Ik kijk zelfs af en toe naar het voorlees(-sprookjes-)uurtje van het demissionair duo Mark & Hugo.
Berichten over
- dat we het ‘echt samen moeten doen’ (wat we dan ook samen moeten doen, alhoewel ik daar ook wel hele leuke beelden bij krijg),
- dat we het ‘nog even moeten volhouden’ (waarbij onduidelijk is WAT we dan moeten volhouden),
- vooral ‘thuis werken’ (de grote hype waardoor alle kantoren nu leegstaan en we geen intermenselijk contact meer hebben met collega’s),
- ‘HET vaccin de enige oplossing is’ (over versterking/verbetering van het immuunsysteem, wat veel beter werkt, wordt niet gesproken),
- ‘1,5 meter afstand blijven houden’ (ook al levert dat geen verbetering op),
- ‘mondkapjes dragen’ (wat al evenmin verbetering oplevert),
- ‘geen mensen/bezoek ontvangen’ (gewoon in eenzaamheid leven),
- en ga zo maar door.
De vaccinatie-campagne is gestart; NU gaat het echt vooruit (geen idee WAT er dan vooruit gaat). Okay, we zijn laat gestart maar dat halen we wel weer in (niet dus). De volgorde waarin de Nederlanders worden gevaccineerd is minimaal VERBAZINGWEKKEND te noemen (waarom ouderen en zwakkeren (met onderliggend lijden) eerder vaccineren en zorgpersoneel en de mensen die de economie nog een beetje draaiend houden pas op een later moment?).
Waarom de IC’s overbelasten met mensen die hooguit hierdoor een paar manden langer leven en niet genezen naar huis worden gestuurd om binnen korte tijd alsnog te overlijden terwijl massaal NOODZAKELIJKE ingrepen worden uitgesteld en hierdoor tientallen (zo niet honderden) levensjaren verloren gaan?
Waarom alle ziekenhuis-/zorgcapaciteit richten op dit ene virus (waarvan ruim 98% helemaal geen last heeft en maar een paar tienden procenten komt te overlijden terwijl gelijktijdig hierdoor geen capaciteit meet beschikbaar is om al die Nederlanders te helpen die hierdoor fysiek of psychisch vast lopen en daarmee, alweer, tientallen (zo niet honderden) levensjaren verloren gaan?
Waarom, na zo veel maanden, nog steeds de IC capaciteit niet zodanig opschalen dat er voldoende ruimte is voor de zorg waar Nederlanders kapitalen voor betalen maar die ze nu, onder het mom dat dit virus ons ‘bedreigt’, niet (kunnen) ontvangen?
Gelijktijdig blijft het aantal BESMETTINGEN (gemeten via de onbetrouwbare testen) de toon zetten voor het beleid terwijl elke nuchter nadenkende burger kan begrijpen dat ‘besmetting’ niet hetzelfde is als ‘ziek’ en zeker niet als ‘overlijden’.
De angst voor nieuwe varianten (standaard bij virussen) wordt er in gehamerd want die zijn besmettelijker (en gelijktijdig minder ernstig maar dat wordt niet verteld). Kinderen, die niet of nauwelijks bijdragen aan de verspreiding mogen naar school maar moeten wel getest worden en bij 1 positief getest kind mag de hele klas weer een week thuis zitten (10 dagen voor kinderen die zich niet laten testen).
Het deugt allemaal voor geen meter maar blijkbaar heeft het grootste deel van de Nederlanders volledig vertrouwen in een demissionair kabinet dat met gulle hand nutteloze maatregelen blijft uitstrooien (er is van geen enkele maatregel aangetoond dat deze enige invloed had op het aantal zieken of doden, hooguit LIJKT het alsof hier en daar een kleine invloed merkbaar is op het aantal besmettingen maar enerzijds is niet vast te stellen of dat daadwerkelijk aan de maatregelen ligt en anderzijds is niet vast te stellen aan WELKE maatregel dat te danken is, volkomen nutteloze informatie dus).
Dan zie ik informatie over allerlei zorgcentra waar de complete bevolking is gevaccineerd en opeens, kort na die vaccinatie, een enorme uitbraak (dat wil zeggen: besmettingen) geconstateerd wordt. Maar gelukkig: zonder enig verder onderzoek valt door de deskundigen vast te stellen dat dit geen verband houdt met de vaccinaties. En de ‘gelovigen’ halen weer opgelucht adem en leven hun leven in gevangenschap verder.
Ik lees dat mensen, kort na de vaccinatie te hebben ontvangen, opeens komen te overlijden. Ook hier weten de deskundigen, alweer ZONDER enig onderzoek of autopsie, dat het NIET aan de vaccinatie ligt maar aan het onderliggend lijden. En alweer halen de ‘gelovigen’ opgelucht adem en leven hun leven gelukkig verder in gevangenschap.
Waar mensen die zelf, en zoveel mogelijk LOGISCH, nadenken, worden deze mensen uitgescholden voor ‘wappies’ die hun beweringen niet onderbouwen (vreemd want ik zie juist heel veel onderbouwing vanuit goed wetenschappelijk onderzoek (bv uit Pubmed) en betrouwbaar cijfermateriaal (bv uit Saers) EN juist heel veel deskundigen/wetenschappers die het beleid EN de acties volkomen onderuit halen, terwijl al die zogenaamde deskundigen/wetenschappers in dienst van ons demissionair kabinet zonder scrupules en zonder enige onderbouwing hun conclusies, die op niets zijn gebaseerd, als waarheid over de bevolking uitstrooien.
De kerk van ‘Mark & Hugo’, door de ‘gelovigen’ heilig verklaard, met als altaarjongens het RIVM en het OMT (waarbij het RIVM niet veel meer doet dan goochelen met cijfers en het OMT op basis van onder anderen die cijfers mooie plaatjes maakt die een onderbouwing moeten geven voor de adviezen die zij aan hun kerkleiders geven maar die nauwelijks enige waarheid bevatten) doet goede zaken en weet haar ‘gelovigen’ constant zand in de ogen te strooien om niet toe te hoeven geven dat ze eigenlijk niets weten (Hugo heeft het nog steeds over een ‘levend virus’ en heeft blijkbaar in al die maanden niets bijgeleerd – maar waarom zou hij ook: de ‘gelovigen trappen er toch wel in).
Demissionair opperpriester Mark blijft maar blaten dat er ‘licht aan het eind van de tunnel is’ (hm .. daar hebben mensen met een bijna-dood-ervaring het ook altijd over … moet ik hier iets van denken?) en demissionair onderknuppel Hugo blijft maar strooien met cijfers zonder enige betekenis, blijft maar wijzigen in het stappenplan (terwijl we de vorige versie nog niet gezien hebben) en schuiven met vaccins zodat allerlei ‘gelovigen’ blijven denken dat ze daardoor eerder hun ‘hostie’/vaccin zullen krijgen en DUS veilig zijn. Bovendien blijft Ferdinand de staatskas spekken door justitiële maatregelen , met hoge boetes, te verbinden aan het overtreden van de door de ‘kerk van Mark & Hugo’ opgelegd maatregelen.
Alle protest MOET de kop ingedrukt worden (waarschijnlijk is de ‘kerk van Mark en Hugo’ heel blij met de laatste berichten van Fb), alle Nederlanders MOETEN geknecht worden, tegenspraak is bij voorbaat verzet en ondermijning van ‘DE kerk’ en MOET voorkomen worden.
Het bovenstaande zijn zo maar wat overwegingen, dingen waar ik mee bezig ben. Vooralsnog leiden die (ook) niet tot oplossingen. Maar ik wil ze wel delen omdat het in hoge mate ook ZORGEN zijn, zorgen over de maatschappij die we (door deze waanzin) gaan achterlaten voor onze kinderen.
Ongetwijfeld zullen, vanaf het moment dat ik dit publiceer, grote aantallen ‘gelovigen’ (discipelen van de ‘kerk van Mark & Hugo’) over mij heen vallen en mij de ‘hel’ in wensen; ze doen hun best maar want het is MIJN mening, het zijn MIJN overwegingen, daar hebben ze toch geen invloed op.
Een opiniestuk, niet meer van het ‘wetenschappelijk’ geneuzel dat telkens met een volgend onderzoek onderuit wordt gehaald of achterhaald blijkt te zijn of gebaseerd op onjuiste/onvolledige gegevens of … (vul maar in).
>>HIER<< te downloaden als pdf-bestand.
Woord vooraf (geschreven nadat ik vond wel voldoende geschreven te hebben 😊 ).
Het onderstaande stuk is (weer) omvangrijk geworden. Nu geeft het onderwerp daar ook aanleiding toe EN mijn lezers zijn dat wel van mij gewend. Ik heb in dit stuk neergelegd wat door mij heen gaat, wat mijn mening is, wat ik allemaal bedacht heb zoals het in mij opkwam: ‘voor de vuist weg’. Na afloop heb ik niet geprobeerd het op te leuken of zodanig te redigeren dat er een mooi leesbaar stuk ontstond, ik heb het gewoon laten staan zoals geschreven, ik heb het alleen in hapklare brokken verdeeld door hier en daar een kopje tussen te voegen.
Natuurlijk heb ik, naar goed gebruik, regelmatig links ingevoegd naar externe teksten. Die zeggen weinig en bewijzen nog minder aangezien ik de, in wetenschappelijke kringen populaire methode heb gebruikt: je linkt wat (mogelijk) jouw mening onderbouwt en laat al het andere achterwege zodat het LIJKT alsof het een algemeen en goed onderbouwd geheel is (niets is uiteraard minder waar).
Omdat het geheel toch wel heel veel informatie bevat EN omdat ik hoop dat lezers (ook) gaan nadenken, heb ik het stuk toch gepubliceerd; misschien heb je er als lezer iets aan en misschien vind je het allemaal nonsens, het maakt mij niet zo veel uit zolang je maar met plezier dit stuk gelezen hebt.
(mijn) Opinie
We zijn nu enkele weken verder in, wat ik gemakshalve noem, het ‘Corona-protocol’.
Iedereen heeft er wel iets over te zeggen en vooral overheid, wetenschappers, echte en zogenaamde deskundigen en doemdenkers schrijven zich wild over de ‘moeilijke situatie’ waarin we ons bevinden.
Wat mijzelf en mijn gezin betreft: wij raken niet zo snel in paniek en zien het allemaal aan maar denken er het onze van.
Ook al zal het niemand iets interesseren, ik doe toch ook maar eens een ‘duit in het zakje’. Niet in de zin van een donatie aan doelen die nogal vraag-wekkend zijn maar gewoon ‘even’ mijn boerenverstand gebruiken. Wat dat betreft waardeer ik boeren enorm: als ze naar buiten gaan en ze worden nat dan zal het wel regenen en als je een zonnesteek oploopt zal de zon wel schijn. Ligt er ijs op het water dan vriest het waarschijnlijk en als alles wit is dan ligt er hoogstwaarschijnlijk sneeuw. In het Oosten des lands, zeg maar Twente, kennen we het Twentse of Tukkers weerstation: een steen aan een draadje. Die zegt alles dat je over het weer moet weten, al het overige is aardig maar kun je niet zo veel mee en je heb er al helemaal geen invloed op dus waarom zou je jezelf daarmee vermoeien.
Het begin
In december 2019 werd in Wuhan het coronavirus, waar we nu last van hebben, ‘ontdekt’. (kijk ook eens op: >>LINK<<, al is Wikipedia ook niet bepaald een betrouwbare bron)
Wat natuurlijk al vreemd is want coronavirussen bestaan al zo lang als we leven en veel dieren dragen ze constant bij zich. Hoe dat virus is ‘overgestapt’ van dieren naar mensen is voorlopig nog onduidelijk, alhoewel er wel hypothesis zijn maar daarvan is nog niets bewezen. Dat dit betreffende virus door mensen gemaakt is (en bewust of onbewust) is verspreid, is ook een hypothese waarvoor we vooralsnog geen bewijs hebben gevonden. De hypothese is uiteraard wel aanleiding voor een groot aantal complottheorieën. Ik laat maar even in het midden hoe het tot daar is gekomen aangezien dat niets bijdraagt aan de oplossing van de huidige situatie.
Wat elke nuchtere denker had kunnen bedenken gebeurde inderdaad: het bleef niet bij Wuhan maar het virus begon aan de verovering van de gehele wereld. Die verovering verliep met hoge snelheid.
In februari 2020, nadat al een groot aantal landen het virus had gedetecteerd, werd het ook in Nederland aangetroffen. Daar konden we natuurlijk op wachten. Wat vreemd is, terug kijkend, is het feit dat alle signalen aangaven dat dit virus snel om zich heen greep en dat er, waarschijnlijk deels omdat het geen ‘menselijk’ virus was, grote aantallen mensen besmet zouden worden en toch liet de overheid toe dat carnaval gewoon door kon gaan. Juist een situatie waarbij grote groepen mensen (vooral in het zuiden des lands) bij elkaar zijn, een verlaagde immuniteit a.g.v. drankgebruik en weinig slaap en veel direct contact, werd niet in het kader van de volksgezondheid verboden. Het is dan ook helemaal niet verbazingwekkend dat juist in het zuiden de meeste ‘coronagevallen’ gemeld zijn.
Daarnaast is inmiddels gebleken dat dan wel de OFFICIELE melding van corona in februari plaats vond, maar dat het virus waarschijnlijk al langere tijd in Nederland aanwezig was. Dat ik in januari met griepverschijnselen (die verdacht veel lijken op de verschijnselen die bij corona gemeld worden) het enige tijd rustig aan moest doen zou best wel eens kunnen betekenen dat ik toen besmet was met het coronavirus maar daar niet al te veel van heb gemerkt. Ook in mijn omgeving gebeurde nog weinig.
Advies, adviseurs, belanghebbenden
Maar goed … Corona was in Nederland en dus moest er iets gebeuren (althans; volgens de zogenaamde deskundigen en de overheid). Het RIVM werd om advies gevraagd (Dat is altijd slim; je vraagt een partij die belanghebbend is om advies dan krijg je zeker een advies dat de belangen van de bevolking behartigd en niet de eigen belangen).
RIVM grijpt bij zo’n vraag naar de noodprotocollen die klaar liggen. Helaas was die er niet voor het coronavirus (terwijl ze toch enkele maanden hebben gehad om die te maken in de wetenschap – die je van deskundigen mag verwachten – dat corona ook in Nederland terecht zou komen). Gelukkig beschikken ze dan over een nood-protocol voor situaties waarvoor geen protocol bestaat, dus Nederland kon opgelucht adem halen.
Uiteraard greep, in deze, het WHO ook de kans om een stuk macht te laten zien en te komen met eigen maatregelen die, volgens overeenkomst, door bijna alle landen opgevolgd moeten worden.
Nu hadden ze natuurlijk ook gerust bij mij langs mogen komen voor een prognose en advies 😊 Iedereen die een beetje handig is met excel kan namelijk een (waarschijnlijk hetzelfde) rekensheet opzetten dat de adviseurs ook gebruiken.
Het rekenwerk is simpel: Een besmet persoon ontmoet niet besmette personen die hij wel of niet besmet (tussenliggende keuzes zijn er niet). Ontmoet hij personen die al besmet zijn, dan besmet hij die niet omdat je niet 2x kunt besmetten.
Bij de rekenwijze die het RIVM schijnt te gebruiken, besmet elke besmette persoon elke 5 dagen 2,5 anderen. Dat zou betekenen dat in 70 dagen heel ruim heel Nederland besmet is !!!!
Bij halvering van het aantal contacten duurt het (volgens RIVM) ruim 105 dagen voor heel Nederland besmet is en bij terugbrengen naar een kwart van de contacten duurt het (alweer volgens RIVM) ruim 175 degen voor heel Nederland besmet is.
Klinkt goed maar deugt voor geen meter!
Immers: het is helemaal niet zeker of je iemand besmet, dat is een kansberekening. Je kunt misschien de ene dag 100 mensen ontmoeten zonder iemand te besmetten en de andere dag 10 mensen ontmoeten en ze allemaal besmetten. Niettemin werd dit de basis voor het samenscholingsverbod van meer dan 3 personen.
Eigenwijs als ik ben, heb ik het rekensheet een beetje bijgewerkt.
Om te beginnen heb ik uitgerekend wat de KANS is dat je iemand besmet (als je zelf besmet bent) bij samenscholingen van 3 personen. Die kans is ongeveer 50%. Dat komt dus mooi overeen met de denkwijze van RIVM. Maar stel dat je NIET besmet bent en je clustert samen met 3 personen; wat is dan de kans dat je besmet wordt? Die kans is ongeveer 32%. Logischerwijs klopt dat.
Op basis daarvan heb ik een nieuwe rekensheet geopend met daarin een kansberekening (per 5 dagen omdat de RIVM dat ook doet) van de mogelijkheid om wel of niet te besmetten i.c. besmet te worden. Dan ontstaat er iets opmerkelijks: als je kansberekening mee neemt, verloopt de besmetting veel SNELLER (dat ontstaat doordat de kans aanwezig is dat je bij lage aantallen een laag percentage mensen besmet en bij hoge aantallen een hoog percentage mensen besmet). Ondanks een enorm aantal pogingen (waarin ik zelfs de kans op besmetting/besmet worden heb gevarieerd/verkleind ontstaat dan het volgende beeld: Bij een normaal sociaal leven (10 contacten per 5 dagen): na ruim 50 dagen is heel Nederland besmet, bij halvering van het sociaal contact: na ruim 95 dagen is heel Nederland besmet en bij terugbrengen van het sociaal leven tot een kwart: na ruim 150 dagen is heel Nederland besmet. Bij gebruik van kansberekening varieert de periode enigszins maar blijft die constant (ver) onder de omvang van de periode zonder gebruik van kansberekening.
Ergo: ondanks alle maatregelen zijn we waarschijnlijk allang allemaal besmet!
Maatregelen
In sneltreinvaart werden noodmaatregelen afgekondigd die van week tot week strenger werden (>>LINK<<). Waarom? Omdat ook andere deskundigen (zoals bijvoorbeeld Ab Oosterhuis en consorten en zelfs Bill gates, die alleen iets weet van computervirussen en geldverdienen, werd om zijn mening gevraagd) als “onafhankelijke deskundigen” om hun mening werden gevraagd. Jawel: in noodsituaties vraag je vooral advies van mensen die altijd profiteren van de situatie waarover je advies vraagt, of het nu om de levering van testen of om het ontwikkelen en verkopen van vaccins gaat.
Inmiddels bemoeide ook de WHO zich ermee. Het is immers het WHO die de macht heeft gekregen om te bepalen of het om een pandemie gaat (zonder dat daarvoor criteria vast liggen) en hoe alle landen daarop moeten reageren. Het WHO, een organisatie die inmiddels bijna verzuipt in de op hun hoofd gesmolten boter, krijgt tijdens een pandemie (die ze zelf uitroepen, bijna onbeperkte macht. Kijk; dat is nog eens een slimme zet (van de WHO, niet van de suffe wereld- en landsleiders die dat hebben laten gebeuren).
Achtereenvolgens ging het in Italië en Spanje behoorlijk fout want daar werden enorme aantallen doden gemeld. Bij gebrek aan correcte gegevens is echter helemaal niet achterhaalbaar WAAROM het daar zo fout ging en dus kunnen we er ook niet van leren. Inmiddels blijkt echter wel, dat het geen ‘normale’ situatie betreft want anders zouden in alle andere landen even grote percentages doden zijn gevallen. We zullen daar, als deze periode achter de rug is, een behoorlijke studie aan moeten wijden waarom het daar zo uit de hand liep.
Omdat er een tekort aan handschoenen en mondkapjes bleek, werden Nederlanders opgeroepen de handschoenen en mondkapjes die zij beschikbaar hadden en aan de eisen voldeden, in te leveren bij daarvoor aangewezen centra.
Opmerkelijk is dan, dat ik tot op de dag van vandaag mensen zie rondlopen met handschoenen en mondkapjes. Sterker nog: ze voelen zich gediscrimineerd (en laten de zooi overal rondslingeren waardoor overal gebruikte handschoenen en mondkapjes liggen). Dat geheel roept bij mij een aantal vragen op.
Als je (nog) beschermingsmiddelen gebruikt (vooropgesteld dat je überhaupt weet hoe ze te gebruiken), ben je dan asociaal omdat je ze niet hebt ingeleverd voor gebruik op plaatsen waar ze wel nuttig inzetbaar waren of gebruik je gewoon rommel van Chinese leveranciers die niet aan de eisen voldoet en dus nutteloos is? In het 1e geval is het, mijns inziens, terecht dat je gediscrimineerd wordt.
Weet je wel hoe je mondkapjes moet gebruiken? Na EENMALIG gebruik moeten herbruikbare mondkapjes direct middels een kookwas gereinigd worden. Wegwerp dingen moeten direct na gebruik vernietigd worden (heb je daar de faciliteiten voor?). Boven dien: tijdens het gebruik mag je niet met je handen (gehandschoend of niet) aan je gezicht of het masker komen en om het af te nemen moet je eerst je handenschoenen verwijderen, je handen wassen, schone handschoenen aan, masker verwijderen en met handschoenen weggooien. Een gemiddeld gezin (2 ouders, 2 kinderen) gebruikt op die manier al snel 100 maskers (en minsten s evenveel setjes handschoenen) per week!
Maar het gaat nog verder. Beschermt een masker (en handschoenen) je tegen besmetting? Dat is bijzonder twijfelachtig en hooguit marginaal. Als je beschermd wil zijn tegen besmetting is het enige dat echt werkt een zogenaamd overdrukpak (waarvoor je een heleboel extra maatregelen nodig hebt die je in de thuissituatie niet hebt, vooropgesteld dat je een overdrukpak bezit).
Waarvoor gebruik je dan een mondmasker? Net als elke chirurg: om te voorkomen dat je anderen besmet! Niet om te voorkomen dat je besmet wordt, daarvoor is het helemaal niet bedoeld.
Ergo: Je gebruikt een mondkapje als je WEET dat je ziekteverwekkers bij je draagt en wilt voorkomen dat je anderen besmet!
En hier komt, waarom dragers van mondkapjes door iedereen worden gemeden en (redelijk terecht) aangekeken worden als de paria’s (die ze in wezen ook zijn): Als je WEET dat je ziekteverwekkers bij je draagt (in deze tijd: het coronavirus) dan zeggen de afgesproken maatregelen dat zowel jij als je volledige gezin in volledige quarantaine moeten! Je behoort je dus onder geen enkele voorwaarde buiten te bevinden tussen anderen die wellicht (nog) niet besmet zijn. Jij, de drager van dat mondkapje, houdt je dus niet aan de afspraken en, aangezien het dragen van een mondkapje aangeeft dat jij WEET dat je besmettelijk bent, brengt anderen in het gevaar door jou besmet te worden.
Ergo: je bent zwaar strafbaar onder de genomen noodmaatregelen, en terecht. Eigenlijk zou je direct moeten worden opgepakt, de zwaarst mogelijk straf opgelegd moeten krijgen en in verzekerde quarantaine gesteld moeten worden.
Dragers van mondkapjes denken dat zij verantwoord bezig zijn en begrijpen vaak niet waarom anderen hen in hoge mate uit de weg gaan. Dat mag met het bovenstaande helder zijn: als je ook maar een klein beetje weet waarom een mondkapje gedragen wordt dan snap je de reactie van je omgeving.
Sterker nog: als deze situatie te lang blijft doorgaan en de maatregelen steeds strenger worden, zal de antipathie jegens dragers van mondkapjes steeds meer toenemen, zeker nu steeds meer bekend raakt dat het dragen van mondkapjes weinig effectief is voor de drager en vooral werkt tegen besmetting van anderen, en kan het heel goed zo worden dat de maatschappij in het algemeen zich zal gaan richten tegen mondkapjesdragers als besmette personen die de gehele maatschappij in gevaar brengen.
Aardig is natuurlijk om je af te vragen waarom zorgverleners 9in ziekenhuizen en IC’s) nog mondkapjes dragen. De kans is immers enorm groot (dat blijkt ook uit de testen) dat zorgverleners allang besmet zijn en aangezien ze zich op een afdeling bevinden waar mensen liggen die besmet zijn …. Het enige antwoord is, dat er mogelijk mensen tussen zitten, die zij verzorgen, die helemaal niet besmet zijn maar opgenomen zijn (wellicht om andere redenen) en wachten op testresultaat. Als echter die mensen gewoon tussen de besmette mensen liggen, wat is dan nog het effect?
Discutabel
Maatregelen die genomen worden zijn, voor alles, in hoge mate discutabel vooral omdat een stevige onderbouwing ervan en toezicht op de uitvoering in hoge mate achterblijven.
Samenscholingen van (in 1e instantie) meer dan 3 en later meer dan 2 mensen zijn niet toegestaan, scholen worden gesloten, alle evenementen worden afgelast (uiteraard, omdat je dan met meer mensen samen bent). Alle horeca gesloten, contactberoepen mogen niet meer worden uitgevoerd, in winkels mag men ook niet meer zo maar en masse naar binnen (vanwege de voorgeschreven afstand), en ga zo maar door.
In de kortste tijd ooit, is de gehele economie plat gelegd en, hoewel de overheid groepen ondernemers ondersteuning aanbied, zullen veel ondernemers gedurende of aan het eind van deze periode de deuren moeten sluiten vanwege gebrek aan inkomsten.
Natuurlijk houden we 1,5 meter afstand tot elkaar maar in hoeverre dat effectief is, is volkomen onduidelijk. In gecontroleerde omstandigheden blijken vochtdeeltjes die het virus ZOUDEN KUNNEN BEVATTEN nauwelijks een meter ver te komen en dus zou 1,5 meter veilig moeten zijn. Maar buiten, met windstromen, warmte/koude overgangen, kunnen diezelfde vochtdeeltjes vele malen verder komen (of helemaal de bron ervan niet ontsnappen). Er is, op dat gebied, na zoveel weken nog steeds geen verdergaand onderzoek gedaan.
Inmiddels zijn dan wel boetes gekoppeld aan het niet aanhouden van de voorgeschreven afstand maar de pakkans is blijkbaar zo klein dat, als ik uit mijn raam kijk, per dag tientallen (zo niet honderden) mensen zie die gewoon lekker bij elkaar staan te praten (op minder dan 1,5 meter en met meer dan 2 mensen).
Hoesten in de holte van je elleboog zou ook veel schelen maar dan blijft de vraag of de daar opgehoopte vochtdeeltjes (met of zonder virus) niet toch op een gegeven moment ‘op reis’ gaan als gevolg van verdamping, wind of wat dan ook. Ook op dit punt is verder geen onderzoek gedaan.
Het schoonmaken van alles dat je aanraakt met een desinfectans zou ook heel verstandig zijn want het virus kan gedurende kortere of langere tijd, variërend van een uur tot enkele dagen, op oppervlakken overleven. Inmiddels geeft ander onderzoek aan, dat dit in gecontroleerde laboratoriumomstandigheden inderdaad waar is maar dat ‘in het wild’ hier nauwelijks (geen) sprake van is (>>LINK<< en >>LINK<<).
Een heel mooie maatregel is het advies om vooral goed op jezelf en je omgeving te letten EN je immuunsysteem (weerstand) te versterken. Een mooi advies maar zonder dat er bij verteld wordt HOE je dat immuunsysteem moet versterken is het waardeloos. En daar zit weer een ‘catch’; Het gehele corona-gebeuren wordt overduidelijk beschouwd als een ‘regulier’ probleem. Nergens worden de complementaire zorgverleners hierbij betrokken, sterker nog: ze mogen hun werk niet meer uitvoeren omdat het ‘contactbehandelingen’ zijn. En dat, terwijl juist het versterken van het immuunsysteem (de weerstand) HET terrein is waar de complementaire zorg zich mee bezig houdt.
Zelfs als blijkt dat de complementaire zorg wel eens een significant effect zou kunnen hebben, blijft het afwijzen ervan gewoon doorgaan. Artsen zijn allemaal overbelast (volgens de vrij gegeven informatie) maar het ‘uitbesteden’ van een deel van de zorg dat daarvoor geschikt is aan complementaire zorgverleners komt niet eens in de gedachte van de heersende partijen op.
Opmerkelijk is dan weer het volgende bericht ( >>LINK<< ) dat aangeeft dat het coronavirus zich kan verspreiden via de schoenzolen van zorgmedewerkers. Gelukkig, althans zo lijkt het, niet via de schoenzolen van gewone burgers 😊. Verbazingwekkend is natuurlijk dat het virus niet blijft bestaan op alle andere oppervlakken maar wel op schoenzolen.
Toch blijven veel dingen onverklaarbaar. Zelfs quarantaine blijkt minder veilig dan gedacht getuige de verklaring van Rachel: ( >>LINK<< ).
Ik snap natuurlijk wel dat de grote laboratoria allemaal bezig zijn met de ontwikkeling van testen en vaccins, daar valt uiteindelijk immers goudgeld mee te verdienen, maar er zijn talloze laboratoria die (juist door de omstandigheid dat het een laboratorium is) prima kunnen werken en dit soort onderzoek kunnen uitvoeren zodat er wat helderheid ontstaat.
Communicatie
Vanaf de aanvang van deze ‘moeilijke tijd’ is de informatie die wij Nederlanders van Overheid en ‘deskundigen’ mochten ontvangen uitermate onduidelijk, onbetrouwbaar en onvolledig geweest.
Natuurlijk: in het begin werd gemeld hoeveel ‘corona-gevallen’ werden opgenomen in het ziekenhuis en vooral op de IC’s. Ook werd gemeld hoeveel doden er te betreuren waren.
Helemaal in het begin werd zelfs gemeld hoeveel gevallen van ‘besmetting’ waren geconstateerd maar dat werd al snel beëindigd omdat er gestopt werd met testen. Laten we wel zijn: dat gegeven is ook niet bijster interessant.
Al snel bleek, dat iedereen die, om welke reden dan ook, in het ziekenhuis terecht kwam, werd gekwalificeerd als ‘corona-geval’. Uiteraard gaf dat enorme vertekening maar de aantallen werden niet gecorrigeerd na het testen.
Naarmate de tijd verstreek, bleef het aantal opgenomen ‘corona-gevallen’ stijgen, evenals het aantal doden. Nergens werd vermeld hoeveel mensen er, genezen of zodanig hersteld dat ze thuis konden uitzieken, weer ontslagen werden uit de ziekenhuizen.
Wel werd vooral gemeld hoeveel IC’s er, op termijn, bij het voortschrijden van corona, tekort zouden zijn. Logisch: als je niet corrigeert voor de ontslagen patiënten dan kom je al snel tekort.
Hoe zinloos de informatie van het RIVM is, blijkt wel uit bijgaand stuk: ( >>LINK<< ).
Daar zegt RIVM dat voor het eerst het dodental onder de 100 is gebleven. Dat is wel bijzonder twijfelachtig want in de beginfase gingen er ook geen 100 mensen per dag dood. Ze maken er wel de kanttekening bij, dat in het weekeinde de cijfers niet zo goed worden bijgehouden! Wat? Hoezo? Zijn er in het weekeinde geen mensen die kunnen tellen of turven?
Dan de tabel met het aantal ‘geregistreerde’ besmettingsgevallen. Wat een onzintabel. Het gaat, volgens de tekst, om het aantal besmettingsgevallen sinds de voige dag. Dat zou betekenen dat je die kolommen allemaal moet optellen om een beeld van het totale aantal besmettingsgevallen te krijgen. Een tabel die geen enkele informatie geeft want dat is niet wat je wilt weten: natuurlijk zijn er dagen met meer en met minder besmettingen: het gaat om totalen!
Aardig is, dat je ook andere informatie uit die tabel kunt halen i.c. er in kunt laten afbeelden.
Als je kiest voor ‘Geregistreerde besmettingen (sinds eerste besmetting)’ krijg je iets zinnigs te zien: het totale aantal besmettingen. Let op: over de gehele periode zijn nu iets meer 27.000 mensen besmet. Die periode beslaat grofweg 2 maanden! Dat valt dus nog wel mee, zij het niet dat er allang niet meer getest wordt (althans een behoorlijke periode niet getest is tenzij je in het ziekenhuis terecht kwam) dus die cijfers zijn met een enorme zak zout te nemen.
Het aantal overleden mensen blijkt nog geen 3000 te zijn geweest (tot nu toe). Natuurlijk is dat veel maar het is niet zo schokkend omdat dit bij een normale griep ook gebeurt. EN … we weten niet eens of al die mensen zijn gestorven aan corona of dat ze zijn gestorven door verkeerde behandeling (beademing) of andere ziekten die onderliggend waren. Zoals is gebleken, liggen op de IC’s vooral mensen met onderliggend lijden: overgewicht, longaandoeningen, hartkwalen en suikerziekte. ALS ze dan komen te overlijden … waaraan zijn ze dan overleden?
Nog een probleempje (ik mag dat zeggen want ik behoor bij de categorie die niet behandeld zal worden vanwege leeftijd): wat als een man van 70, die altijd goed voor zichzelf en zijn gezondheid heeft gezorgd en een schat aan kennis en ervaring heeft, gelijktijdig op de IC wordt binnen gebracht met een vrouw van 35 die een enorm overgewicht heeft, diabetes heeft, een zware roker is, niet gestudeerd heeft en geen werk heeft? Dan mag die man niet behandeld worden en die vrouw wel?
En nog een mooie: wat als er een lid van het koninklijk huis wordt binnengebracht (die de maatschappij alleen maar geld kost) en een ouder van 2 kinderen die met zijn werkzaamheden de maatschappij veel oplevert? Ik weet het antwoord wel maar … wie mag/kan die keuze maken?
En daar meteen maar overheen: in wat voor een wereld leven we als we alle hebbelijk en onhebbelijkheden van mensen gaan becijferen om te bepalen of ze wel of niet behandeld zullen worden? Gaan we aan alles dan (positieve of negatieve) punten toekennen zodat we een simpele optelsom kunnen maken om te bepalen wie recht heeft op een plaats op de IC? Roken = -5, Drinken = -5, Drugs = -10, Overgewicht = -10, Diabetes = -2, Te hard werken = -3, Werken = +10, Gezin = +5, Meer dan 2 kinderen is -3, Sporten = -2, Yoga = +4, enzovoort? Wie gaat dat bepalen?
Nergens werd informatie in een goede context geplaatst.
Waarom was/is het corona-virus nu zo ernstiger dan de gemiddelde griepvirussen die jaarlijks de wereld teisteren?
Niet vanwege de hoge mate van besmetting(-sgevaar). De gemiddelde jaarlijkse griep is niet meer of minder besmettelijk.
Niet vanwege het aantal besmettingsgevallen. Dat past in de ‘normale’ omvang.
Niet vanwege het feit dat er geen ‘natuurlijke’ weerstand tegen dit virus is. Dat is bij elke nieuwe strain of compleet nieuw virus hetzelfde.
Niet vanwege het feit dat er mensen aan dood gaan i.c. het aantal sterfgevallen. Dat is bij veel ‘gewone’ griepen nog veel hoger.
Niet omdat er geen vaccin beschikbaar was. Dat is er nooit bij een nieuwe griep en bovendien heeft een vaccin nog nooit significant invloed gehad op een griep.
Niet omdat er mensen in het ziekenhuis terecht kwamen of omdat de zwakkere bevolkingsgroep het meest geraakt werd. Dat verschilt niet van een andere griep.
Waarom dan wel?
Het ging om aantallen bedden in IC’s! Doordat mensen met ernstige ademhalingsproblematiek op de IC terecht kwamen (en aan beademing) ontstond paniek toen de IC’s dreigden vol te stromen.
Inmiddels weten we echter, dat beademing waarschijnlijk niet de juiste behandeling is en mogelijk alleen voor meer schade (en mogelijk: sterfgevallen) zorgt.
Daarbij werd de angst stevig aangewakkerd, de paniek sloeg overal toe en ook daaraan werd niets gedaan, integendeel; de berichtgeving veroorzaakte alleen maar meer paniek. Veel wetenschappers beginnen zich daar nu tegen te verzetten ( >>LINK<< en >>LINK<< ).
Dat die zorg onnodig bleek, blijkt wel uit de huidige cijfers (hoe onbetrouwbaar ook): ( >>LINK<< ).
Gelukkig komen er ook steeds meer berichten die ‘de vinger leggen’ op de tegenstrijdigheden en onjuistheden ( >>LINK<< ). Dat de ‘cijfers niet kloppen’ is iedereen met een aantal werkende hersencellen inmiddels wel helder, dat de hele commotie er rond omheen heeft geleid tot volledige ontwrichting van de maatschappij in het algemeen en dit volkomen onnodig is gebleken, mag daaruit een juiste conclusie zijn. Steeds meer gaan stemmen op met vragen over wat er nu werkelijk aan de hand is, wat er werkelijk onderbouwbaar is, waarom deze situatie is ‘gecreëerd’ door de verschillende partijen die hierin een rol hebben gespeeld.
Waarom?
Ik ben geen doemdenker en ook niet direct een aanhanger van allerlei complottheorieën maar terugkijkend ontstaan veel vragen en blijken er weinig antwoorden beschikbaar te zijn. Blijkbaar hebben overheden en zogenaamde deskundigen besloten dat de maatschappij in het algemeen niet overweg kan met de werkelijke informatie en dus is (bewust of onbewust maar waarschijnlijker bewust) informatie achter gehouden, informatie vervalst ( >>LINK<< ), de maatschappij middels ‘maatregelen’ gedwongen tot het opvolgen van regels die weinig zinvol blijken te zijn geweest, via het verspreiden van angst is de maatschappij volgzaam gemaakt en zij die wel nadachten werden door hen die niet nadachten gedwongen mee te doen in de waanzin. Gelijktijdig werden andere zaken wel gewoon uitgevoerd, denk maar even aan het plaatsen van 5G-masten, waar een enorme weerstand tegen is en die onder normale omstandigheden niet zo snel geplaatst hadden kunnen worden.
Met het voeden van de ‘gevaren’ van corona, werd ook aangegeven dat BESLIST een vaccin ontwikkeld moest worden; een dwaasheid die al jarenlang voor- en tegenstanders in strijd houdt, immers; er is nog nooit een ziekte uitgeroeid (er is zelfs nooit significant een ziekte bestreden) middels vaccins. Het enige dat gebeurt is, dat de farmaceutische industrie en een aantal centrale personen (neem onze eigen Ab Oosterhuis en de computervirusdeskundige Bill Gates) daar enorm aan verdienen. Het ontwikkelen van een vaccin op zo’n korte termijn levert echter veel extra gevaren op ( >>LINK<< ). Daarbij zou het eerder vaccineren voor allerhande andere ziekten mogelijk van enorme invloed kunnen zijn geweest op het ‘krijgen’ van corona ( >>LINK<< ).
Positief
Eerlijkheidshalve moet ik ook bekennen dat deze hele situatie positieve effecten heeft gehad. In veel plaatsen is in middels de smog nagenoeg volledig verdwenen (logisch want veel fabrieken en dergelijken lagen allemaal stil). In veel steden zien we opeens weer vogels verschijnen die er al jarenlang niet meer waren. Het fijnstof is (voor een groot deel) uit de lucht verdwenen (wat weer vervelend is voor hooikoortspatiënten aangezien dat fijnstof ook veel pollen uit de lucht haalde, waardoor er nu mogelijk meer mensen last hebben van allergieën). Stranden zijn opeens schoner (logisch, daar waren minder mensen). Het misdaadcijfer schijnt aanzienlijk te dalen, minder ongelukken op de weg (omdat meer mensen binnen blijven), in het algemeen veel rustiger en stiller waar het eerst druk en rumoerig was.
Nog mooier is, dat steeds meer geroepen wordt dat de ‘lockdown’ (die we in Nederland niet helemaal hebben gehad maar de maatregelen werden overduidelijk wel als dusdanig ervaren) zo snel mogelijk moet worden beëindigd, enerzijds omdat het een nutteloze maatregel is en omdat het tot, nu nog onduidelijk, effecten gaat leiden die voorlopig niet te overzien zijn en mogelijk nog meer slachtoffers gaat maken dan het hele coronavirus. ( >>LINK<< dit is absoluut een link die je moet openen en lezen!) Speciale aandacht wil ik vragen voor het plaatje dat staat onder de kop “What is the curve”.
In dat plaatje is weergegeven wat het verloop is als er GEEN maatregelen zouden zijn genomen (denk even aan Zweden) en wat het verloop is MET maatregelen. Laten we helder zijn: Het aantal besmette personen (eigenlijk weergegeven door het oppervlak van de curve) verschilt totaal NIET, alleen de tijd waarover het geheel wordt uitgesmeerd verschilt aanzienlijk (en daarmee ook de sociale en maatschappelijke effecten).
Als we ‘even’ naar Zweden kijken, zien we daar geen maatregelen, het leven gaat gewoon door. Ja; het aantal besmettingsgevallen loopt in korte tijd enorm op maar het totaal aantal is niet anders dan met maatregelen. Wat veel opmerkelijker is, is het verschijnsel dat daar weinig mensen in het ziekenhuis belanden en nog minder mensen op de IC. Het lijkt er zelfs heel sterk op (we hebben helaas niet alle gegevens) dat het aantal sterfgevallen aanzien lager is dan met maatregelen!
Dat zou, het is maar een idee, wel eens tot de gedachte kunnen leiden dat het nemen van maatregelen (uitsmeren van het probleem) ertoe lijkt te leiden dat de effecten intenser en ingrijpender worden, alsof we, door het nemen van maatregelen, de sterfgevallen niet accepteren, te snel mensen opnemen in ziekenhuis en IC, en het virus dieper kan penetreren als wanneer we het gewoon laten uitrazen.
Ook positief is het resultaat van een onderzoek dat is gepubliceerd door het Roseland Hospital, waar uit blijkt dat van de geteste personen maar liefst 30% antistoffen voor corona blijken te bezitten! ( >>LINK<< ). Hoe is dat mogelijk als dit een ‘nieuw’ virus is? Is het virus dan al veel langer in omloop en zijn we daar niet over geïnformeerd? Het geeft je stof tot nadenken.
In dezelfde lijn ligt het onderzoek van een militair onderzoeksbureau dat laat zien dat veel mensen corona besmet zijn maar geen symptomen vertonen ( >>LINK<< ). Dat zou namelijk betekenen dat we WEL een natuurlijke weerstand tegen corona bezitten.
En dan komt de reactie
Opmerkelijk is, dat nu het een beetje tot rust komt allemaal, er opeens allerhande vreemde berichten verschijnen. Zonder in complettheorie te vervallen, lijkt het er op dat een aantal belanghebbende partijen hun grip op het geheel dreigen te verliezen en dat toch nog even proberen goed te maken.
Voor wie op zoek is naar ‘wetenschappelijk materiaal’ is opeens, vanuit het niets, een compleet wetenschappelijk onderzoek over corona gepubliceerd ( >>LINK<< ). Verbazingwekkend want normaal doen ze daar maanden, zo niet jaren, over en nu is dat onderzoek in een paar weken uitgevoerd? De lezers zullen niet verbaasd zijn dat ik dit bijzonder twijfelachtig vind.
Nog een mooie is een bericht van een meneer van Dissel die opeens beweert dat het ‘mild doormaken van corona er mogelijk op wijst dat je geen immuniteit hebt opgebouwd’ ( >>LINK<< en >>LINK<< ).
Say what???
Waar het RIVM altijd beweert dat als je, na vaccinatie, een ziekte mild doormaakt dat een bewijs is dat de vaccinatie werkt en je antistoffen bezit en de complete immunologie rond dat principe is opgebouwd zou dat bij het coronavirus opeens niet gelden? Het is toch juist zo dat als ik besmet wordt en de ziekte maar mild doormaak, ofwel mij immuunsysteem zo goed is dat het snel antistoffen opbouwt ofwel dat ik al antistoffen bezit?
Ik begrijp natuurlijk wel dat we de farmaceutische industrie en specifiek de vaccinproducenten moeten ondersteunen maar dit is wel heel erg verdwaald.
Ook mooi is het bericht (nog wel van het UMC) dat we allemaal een app op onze telefoon moeten zetten die netjes laat zien of we in contact zijn geweest met een besmet persoon ( >>LINK<< ), de zogenaamde COVID Radar. Hoe die app dan test dat de persoon die ik tegen kwam besmet was is mij erg onduidelijk. Wat me wel duidelijk is, is dat op deze wijze de bewegingen van de app-gebruikers perfect zijn bij te houden (ook al beweert het UMC dat de gegevens vertrouwelijk zijn, dat beweren Google en Facebook en andere instanties ook).
Ik kan niet anders dan denken dat dit een aanzet is om de bevolking volkomen te monitoren en wellicht een aanzet tot een verplichte chip onder de huid om dat nog eens te versterken.
Harvard, ja; de prestigieuze universiteit, komt zelfs met het dwaze idee om jaarlijks een (of meerdere) periode van lockdown in te voeren om zo diverse ziekten beter te kunnen controleren ( >>LINK<< ).
Nu gaan toch echt de complottheorieën ook bij mij wel opkomen. Hoe dwaas kun je gaan denken?
Elke griep periode kent (heb ik ergens gelezen) 0,1% sterftegevallen. Dat is de natuur die een kleine opruiming houdt.
Ofwel we willen een dergelijk klein offer niet meer accepteren (de bevolking wordt er immers sterker door), ofwel we accepteren niet meer dat mensen overlijden, ofwel ‘iemand’ zoekt totale controle over de maatschappij.
Ten slotte
Ik hoop dat ik, met het bovenstaande, lezers heb aangezet om zelf na te denken en vooral kritisch te blijven (ook ten opzichte van dit schrijfsel). Als laatste wens ik iedereen een goede gezondheid, een sterk immuunsysteem en een voorspoedig verloop van deze periode (die hopelijk snel beëindigd zal worden). Mocht je ziek zijn (of nog worden) dan wens ik je een zeer voorspoedig herstel.
Nagekomen berichten
Trump wil de bijdrage van de US aan het WHO stoppen. ( >>LINK<< en >>LINK<< ).
Nu ben ik geen fan van Trump en ga ik verder niet in op wat ik van die man vind maar volsta ik met de kreet: ‘zelfs een stilstaande klok geeft 2x per 24 uur de juiste tijd aan”.
De Stentor meldt dat maar liefst 8000 zorgverleners besmet zijn ( >>LINK<< ). Wat hebben we aan dat ‘nieuws’? Als het overgrote deel van de Nederlanders inmiddels besmet is, zal dat voor zorgverleners niet anders zijn, eerder hoger. En kijk even naar de foto: allemaal een mondkapje op (zo te zien van inferieure kwaliteit) maar geen handschoenen en korte mouwen. Natuurlijk wordt je dan besmet, wat verwacht je anders. Het is eigenlijk een schandaal dat deze zorgverleners niet de uitrusting krijgen die daadwerkelijk effectief is (een overdrukpak) en daardoor (zoals terecht in het stukje staat) ook hun gezin in gevaar brengen.
Wat dat betreft mijn respect voor deze zorgverleners die, in de wetenschap DAT ze besmet worden (het is geen vraag maar een zekerheid met deze beperkte middelen) toch hun werk blijven doen.
© Nico Smits, maart 2020
Aanleiding
Sinds enige tijd woed het corona virus ook in Nederland. Min of meer ‘origineel’ afkomstig uit China, Whuhan.
Van simpele waarschuwingen en adviezen is het inmiddels gekomen tot meer ingrijpende adviezen, sluiting van scholen, zo veel mogelijk thuiswerken, sluiting van de complete horeca, en ga zo maar door.
En ondanks dat alles ligt nog steeds een volledige Lock-Down op de loer, waarbij niet alleen Nederland afgesloten wordt qua grenzen maar ook de bewoners gedwongen worden binnen te blijven en alleen het huis te verlaten voor belangrijke zaken als boodschappen doen, apotheekbezoek en de hond uitlaten.
Dat niet iedereen door heeft dat wij daar, allemaal, een belangrijke invloed in hebben blijkt als we naar buiten kijken en nog steeds groepen mensen zien samenscholen voor een praatje, jongeren gezellig in groepen rondhangen, en ga zo maar door.
Dat ‘men’ de bui wel ziet hangen is herkenbaar aan het vreemde verschijnsel dat veel Nederlanders opeens zijn gaan hamsteren. Hoewel alles voldoende in voorraad is, wordt opeens toiletpapier (????), verse en diepvriesgroente en vlees in grote hoeveelheden uit de schappen getrokken. Ook pasta en rijst verdwijnt even snel als het personeel van de supermarkten het aanvullen.
Internet wordt overstroomd met berichten over corona, het een nog dramatischer dan het andere. Ja natuurlijk; er zijn veel zieken en die hebben het zeker niet gemakkelijk, de ziekte is niet prettig te noemen, zelfs ernstiger dan wat we bij een griepvorm mogen verwachten doordat corona heel direct aangrijpt op de longen.
Ja, werkenden in de gezondheidszorg hebben het zwaar en worden behoorlijk overbelast, niet in de laatste plats omdat veel hulpmiddelen niet of nauwelijks meer voorhanden zijn.
Natuurlijk; het is niet leuk dat we niet meer op bezoek mogen in verzorgingstehuizen en dergelijken en daardoor soms ouders niet meer zo vaak zien als voorheen. Maar bedenk wel dat daar juist een grote groep kwetsbare Nederlanders bij elkaar is die zo veel mogelijk ontzien moet worden.
En ja, het aantal besmette Nederlanders is absoluut veel groter dan de berichten van RIVM doen denken want er wordt al heel lang niet meer getest en de maatregelen kwamen wat laat en Nederlanders houden zich er slecht aan.
Gelijktijdig moet je wel bedenken dat ‘besmetting’ niet gelijk staat aan ‘ziek’; slechts een deeltje van de besmette personen wordt ziek (zoals het zich laat aanzien, berekend vanuit de berichten van het RIVM, mond nauwelijks 1% van de besmettingen uit in ziekte).
Ook zijn er een behoorlijk aantal sterfgevallen, voor sommigen wellicht onverwacht hoog. Maar ook daar geldt dat het aantal doden slechts een heel klein percentage is van het aantal zieken en dan nog betreft het voornamelijk de zwakkeren die komen te overlijden (ongeveer 4,5% van de zieken, berekend op basis van de gegevens van RIVM).
Al snel komt het advies om zo veel mogelijk de sociale contacten te beperken. Logisch want; hoe meer mensen je ontmoet, hoe meer kan je hebt om een besmetting op te lopen of, als je zelf besmet bent, anderen te besmetten.
In een aantal landen zijn “samenscholingen” van meer dan 1 persoon inmiddels al verboden op straffe van hoge boetes.
Het is absoluut een goed advies en verdiend opvolging maar dan verschijnen er rare berichten uit zogenaamd wetenschappelijke bronnen met vreemde adviezen, zoals hieronder.
Rekenen op basis van onbekende gegevens
Leuk bedacht maar die vlieger gaat niet op. Besmetting kun je niet bepalen aan de hand van simpele statistiek omdat er teveel factoren meespelen; we hebben het niet over stenen maar over mensen waarbij honderden, zo niet duizenden, factoren meegewogen moeten worden.
Als ‘normaal’ een besmet persoon 2,5 personen per 5 dagen besmet, betekend dat niet dat die persoon bij 50% minder sociaal contact ook minder mensen besmet, maar dat is wel waar dit soort simpele berekeningen vanuit gaat.
Diezelfde ene persoon kan in dezelfde tijd nog steeds 2,5 persoon besmetten als hij daarmee in contact komt, en zelfs meer dan dat.
Alleen als die ene persoon MINDER dan 2,5 personen ontmoet zal hij minder mensen besmetten.
Bovendien klopt de berekening niet: als een persoon 2,5 personen besmet, is dat na 5 dagen dus 2,5 personen PLUS de originele persoon is 3,5 persoon.
Die 3,5 personen blijven anderen besmetten, dus die 3,5 personen besmetten elk 2,5 personen (volgens deze ‘kort-door-de-bocht rekenmethode) is na 5 dagen 8,8 nieuwe besmettingen PLUS de originele 3,5 is totaal 12,3 besmette personen.
Als je op deze, veel correctere wijze, netjes doorrekent, zou je na 30 dagen 1838,3 besmette personen hebben (en niet 406 zoals in het plaatje).
Maar ja …. dat gaat er van uit dat daadwerkelijk elke besmette persoon 2,5 personen besmet en er tussendoor niemand in bed gaat liggen of in quarantaine gaat.
ALS het waar zou zijn dat bij 50% minder sociaal contact maar 1,25 personen per 5 dagen worden besmet, kom je na 30 dagen uit op 129,7 besmette personen.
Als het waar zou zijn dat bij 75% minder sociaal contact maar 0,625 personen besmet worden, dan kom je na 30 dagen uit op 18,4 besmette personen.
Het werkelijke aantal besmette personen is dus veel hoger dan dit plaatje je voorschotelt, helaas.
Zo werkt het niet
Het rekenwerk ziet er nu prachtig uit maar het werkt uiteraard niet zo.
Deze rekensommen gaan alleen op dat een persoon die normaal sociaal contact heeft, met maar 2,5 personen contact heeft, die persoon bij 50% sociaal contact maar contact heeft met 1,25 personen en bij maar 25% sociaal contact maar 0,625 personen ontmoet.
Nu kom ik persoonlijk eigenlijk nooit halve personen tegen, nog minder kwart personen en zeker geen 0,625 personen maar het mag helder zijn dat dit een rekenschema is dat gespeend is van realiteit en uitgaat van een soort ‘berekende’ gemiddelden waarvan onzichtbaar is waar ze vandaan komen.
De enige goede manier zou zijn om IN HET GEHEEL GEEN sociaal contact te hebben maar helaas: mensen zijn sociale kuddedieren dus dat gaat niet lukken.
Laat je niet beïnvloeden door dit soort wazige rekensommetjes, die kan iedereen maken zonder dat er enige onderbouwing voor is (kan ik zelfs 🙂 ).
Het gaat nog verder want in dat mooie plaatje is er geen rekening mee gehouden dat een deel van de ‘besmetters’ dezelfde sociale contacten heeft (en dus wellicht niemand heeft om te besmetten omdat die al besmet zijn) EN er is geen rekening mee gehouden (omdat we dat helemaal niet weten) hoeveel % na hoeveel dagen in bed ligt (en dus niemand meer besmet) en hoeveel procent dood gaat na hoeveel dagen en dus zeker niemand meer besmet.
Dit soort statistiek is enorm suggestief en kan enorme angst verspreiden/veroorzaken.
Denk er om dat statistiek leuk is als we achteruit/terug kijken maar dat het vooruit extrapolerend hooguit een enorme vage gok is die waarschijnlijk weinig met de werkelijkheid heeft te maken.
Als ik verder extrapoleer zouden er, vanaf de eerste besmette persoon in Nederland (volgens deze maffe redenatie) na 95 dagen maar liefst ruim 15,5 MILJOEN mensen besmet moeten zijn. Na 96 dagen zou HEEL Nederland besmet moeten zijn!!!!!!
En hoelang is het corona-virus nu in Nederland? (sinds 27 februari 2020)
En hoeveel besmette mensen hebben we (volgens het RIVM)? 2994 besmette mensen en 106 doden (waarbij RIVM al aangeeft dat het aantal besmette mensen veel hoger ligt).
Volgens het rekensommetje (27-2 tem nu 21-3-2020 = 34 dagen) zouden er nu 4595 besmette mensen moeten zijn. Nu geloof ik graag dat RIVM er naast zal zitten met haar schatting (wat weten ze daar eigenlijk wel) maar bijna 100% ernaast zou wel een heel domme schatting zijn.
Sociaal contact beperken werkt op den duur niet
Zouden we de sociale contacten beperken en ZOU dat tot gevolg hebben dat we minder mensen besmetten, dan nog schuiven we het probleem alleen voor ons uit.
Volgens de denkwijze “verminder sociaal contact met 50%” duurt het (volgens het rekensheet dat ik heb samengesteld) ongeveer 108 dagen voor heel Nederland besmet is en volgens de denkwijze “verminder sociaal contact met 75%” duurt het 171 dagen voor heel Nederland besmet is.
Het lost het probleem dus in het geheel niet op, we schuiven alles gewoon een beetje voor ons uit.
Dat levert, wellicht, wat ruimte op om te komen met oplossingen maar aangezien we voorlopig nog geen idee hebben van mogelijke oplossingen is het de vraag of die er met een paar dagen extra, wel zullen zijn.
Vaccinatie dan?
Normaal duurt de ontwikkeling van een vaccin (gesteld dat het zou werken) ongeveer 5 jaar. Nu pleuren de farmaceuten vaccins na een paar weken op de markt.
Wordt dit de keuze tussen besmet worden door corona (en heel misschien ziek worden en nog minder kans op overlijden) en tussen een experimenteel middel waarvan we niet weten wat de gevolgen zijn?
Zijn de farmaceuten, met RIVM als vazallen en de Staat der Nederlanden als domme / onwetende / niet-geïnformeerde kracht via opmerkelijke berichten hun afzetmarkt alvast aan het masseren zodat dadelijk alle goedgelovigen smeken om een spuit met rommel waarvan werking en effect maar moet worden afgewacht?
Bovendien: wat zou vaccinatie nu nog kunnen oplossen ALS het al zou werken?
Om te beginnen zou het heel dom zijn om iemand die al besmet is te vaccineren. Dat levert gevaarlijke situaties op die tot overlijden kunnen leiden als gevolg van ‘opstoot’.
Voordat iemand gevaccineerd kan worden, moet dus eerst getest worden of deze persoon al is besmet. Zo ja, dan ben je te laat met vaccinatie, zo nee zou wellicht vaccinatie iets kunnen uithalen.
Helaas is er te weinig capaciteit voor al die testen en dus bestaat de mogelijkheid dat vaccinatie wordt opgelegd en de gemiddelde niet-zieke Nederlander als laboratoriumrat wordt gebruikt met de kans die vaccinatie niet te overleven.
Rekensommetjes kunnen leiden tot vals veiligheidsgevoel
Het soort rekensommetjes dat ten grondslag ligt aan veel van deze berichten blijf ik negatief en onjuist vinden. Ze zijn NIET gebaseerd op realiteit maar veroorzaken wel een hoop onrust of juist een vals gevoel van veiligheid omdat ze geen echt beeld geven van de werkelijkheid.
Laten we eerlijk blijven: we weten nog helemaal niets over OF je immuun wordt als je het hebt gehad en of er überhaupt een vaccin voor is te maken, laat staan dat er een vaccin komt dat werkt.
Het is positief dat mensen voorlichting krijgen, op mijn manier doe ik dat ook (alleen probeer ik in mijn rekensommetje zo veel mogelijk reële factoren mee te nemen en maak ik het niet mooier dan het is), maar doe het dan wel met materiaal dat correct is en niet met het soort wazige rekensommetjes zonder onderbouwing.
Nog eenvoudiger gesteld
In het plaatje over sociale contacten wordt er van uit gegaan dat elke besmette persoon 2,5 anderen besmet. Dat is al het eerste onzin uitgangspunt: besmetting is geen zekerheid, het is een kans/mogelijkheid. Dat betekend dat als die persoon 100 mensen ontmoet, hij misschien helemaal niemand besmet en anderzijds misschien 100 anderen besmet. De besmetting stopt echt niet bij 2,5 persoon. Dat die 2.5 als een soort rekengemiddelde wordt gebruikt, snap ik natuurlijk wel maar het geeft een valse schijn van (on)veiligheid. ELK CONTACT DAT JE TEGEN KOMT KUN JE BESMETTEN ALS JE ZELF BESMET BENT. Of dat er nu 1 is of 100.
Daarna volgt een voorbeeld waarin je het aantal sociale contacten halveert. Opeens schijn je dan maar 1,25 personen te besmetten. Dus volgens deze dwaze denkwijze: halveer je contacten en je halveert het aantal mensen dat je besmet. MAAR ZO WERKT HET NIET!
Als je in plaats van 100 personen maar 50 personen ontmoet, kun je nog steeds 0 personen besmetten maar het kunnen er ook 50 zijn! Ook hier stop je niet met besmetten bij 1,25 persoon. ELK CONTACT DAT JE TEGEN KOMT KUN JE BESMETTEN ALS JE ZELF BESMET BENT. Of dat er nu 1 is of 50.
Het laatste voorbeeld is vermindering van het aantal sociale contacten met 75%. Opeens schijn je dan maar 0,625 personen te besmetten. Dus volgens deze dwaze denkwijze: breng je contacten terug tot 25% en je besmet maar 25% van de mensen die je ontmoet. MAAR ZO WERKT HET NIET! Als je in plaats van 100 personen maar 25 personen ontmoet, kun je nog steeds 0 personen besmetten maar het kunnen er ook 25 zijn! Ook hier stop je niet met besmetten bij 0,625 persoon. ELK CONTACT DAT JE TEGEN KOMT KUN JE BESMETTEN ALS JE ZELF BESMET BENT. Of dat er nu 1 is of 25.
Met dit alles wil ik laten zien dat dit soort rekensommetjes nonsens zijn: besmetting is gebaseerd op een soort (casino) kansberekening waarbij je alleen terug kijkend een soort gemiddelde kunt bepalen. En dat gemiddelde is bij elke persoon verschillend; de een besmet helemaal niemand en de ander besmet maximale aantallen mensen en alles daar tussen in is mogelijk.
Berekening van dit soort getallen zal altijd leiden tot een soort schijnveiligheid en gelijktijdig tot een verkeerde angst en paniek want iedereen kan de rekensommetjes maken zoals ik die ook heb gemaakt.
Als je besmet bent, kun je IEDEREEN in je omgeving besmetten. Dat stopt niet bij 2,5 of 1,25 of 0,625 personen. Blijf dus, ook al DENK je maar dat je besmet bent, thuis en in quarantaine! Sterker nog: aangezien je waarschijnlijk de gehele tijd met je gezin in contact bent geweest ben ik van mening dat JE HELE GEZIN IN 100% QUARANTAINE MOET als een van de gezinsleden MOGELIJK besmet is. Ga er niet van uit dat als je een gezin van 4 hebt (vader, moeder en 2 kinderen) dat er dus maar 2,5 persoon besmet is (of 1,25 of 0,625 bij 50% of 75% vermindering sociaal contact). Ga er van uit dat het HELE GEZIN is besmet!
Dus: 1 persoon (mogelijk) besmet in een gezin betekend dat het hele gezin in quarantaine moet, niet alleen de betreffende persoon.
Geen uitstapjes naar buiten of boodschappen halen door een van de gezinsleden maar totale quarantaine.
De praktijk
Ik zag een berichtje van een moeder waarvan de dochter blijkbaar corona had (hoewel niet getest was dat in dit geval niet nodig omdat de verschijnselen overduidelijk waren). Heel naar voor de dochter en spannend, angstig en stressvol voor de overige gezinsleden. Uiteraard wens je dat niemand toe en hoopt iedereen dat het goed zal gaan.
Nu lag de dochter in 100% quarantaine in een achterkamertje, geen contact met het gezin. Maar de kans dat de rest van het gezin inmiddels al besmet is, is wel bijzonder groot ook al hebben ze (nog) geen verschijnselen. NIET IEDEREEN DIE BESMET RAAKT KRIJGT DE VERSCHIJNSELEN OFWEL WORDT DAADWERKELIJK ZIEK maar daar staat tegenover dat ALS JE BESMET BENT zonder ziekteverschijnselen KUN JE HEEL WAARSCHIJNLIJK WEL ANDEREN BESMETTEN! Met andere woorden; je bent dan een drager.
Als, van dat gezin, vader of moeder boodschappen gaat doen, kan die dus gewoon iedereen om zich heen besmetten!
Als je besmet bent, of je nu ziekteverschijnselen hebt of drager bent, kun je IEDEREEN die je ontmoet wel of niet besmetten: de kans is bij ELK CONTACT 50%.
Je kunt die kans, schijnbaar en in mindere mate effectief, verminderen door afstand te houden (liever 2,5 meter dan 1,5 meter), hoesten in de binnenkant van je elleboog, mondkapjes, handschoenen, enzovoort. Maar niettemin blijft de kans aanwezig dat je een ander besmet en blijft de kans dat je een ander besmet 50%! Alleen bij GEEN sociaal contact is de kans op het besmetten van anderen 0%.
Om, voor mij, onduidelijke redenen blijven veel mensen onbeperkt sociale contacten aangaan. Ik zie hele meutes mensen momenteel boodschappen doen bij AH (een volle winkel met volle karren die naar buiten gereden worden, dat kan ik vanuit mijn raam zien) terwijl toegangsbeperking een stuk effectiever zou zijn (niet meer dan een bepaald aantal mensen naar binnen om de kans op besmetting te verkleinen door grotere afstand tot elkaar). Ik zie groepen mensen staan praten voor de winkel, ik zie groepen mensen samen sporten, wandelen, pokemon spelen, enzovoort.
Ook al begrijp ik de behoefte aan sociaal contact (mensen zijn en blijven sociale kuddedieren) dan nog kan ik bijna niet begrijpen dat zo veel mensen er blijkbaar niet van doordrongen zijn dat deze contacten gevaar opleveren (voor jezelf en voor anderen).
Immuunsysteem
Daarnaast zag ik een vreemd bericht op facebook: er is nu aangetoond dat het menselijk immuunsysteem in staat is corona te bestrijden!
Nou, DAT is nieuws zeg.
Dat is toch juist waar ons immuunsysteem voor gemaakt is, ik had niet anders verwacht (anders zou het aantal sterfgevallen ook enorm veel hoger zijn en waren er niet inmiddels weer grote aantallen corona-lijders genezen verklaard (laten we wel zijn: medisch is er nog geen licht aan de horizon, genezing moet echt van binnen uit komen).
Complementaire mogelijkheden
Wat mij dan verbaasd is, dat er niet gekeken wordt naar wat andere behandelwijzen (de zogenaamde alternatieve, complementaire behandelwijzen) wellicht zouden kunnen bijdragen.
Ik ben zelf een groot voorstander van nosoden: een homeopatisch middel gemaakt van ziek weefsel, of in dit geval: van een ziekteverwekker.
Met 1 positief geteste corona-lijder zou je beschikken over het benodigde basismateriaal. Een weekeindje doorwerken (kan bij wijze van spreken, maar niet aan te raden, op het aanrecht plaats vinden) kun je ruim voldoende nosoden aanmaken voor heel Nederland. Het zal niet alles oplossen en de ernstigste gevallen zijn misschien zo niet te helpen maar het overgrote deel van Nederland kan hiermee ondersteund worden.
Lijkt mij effectiever dan wachten op een geneesmiddel (dat nog niet bestaat en daarna nog getest moet worden) of een vaccinatie (waarvan de werking überhaupt al twijfelachtig is.
Ik weet dat er zelfs in Nederland (ook al zijn nosoden hier verboden) een apotheek is die ze kan maken.
Laten we, voordat we komen tot maatregelen als Total Lockdown, eerst alle mogelijkheden benutten. Als de overheid een wet kan uitvaardigen die een Total Lockdown rechtvaardigt, kan diezelfde overheid ook een wet uitvaardigen die (voor mijn part tijdelijk) de aanmaak en het gebruik van nosoden toestaat.
Ik beschik niet over de mogelijkheid om het virus te isoleren noch over de middelen om deze nosode zelf te produceren op mijn aanrecht maar zou ik die mogelijkheden hebben, dan zou ik ze zeker gebruiken.
Ergo RIVM: als jullie werkelijk willen bijdragen (jullie hebben vast en zeker het virus wel geïsoleerd) neem dan contact op met ene producent van nosoden en laat ze hun gang gaan. Niet geschoten is altijd mis.
Doordat nosoden ze hoger zijn verdund dan de 24e verdunning zijn ze het “getal van Avogadro” gepasseerd en zit er dus niets meer in van de originele bassistof behalve de (voor het gemak even) energetische waarde. Er zit dus geen besmettelijk materiaal meer in!
Het is juist die energetische handtekening waarop ons lichaam, ons immuunsysteem, reageert!
Hierdoor gaat het immuunsysteem in werking (als het dat nog niet was) of krijgt het een extra boost (als het al in werking was.
Het grote voordeel van nosoden is, dat je ze ook kunt gebruiken als je al ziek bent (iets dat bij vaccinatie niet aan te bevelen is), dat je ze kunt gebruiken bij twijfel rond besmetting EN als preventie tijdens een uitbraak.
Het is dus een perfect middel om in deze tijd breed in te zetten.
Beetje schokkend
Ik had een mooi rekensheet gemaakt, uitgaande van 2,5 besmettingen per persoon (normaal social life), 1,25 besmettingen per persoon bij gehalveerd social life en 0,625 besmettingen per persoon bij kwart social life. Daarop was mijn stuk gebaseerd en dat klopt nog steeds (ook al kom ik dan aanzienlijk hoger uit dan in het plaatje aan het begin van dit verhaal).
Probleem is daarbij, dat je nooit netjes elke 5 dagen het aangegeven aantal personen besmet (klinkt een beetje verkeerd maar je begrijpt wat ik bedoel, hoop ik). Telkens als je mensen ontmoet is er een 50% kans dat je ze besmet (als ze nog niet besmet zijn).
Op basis daarvan het ik een 2e rekenlijn opgezet waarbij ik het sheet willekeurig een factor liet bepalen, ervan uitgaande dat je per 5 dagen 10 mensen ontmoet (moeten wel elke keer andere mensen zijn). Elke keer dat je het sheet opent, rekent hij voor elke stap een nieuwe factor uit, zodat er geen vast uitslag is.
De factor is bij normaal social life tussen 0 en 10, bij 50% social life tussen 0 en 5 en bij kwart social life tussen 0 en 2,5.
Op zich niets verbazingwekkends want dat is gewoon een kracht van Excel, om dit soort berekeningen te maken.
Ik heb er nog geen rekening mee gehouden dat mensen ziek in bed gaan liggen, in quarantaine gaan (of zelfs overlijden) en dan niemand meer besmetten en ook weet ik niet hoelang iemand besmettelijk blijft, dus ook daar kan ik geen rekening mee houden. Er is nog te weinig bekend om dat als rekenfactor mee te nemen maar ALS dit soort gegevens bekend wordt zal ik ze zeker invoeren.
In ieder geval vond ik het opmerkelijk dat in de rekenlijn waarin ad-random een factor wordt bepaald ALTIJD de volledige Nederlandse bevolking (ruim 17 miljoen) SNELLER volledig is besmet dan in de rekenlijn met de vaste factor (2,5 – 1,25 – 0,625)!!!!!
Met andere woorden: als de toevalsfactor meespeelt (zoals het meer past bij de werkelijkheid) dan zijn we sneller allemaal besmet als we sociale contacten blijven onderhouden. Of we die contacten nu halveren of tot een kwart terug brengen maakt zo goed als niets uit !!!!
Met toevalsfactor blijkt elke keer weer dat we allemaal sneller besmet zijn als wanneer we een vaste factor als voorwaarde gebruiken.
Dat zou er dus voor pleiten om iedereen te verplichten thuis te blijven en GEEN contacten meer te hebben !!!!
Waarom deel ik dit?
Omdat ik enerzijds corona zie als een griep die, anderzijds, wel slachtoffers maakt, de totale Nederlandse en zelfs wereldeconomie plat legt en veel mensen blijkbaar nog steeds niet begrijpen dat het volhouden van sociale contacten de verspreiding aanzienlijk bevorderd.
Het gaat, grotendeels, niet meer om sterke, gezonde mensen die deze griep wel te boven komen maar vooral ook om mensen die wat dat betreft minder kans hebben.
Zolang er nog steeds mensen zijn die groepsgewijs bijeen komen, zal deze griep slachtoffers blijven maken.
Ja, het is een griepsoort en ja, normaal vallen er ook doden bij griep uitbraken en ja, we komen het heus wel te boven. Maar helaas is dit ook een nieuwe griepvariant waartegen we nog geen afweer hebben opgebouwd, waardoor ze uiteindelijk, mogelijk, meer slachtoffers zal maken dan de gemiddelde, inmiddels bekende, griep.
Wij, mensen, hebben toegestaan dat ons immuunsysteem steeds verder afgebroken wordt door kinderen (en zelfs volwassenen) vol te spuiten met vaccins tegen van alles en nog wat en het resultaat daarvan is, dat enorm veel mensen een dusdanig slecht immuunsysteem hebben dat ze zich niet kunnen verweren tegen een nieuwe ziekteverwekker (even los van iedereen die door allerlei andere omstandigheden en verlaagd immuunsysteem heeft en zich niet kan verweren).
Volgens RIVM en andere farmacie-afhankelijke en farmacie-geïndoctrineerde instanties reden om nog meer vaccins te maken en het immuunsysteem nog verder af te breken. Helaas zijn er talloze volgers die daar blindelings in mee gaan.
Terwijl deze nieuwe variant juist goed laat zien welke kant we opgaan als we doorgaan ons lichaam te verpesten.
Maar goed … dat is mijn ‘dingetje’ en daar wil ik jullie, nu, niet mee vervelen.
OVER DE SCHRIJVER
Nico bekleed bij voorkeur de functie van ‘luis in de pels’.
In die functie stelt hij zaken ter discussie, probeert hij vaag van concreet en waarheid van onwaarheid te scheiden. Hierbij maakt hij zo veel mogelijk gebruik van algemene openbare informatie.
In dit alles baseert hij zich op een inmiddels 45 jarige ervaring binnen het CAM-domein waarbinnen inmiddels alles zijn blik wel heeft gepasseerd.
Hoewel hij soms adviezen kan geven over zaken, is het nooit zijn bedoeling die op te leggen. Zo zal hij ook nooit iemand beschuldigen of pogen te benadelen. Het enige dat hij nastreeft is, dat lezers van zijn stukjes ZELF gaan nadenken en ZELF conclusies trekken waarbij hij hooguit probeert zo veel mogelijk informatie over een bepaald onderwerp in een stukje te verwoorden.
Nico Smits
Na de onrust die ontstond, naar aanleiding van het (verder) beperken van de vergoedingen van complementaire therapeuten door zorgverzekeraars (en het, mogelijk deels als gevolg daarvan, overstappen van grote groepen verzekerden naar andere verzekeraars), was er een kleine hoop dat het een tijdje weer wat rustiger zou worden binnen het CAM-domein.
Natuurlijk komen er weer nieuwe (onrust-veroorzakende) acties op ons af (waaronder de upgrade van de PLATO-eisen) maar dat zijn we wel gewend binnen ‘ons’ domein.
Niettemin ontstaat er, alweer, onrust binnen het CAM-domein (terwijl het jaar nauwelijks goed van start is) en wel vanuit (min of meer) het domein zelf. Alweer een ‘nieuwe’ partij steekt de kop op en veroorzaakt onrust en verdere verdeeldheid binnen het CAM-domein. Zowel de onrust als de verdeeldheid zijn zaken waar het CAM-domein al genoeg van heeft gezien en geen behoefte aan heeft: het is juist rust en samenhang wat nodig is om verder te komen.
Al vele jaren ben ik van mening (zeer persoonlijk) dat het CAM-domein teveel verdeeld is en er geen serieuze partij beschikbaar is die namens het (zo mogelijk: gehele) CAM-domein spreekt. Geen enkele partij heeft volmacht om daadwerkelijk te spreken namens de (geschat) 17.000 therapeuten die Nederland rijk is, sterker nog: er zijn maar heel weinig partijen die een kwart daarvan vertegenwoordigen.
Telkens weer zie ik initiatieven ontstaan (en te gronde gaan) die een poging wagen om DE vertegenwoordiger van het CAM-domein te worden maar helaas is er nog steeds (te) weinig vordering op dit gebied.
In het totaal ontstaat eerder het beeld dat het CAM-domein in omvang (aantal partijen) toeneemt, dan dat het aantal partijen afneemt. Elke partij, op elk willekeurig niveau, is vooral in hoge mate gericht op zichzelf en het eigen ‘koninkrijkje’ in plaats van op het meer algemener belang, ook al geven veel van die partijen aan juist het belang van het geheel te willen vertegenwoordigen.
Wat is het CAM-domein
Voor zover de lezers van dit artikel niet bekend zijn met deze afkorting: CAM staat voor “Complementary and Alternative Medicine” ofwel ‘Complementaire en Alternatieve Geneeskunde’. Persoonlijk zie ik CAM liever vertaald in “Complementary and Additive Medicine” ofwel: ‘Complementaire en Additieve Geneeswijzen’.
Het CAM-domein omvat alles dat daarmee te maken heeft. Dat betekend dat zowel de therapeuten als ook de opleidingen, de beroepsverenigingen, de koepels en alles dat verder werkzaam is binnen dit geheel, daaronder valt.
Aanleiding
De aanleiding tot dit artikel was de ontvangst (via via) van een bericht dat notabene van een opleider uit het CAM-domein afkomstig was. Nu sturen veel opleiders berichten rond, maar deze was wel opmerkelijk; het bericht ging niet over de betreffende opleider of het door die opleider aangeboden onderwijs maar over iets volkomen anders.
Het bericht ging over de ‘Federatie CAM’ (volgens de KvK-informatie: ‘Stichting Federatie CAM Therapeuten’), alweer een nieuwe partij binnen het CAM-domein.
Het bericht trok direct mijn aandacht vanwege de vele, in meerdere of mindere mate, opmerkelijke beweringen die ik daarin mocht lezen en die reden werden om enig naspeurwerk uit te gaan voeren. Dat daarbij mijn verbazing bleef stijgen, ik het steeds opmerkelijker vond dat hier überhaupt deelnemers uit het CAM-domein in trappen (te meer daar het overgrote deel daarvan op hbo-niveau is opgeleid) mag helder worden tijdens de navolgende bespreking/analyse. Van daaruit ontstond vanzelf dit artikel dat vooral een waarschuwing mag zijn aan potentiele slachtoffers van deze, mijns inziens, in ieder geval met vraagtekens omgeven partij.
Aangezien ik regelmatig zal verwijzen naar deze federatie, zal ik daarvoor de afkorting ‘FCAMT’ gebruiken. Deze afkorting heeft deze federatie zichzelf toebedeeld volgens de informatie van het KvK.
Een paar definities / termverklaringen
Alvorens ons verder te verdiepen in deze partij is het zinvol vast te stellen wat een aantal van de gebruikte termen nu eigenlijk inhouden.
Federatie
Volgens https://www.ensie.nl/redactie-ensie/federatie:
“Een federatie is een vorm van samenwerking tussen in hoofdzaak gelijkgerichte lichamen. Het is een Frans-Latijns woord.
Federaties behouden een zeer grote mate van zelfstandigheid. Een voorbeeld van een federatie is de bond van Nederlandse journalisten. Staten die hun zelfstandigheid behouden noemt men ook federaties. Rusland was van 1917 tot 1991 een socialistische federatieve Sovjetrepubliek. Een ander voorbeeld is de federatie KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst). Zij bestaat uit zeven beroepsverenigingen die samen de belangen van artsen behartigen.”
Of volgens https://www.avs.nl/downloads/SiteCollectionDocuments/scan/federatie.html
“Twee of meer samenwerkende rechtspersonen (stichtingen, verenigingen, gemeenten) richten gezamenlijk een nieuwe rechtspersoon op: een federatieve vereniging of een federatieve stichting, kortweg federatie genaamd. Een federatie is dus een groep van rechtspersonen. Zo’n federatie wordt ook wel aangeduid als een ‘koepel’.”
Deze site gaat er iets verder op in:
“In het geval van een federatieve stichting wordt de relatie tussen de federatie en de deelnemers juridisch geregeld door middel van een aansluitingsovereenkomst tussen enerzijds de federatie en anderzijds de deelnemende rechtspersoon. Indien sprake is van een federatieve vereniging, dient de deelnemende rechtspersoon zich aan te melden als lid van de vereniging en is de relatie tussen federatie en deelnemer de statutaire lidmaatschapsrelatie. De federatieve vereniging komt overigens het meeste voor en krijgt vaak de voorkeur omdat de lidmaatschapsrelatie wat flexibeler is dan een aansluitingsovereenkomst en de verenigingsvorm meestal fiscaal wat aantrekkelijker kan zijn.”
Met andere woorden (wellicht een beetje gechargeerd): Een federatie is een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen die dezelfde doelstelling hebben.
Stichting
Volgens https://www.ikgastarten.nl/bedrijf-starten/rechtsvorm/welke-rechtsvorm-past-bij-u:
“Een stichting is bedoeld om met behulp van een vermogen een bepaald doel te realiseren. Dit doel staat beschreven in de statuten. Een stichting kan een onderneming hebben en winst maken. Die winst moet echter wel ten goede komen aan een ideëel of sociaal doel. Een stichting heeft geen leden en wordt opgericht bij notariële akte of testament. Een stichting kan door één of meer personen worden opgericht. Dit kunnen natuurlijke personen zijn, maar ook rechtspersonen (zoals de BV). in de notariële akte staan de statuten van de stichting beschreven. In de statuten staat onder meer de naam van de stichting, maar ook het doel, de wijze van benoeming en ontslag van bestuurders, de vestigingsplaats en de bestemming van het overschot na vereffening van de stichting in geval van ontbinding.
Een stichting moet worden ingeschreven in het Handelsregister. Zolang dit niet is gebeurd, is iedere bestuurder privé aansprakelijk.
De stichting is een rechtspersoon en dus een zelfstandig drager van rechten en plichten, net als bij een natuurlijk persoon. De bestuurders van een stichting zijn niet aansprakelijk voor schulden van de stichting. Als de stichting onder de heffing van de vennootschapsbelasting valt, zijn wel de anti-misbruikwetten van toepassing en kunnen bestuurders onder omstandigheden aansprakelijk worden gehouden.”
Of volgens http://www.wetrecht.nl/stichting/:
“De stichting is voornamelijk bekend van de goede doelen die van deze rechtsvorm gebruik maken. Daarnaast staat de stichting aan de borreltafel bekend als een rechtsvorm om allerlei vage voordeeltjes mee te behalen of andere semi-legale zaken mee te doen. Dit artikel gaat over de stichting, de kenmerken van de stichting en wat er waar is van de borreltafelpraat over de handige voordeeltjes.
De stichting is, zoals beschreven, voornamelijk bekend als rechtsvorm voor het goede doel. Dat komt door de wettelijke bepalingen die regelen hoe een stichting moet handelen. De stichting moet wettelijk gezien namelijk een bepaald doel hebben dat zij probeert te verwezenlijken. Daarnaast mag dit doel in beginsel niet zijn het doen van uitkeringen aan oprichters of personen die lid zijn van de organen (zoals het bestuur) van de stichting.
Ook mogen uitkeringen enkel worden gedaan zolang die een ideële strekking hebben. Als ondernemingsvorm is de stichting dus niet geschikt. Eventueel behaalde winst kan niet worden uitgekeerd aan oprichters of bestuursleden en de ideële strekking wordt daarmee ook niet gediend.
Een ander kenmerk van de stichting is het verbod op leden (die bijvoorbeeld de vereniging wel heeft). Daardoor hoeft er geen ledenvergadering plaats te vinden om belangrijke besluiten te nemen. Dat is gunstig, want bij veel verenigingen functioneert de ledenvergadering slecht: de opkomst is laag en de kennis van het onderwerp en belangstelling van de leden vaak ook.
Behalve dat de stichting als rechtsvorm voor goede doelen wordt gebruikt, zijn er ook andere toepassingen. Zo zijn veel betaald-voetbalclubs een stichting, zijn omroepen vaak een stichting, net als ziekenhuizen, musea, laboratoria en zorginstellingen. Er bestaan in totaal zo’n 150.000 stichtingen in Nederland.
Het oprichten van een stichting is, net als bij alle andere rechtspersonen, iets dat bij de notaris moet worden gedaan. Een notariële akte is namelijk vereist. In die notariële akte moeten de statuten van de stichting worden opgenomen. Daar moet onder andere de naam van de stichting, het doel van de stichting en de wijze van benoemen en ontslaan van bestuurders in worden opgenomen. Deze statuten kunnen enkel worden gewijzigd door bestuurders wanneer dit in de statuten is opgenomen, in alle andere gevallen is hier een rechter voor nodig.
Naast het opmaken van een notariële akte zijn de bestuurders verplicht om de stichting te laten inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Wanneer een stichting wordt opgericht, hoeven de oprichters niet direct een storting te doen. Ze kunnen de doelen van de stichting proberen te verwezenlijken via bijvoorbeeld het binnenhalen van donaties, het hebben van een onderneming in de stichting (de winst moet dan wel ten goede komen aan de stichting en kan niet worden uitgekeerd aan oprichters/bestuursleden et cetera!) of via het verkrijgen van subsidies.
Verder moeten bestuurders samen hun beslissingen nemen. De statuten kunnen echter één of meer individuele bestuurders extra bevoegdheden geven, bijvoorbeeld om individueel te handelen in naam van de stichting.”
De rechtsvorm ‘stichting’ is dus een rechtsvorm waarbij de bestuurders de dienst uit maken, de rechtsvorm geen leden kent en ook niet kan hebben. Juist omdat bij de stichting de bestuurders de dienst uit maken, is het gebruikelijk om tenminste drie bestuurders in te hebben (en in te schrijven bij de Kamer van koophandel – KvK). Stichtingen met minder dan drie bestuursleden zouden in ieder geval met enig gezond argwaan moeten worden bezien.
Hoewel het uiteraard mogelijk is, dat verwanten gezamenlijk een bedrijf, of een rechtsvorm, starten, is het juist bij de rechtsvorm ‘stichting’ niet verstandig en weinig vertrouwen wekkend als verwanten het bestuur van de stichting vormen. Als dan ook nog eens uit de inschrijving bij de KvK en de statuten blijkt dat een der bestuursleden volledige volmacht heeft dan zouden bij elke weldenkende Nederlander vraagtekens moeten rijzen.
Behoefte of noodzaak nieuwe partijen
Binnen het CAM-domein zijn tientallen (zo niet honderden) partijen werkzaam: van koepels tot beroepsgroepen, afhankelijke en (semi) onafhankelijk partijen, vakdiscipline gericht of juist vakdiscipline-overstijgend.
Logischerwijs ziet ‘de buitenwereld’ (zorgverzekeraars, overheid, enzovoort) dit als een enorme verdeeldheid en gelijktijdig komt het de slagvaardigheid en de vertegenwoordiging van het domein niet ten goede.
Waar het eigenlijk de intentie zou moeten zijn om het aantal partijen terug te brengen tot een beheersbaar aantal, waarbij die partijen dan ook kunnen spreken namens voldoende therapeuten en daarmee het domein op een juiste wijze wordt vertegenwoordigd, zien we telkens weer een nieuwe partij verschijnen die zo nodig een eigen koninkrijkje moet stichten, leden moet afsnoepen van reeds bestaande partijen en beweert het beter, innovatiever, georganiseerder, of wat dan ook, te kunnen/zullen doen dan de reeds bestaande partijen.
Natuurlijk zou het kunnen, dat zo’n nieuwe partij eindelijk de partij is die het CAM-domein naar een sterke toekomst stuwt maar per saldo komt het er tot nu toe op neer dat therapeuten zich (min of meer) gedwongen voelen (vanuit de angst om ergens ‘de boot te missen’) om van nog meer partijen lid te worden en daarmee nog meer kosten voor de praktijk te veroorzaken terwijl uiteindelijk weinig resultaat ontstaat en in veel gevallen zelfs het reeds behaalde resultaat te niet wordt gedaan.
Mocht uit mijn onderzoekje blijken dat de ‘FCAMT’ blijkt een legitieme organisatie te zijn met potentie richting toekomst, dan zal ik deze uiteraard van harte aanbevelen.
Therapeuten worden al vertegenwoordigd (in meerdere en/of mindere mate) door beroepsverenigingen (vakdisciplinegericht of juist vakdiscipline-overstijgend). Die vertegenwoordiging vind vooral plaats op het niveau van de koepels.
Daarnaast kennen we dus de al genoemde koepels. Die koepels (zoals RBCZ en KAB, maar ook CGO voor de opleiders) vertegenwoordigen de therapeuten indirect (ze vertegenwoordigen in wezen de beroepsgroepen en vandaaruit de therapeuten) op een hoger niveau, richting zorgverzekeraars en overheid.
Ten slotte kennen we een aantal, min of meer onafhankelijke partijen (zoals NIBIG, CAM Platform, enzovoort).
Bestaat er dus behoefte aan nog meer partijen? In mijn visie is het antwoord simpel: Nee, absoluut niet.
Tenzij een nieuwe partij daadwerkelijk iets kan toevoegen aan hetgeen nu door de bestaande partijen wordt geleverd (hetgeen zeer onwaarschijnlijk is aangezien in de basis alles al is afgedekt) kan het alleen contraproductief werken als er weer een partij opstaat die buiten het CAM-domein gelegen instanties (Vektis, zorgverzekeraars, overheid, enzovoort) gaat benaderen en verdere onrust en verdeeldheid veroorzaakt.
Het zou ongetwijfeld beter zijn, als reeds bestaande partijen samengaan en een groter en krachtiger geheel vormen en daarmee het CAM-domein beter vertegenwoordigen. In welke vorm dat gebeurt is minder belangrijk, zolang de therapeuten (want daar gaat het in deze om) maar in directe lijn inspraak hebben en op juiste wijze vertegenwoordigd worden.
Federatie CAM
Terug naar de informatie over ‘FCAMT’, waardoor ik dit artikel ben gaan schrijven.
Uit de opgevraagde (openbare) KvK-gegevens van ‘FCAMT’ blijkt, dat ‘FCAMT’ is opgezet als ‘stichting’ en slechts één enkele bestuurder kent, die als enige zelfstandig bevoegd is. Op zich hooguit reden voor enig argwaan, ware het niet dat het hier een ‘federatie’ zou betreffen en het redelijk gebruikelijk is dat de samenwerkende organisaties binnen een dergelijke federatie doorgaans vertegenwoordigd zijn in het bestuur en dus een bestuur van slechts één persoon bij een federatie eigenlijk nooit voorkomt.
Nu zou natuurlijk de relatie met de samenwerkende organisaties kunnen zijn geregeld middels overeenkomsten maar dat laat onverlet dat doorgaans samenwerkende organisaties niet akkoord zullen gaan met een eenkoppig bestuur waarbij dus een enkele persoon de volledige heerschappij heeft over de gehele stichting. Helaas blijkt uit de gegevens van de KvK niets over de wijze waarop eventuele samenwerking is geregeld en uit de beschikbare informatie blijkt niet met welke instanties (voor zover al aanwezig) samengewerkt wordt en dus blijft enig argwaan op haar plaats.
Op zich is het al vreemd dat hier gesproken wordt over een ‘federatie’ aangezien die als kenmerk heeft dat deze twee of meer ‘gelijkwaardige’ groepen vertegenwoordig. Uit de informatie op de website blijkt echter:
“Elke partij die is uitgenodigd om deel te nemen aan de Federatie […]”.
Nu is en blijft onduidelijk welke partijen dan ‘zijn uitgenodigd’ terwijl dat toch eenvoudig toegevoegd had kunnen worden, maar dat terzijde.
In het taartdiagram (duidelijk niet gebaseerd op reële informatie m.b.t. vertegenwoordigde partijen) wordt daarna gesproken van: huisartsen, complementaire artsen, patiëntenverenigingen, apothekers, beroepsverenigingen, Vektis, Kiwa, CAM-therapeuten en overigen. Het mag helder zijn dat hier geen enkele sprake is van GELIJKWAARDIGE partijen hetgeen ons zou moeten laten twijfelen of hier wel sprake is van een ‘federatie’ of dat gewoon een poging gewaagd wordt om ‘binnen te halen’ wat maar mee wil lopen. Dat maakt dan ook, dat erg onduidelijk is, wie nu daadwerkelijk (ooit, in een mogelijke toekomst) door ‘FCAMT’ vertegenwoordigd gaat worden.
Verder kijkend zien we, getriggerd door de bron van het bericht, dat de enige bestuurder (omdat ik veel zal verwijzen naar deze bestuurder, zal ik haar gemakshalve verder aanduiden met “BestuurderG”) van ‘FCAMT’ ook bestuurder is van de onderwijsinstelling die het bericht verspreid. Deze onderwijsinstelling heeft zowaar een tweekoppig bestuur: ‘BestuurderG’ en haar echtgenoot. Uit de gegevens van de Kvk blijkt, dat ‘BestuurderG’ van de federatie, volledige volmacht heeft over de stichting gevormd door de onderwijsinstelling, hetgeen het vermoeden doet rijzen dat de echtgenoot slechts in naam aan deze stichting is verbonden. Ook hier enig argwaan.
Gezien de gevonden gegevens is het interessant iets verder te kijken naar ‘FCAMT’ in de vorm van een ‘stichting’. Zoals elke zichzelf respecterende onderneming (of onderneming die in ieder geval de schijn wil wekken legitiem te zijn), bezit ook ‘FCAMT’ een website. Deze website is ook zo ongeveer alles waaruit informatie over de federatie naar buiten wordt gebracht dus zal ik in mijn verdere ‘onderzoek’ gebruik maken van die informatie.
Doelstelling
De, mooi opgezette, website begint al direct met een soort diapresentatie waarin de doelstelling, in het kort, is vermeld:
“10.000 CAM therapeuten samenbrengen waarbij men een gesprekspartner is van huisartsen, paramedici, verpleegkundigen en alle andere groeperingen die zich inmiddels hebben gebundeld”.
‘FCAMT’ heeft dus grootste doelen: 10.000 therapeuten! Waar tot op heden prominente vertegenwoordigers van therapeuten, die al tientallen jaren werkzaam zijn binnen het CAM-domein, nauwelijks tot een kwart daarvan komen, zet ‘FCAMT’ bijzonder hoog in.
Daarbij is “men” gesprekspartner, waarbij weinig helder is wie (welke ‘men’) nu werkelijk gesprekspartner is. In deze opzet zal dat ‘FCAMT’ (i.c. het bestuur van ‘FCAMT’) zijn en niet de therapeuten aangezien deze hierin een volkomen ondergeschikte en hooguit geld-fournerende rol spelen.
Iets lager op de home-pagina staat nogmaals iets over de doelstelling:
“Vanuit therapeuten een kwaliteits- en professionaliseringstendens ontwikkelen ten aanzien van wel of niet aangesloten therapeuten werkende in het CAM veld.”.
Deze kreet is nog iets onduidelijker: een ‘kwaliteits- en professionaliseringstendens’ dient te worden ontwikkeld vanuit de therapeuten en dat dan ten aanzien van zowel ‘wel als niet aangesloten therapeuten’. Hoewel een sturende en richtinggevende instantie (bijvoorbeeld de reeds langer bestaande RBCZ of KAB of zelfs een Platform CAM of IG) handig kan zijn in het ontwikkelen van kwaliteit en professionalisering, mag helder zijn dat dit vanuit de therapeuten zou moeten komen en is dus onduidelijk wat ‘FCAMT’ daarin voor een rol zou moeten spelen. Dat ze dan werkzaam zijn voor aangesloten therapeuten mag helder zijn (voor zover therapeuten zich kunnen aansluiten en enige inbreng hebben) maar dat niet-aangesloten therapeuten alles van ‘FCAMT’ naast zich neer zullen leggen omdat ze er niets mee te maken mag even helder zijn (op dit moment zijn er 60 ‘leden’ dus bijna het voltallige CAM-domein van 17.000 therapeuten legt alles dat ‘FCAMT’ bedenkt volkomen naast zich neer). Ook een federatie als deze kan niet namens niet-aangesloten therapeuten spreken.
Opmerkelijk is, dat naast die opsomming opeens een ‘hoofddoelstelling’ is vermeld:
“Maatschappelijke erkenning voor het beroep van CAM Therapeut waardoor samenwerking met eerstelijns zorg mogelijk is.”.
In hoeverre een federatie als deze enige invloed heeft op de maatschappelijke erkenning van een beroep (waar de verschillende koepels al jaren lang mee bezig zijn en behoorlijk resultaat hebben bereikt) is in hoge mate onduidelijk maar daarnaast is het vooral belangrijk naar de realiteit te kijken: Gezien de registraties bij Vektis en (ook al worden die teruggeschroefd) de vergoedingen via zorgverzekeraars en vooral het gebruik dat landelijk wordt gemaakt van de complementaire therapeuten, is allang duidelijk dat het beroep van therapeut allang erkend wordt. Die erkenning staat overigens los van eventuele vergoedingen en berust vooral op de positieve reacties van cliënten. Daar heeft ‘FCAMT’ geen invloed op.
Gelukkig is er ook een afzonderlijke pagina met als kop ‘Ons Doel’ beschikbaar en hopelijk vinden we daarop wat meer, heldere, uitleg. Op deze pagina vinden we het volgende:
“De federatie wil bereiken dat:
- In samenwerking met huisartsen een keurmerk voor CAM therapeuten wordt uitgedacht en uitgevoerd gaat worden die de kwaliteit en professionaliteit van therapeuten en die de samenwerking tussen eerstelijns zorg en complementaire zorg verhoogt.
- Een systeem wordt ingezet waarmee men het patiëntendossier kan uitbreiden tussen eerstelijns zorg en Cam therapeuten
- middelen ingezet worden die kwaliteit van samenwerking en uitvoering daadwerkelijk bevorderen.
- het kwaliteitshandelen van CAM-therapeuten dermate zichtbaar wordt door middel van het starten van actieweken zodat er een integrale rol is weggelegd in het gehele Zorg-veld.
- CAM therapeuten kennis krijgen omtrent het verdienmodel waarmee het voor hen makkelijker wordt een praktijk te kunnen voeren.”
Ten aanzien van de eerste stelling valt al direct op te merken dat het mooi is dat ‘FCAMT’ (alweer) een keurmerk wil uitdenken en uitvoeren in samenwerking met huisartsen met de daaraan verbonden bedoeling maar daar is ‘FCAMT’ dan rijkelijk laat mee. Dergelijke keurmerken bestaan al via een veel centraler geregeld orgaan, namelijk de registratie bij de beroepsgroepen, de koepels en vooral: VEKTIS. De registratie bij Vektis staat al voor een keurmerk van kwaliteit en professionaliteit en gaat wat dat betreft boven alles dat eventueel met huisartsen kan worden ontwikkeld omdat ook huisartsen vallen onder de registratie en dus het keurmerk van Vektis. Daarnaast valt de indeling in diverse registers (zoals bij RBCZ en NIBIG) ook heel goed aan te duiden als keurmerk.
Ten aanzien van punt 2 kan ook gesteld worden dat dergelijke systemen allang bestaan en het hier een loze kreet betreft.
Punt 3 stelt dat ‘middelen’ ingezet gaan worden. Waar die middelen dan vandaan moeten komen is onduidelijk. Gesteld dat deze moeten worden gezocht in de beschikbare ‘middelen’ van ‘FCAMT’ dan kunnen we nog heel lang wachten want op dit moment zijn er nog maar 60 leden.
Bovendien is dit ook een onderdeel dat allang bestaat via diverse partijen: diverse koepels (ook beroepsgroepen houden zich hiermee bezig) en NIBIG.
Ook punt 4 is onzinnig: er zijn diverse systemen (bijvoorbeeld via de beroepsverenigingen, NIBIG en Vektis) beschikbaar waarin het kwaliteits-handelen van therapeuten is en wordt vastgelegd. Systemen die al veel langer in gebruik zijn als ‘FCAMT’ bestaat. Niemand zit te wachten op nieuwe systemen waarvan de resultaten nog maar afgewacht moeten worden. Bovendien is een ontwikkeling (reeds) gaande om op termijn het (oude) BIG-register en het register van therapeuten samen te voegen. In dat samengevoegde register worden alle gegevens van de twee ‘oude’ registers zichtbaar gemaakt en verschijnt ook het kwaliteits-handelen als informatie.
In punt 5 wordt aangekondigd dat de therapeuten kennis gaan krijgen van ‘verdienmodellen’. Blijkbaar acht ‘FCAMT’ het haar taak, terwijl dat vooral een taak is van de opleiders, de beroepsgroepen en de koepels. Bovendien valt, middels een simpele informatiebrief (en wellicht enkele scholingsdagen) deze informatie simpel te verspreiden onder therapeuten, waarbij de therapeut niet de kosten van ‘FCAMT’ hoeft te dragen.
De overige tekst op deze pagina betreft leuke ‘kretologie’ met weinig inhoudelijks. We gaan dus terug naar de home-pagina.
Lidmaatschap
In de tweede dia worden de bezoekers er op gewezen waarom zij lid moeten worden van ‘FCAMT’.
Begrijpelijkerwijs gaan direct onze nekharen overeind staan want juist het belangrijkste kenmerk van een stichting is, dat ze geen leden kennen en ook geen leden kunnen hebben.
Uiteraard zijn er slimme oplossingen te bedenken om leden toe te laten die enige invloed hebben op het reilen en zeilen van de stichting, maar uit niets (en al helemaal niet uit de gegevens van de KvK) blijkt dat voor een dergelijke oplossing is gekozen: ‘FCAMT’ is gewoon een simpele stichting die in haar opzet veiligheid biedt aan haar bestuurder maar geen leden kan hebben.
Dat ‘FCAMT’ toch oproept lid te worden is op zich niet verboden maar het zou netjes zijn als daarbij vermeld was dat diezelfde ‘leden’ geen enkele invloed hebben op eventuele beslissingen die ‘FCAMT’ neemt. Sterker nog: de enige die beslissingen neemt, en kan nemen, is de enige bestuurder van ‘FCAMT’!
Kortom; betaling van lidmaatschapsgelden is hetzelfde als je geld in de vuilnisbak gooien: je ziet er niets meer van terug (ondanks alle mooie beloften). Zelfs de vermelding dat je als ‘lid’ jaarlijks een studiedag ter waarde van twee studiepunten gratis krijgt is gebakken lucht aangezien het de beroepsverenigingen zijn die bepalen welke bij-/nascholingen worden gehonoreerd met studiepunten en niet een (externe) federatie. Zolang ‘FCAMT’ daarover geen heldere afspraken heeft met alle beroepsverenigingen is dit dus weinig meer als bladvulling.
Een ander punt is de grote diversiteit van organisaties/partijen die door ‘FCAMT’ vertegenwoordigd zullen gaan worden. Is daarin een patiëntenvereniging dan een lid of worden alle leden van de patiëntenvereniging lid genoemd? Hetzelfde geldt ten aanzien van artsenorganisaties en organisaties als Vektis en Kiwa.
De vermelding dat je praktijk ‘zichtbaar’ wordt is al evenzeer onzinnig. Nergens is vermeld waar en hoe en op welke voorwaarden je praktijk zichtbaar wordt. In ieder geval niet op de website van ‘FCAMT’ want daarop is niets te vinden over de inmiddels 60 ‘aangesloten leden’.
Dat ‘FCAMT’ aangeeft dat je gaat samenwerken met de reguliere gezondheidszorg is mooi maar wordt (alweer) nergens onderbouwd. Voor samenwerking zijn minimaal twee samenwerkingspartners nodig en, hoewel de therapeuten dat wellicht graag zouden willen, zal ook de reguliere gezondheidszorg dat moeten willen. Nergens blijkt dat er samenwerkingsovereenkomsten, convenanten, of wat dan ook bestaan die deze kreet onderbouwen.
Ten slotte worden (blijkbaar alleen voor ‘leden’) ‘betaalde vacatures’ aangeboden. Nu heeft ‘FCAMT’ op dit moment 60 ‘leden’ die dus (simpel rekensommetje) gezamenlijk € 3600,- bijeen hebben gebracht (ervan uitgaande dat het allemaal betalende ‘leden’ zijn).
Dat dit aantal heel aardig overeen komt met het aantal studenten dat de eerder genoemde ‘BestuurderG’ in haar opleidingsinstituut heeft, noemen we slechts terzijde.
Uitgaande van een minimale betaling van € 50,- per uur (wat een zichzelf respecterend therapeut toch al vlotjes mag toucheren) betekend dit, dat er gedurende 72 uur werk betaald kan worden. Uiteraard wordt gericht op een sterke en snelle groei van het aantal betalende ‘leden’ maar helder mag zijn dat er weinig betaald kan worden. Daarbij komt nog, dat allerlei andere partijen ook nog betaald moeten worden: zie de FAQ bij de vraag wat er gebeurt met het geld als de 10.000 niet worden gehaald:
“Alle mensen die tot nu toe belangeloos zijn ingestapt krijgen een vergoeding. Daarnaast worden de overige kosten betaalt en ook de belastingdienst zal zijn deel krijgen. Het bedrag dat overblijft wordt naar een goed doel gestort.”.
Dat er mensen ‘belangeloos’ zouden zijn ingestapt is al twijfelachtig (hoewel een stichting veelal een ideëel doel nastreeft, willen de verschillende betrokken personen wel betaald worden) maar het betreft ongetwijfeld de oprichter/’BestuurderG’ en de zogenoemde ‘stuurgroep’. Daarna gaan de ‘kosten’ nog van het restant af en moet de belastingdienst betaald worden. Het restant gaat dan naar een goed doel.
Aangezien alleen al de kosten van de website en gemaakte kosten voorafgaand aan de oprichting aanzienlijk zullen zijn (denk aan de ‘werkzaamheden’ van de ‘stuurgroep’) dan adviseer ik goede doelen maar niet te gaan zitten wachten op een bijdrage vanuit ‘FCAMT’ bij opheffing.
Overigens is nergens duidelijk of je eenmalig of bijvoorbeeld jaarlijks die € 60,- lidmaatschapsgeld op moet hoesten (zoals er wel meer onduidelijk blijft op deze site). We mogen verwachten dat je gewoon jaarlijks een factuurtje van deze federatie tegemoet mag zien om lid te mogen blijven. Zou je immers maar eenmalig hoeven te betalen, dan haalt de ‘FCAMT’ hooguit (weer een simpel rekensommetje) 10.000 x € 60,- = € 600.000,- op, hetgeen voor het behalen van het gestelde doel en het betalen van alle genoemde posten, een druppel op een gloeiende plaat is.
Ook aardig is, dat het de doelstelling is om 10.000 ‘leden’ binnen te harken, maar dat nergens een termijn is gesteld waarbinnen deze doelstelling moet zijn behaald. Enerzijds betekend dit, dat ‘ten eeuwige dage’ gezocht kan worden naar ‘leden’ zonder ooit de 10.000 te halen en anderzijds betekend dit, dat de eerder genoemde ‘BestuurderG’ op elk gewenst moment kan beslissen dat de doelstelling niet is gehaald waarna de stichting opgeheven wordt. Uiteraard na betaling van de ‘belangeloos’ ingestapte initiatiefnemers, de stuurgroep, de werkgroepen, de kosten en de belasting.
Startsein vs oprichting
Opmerkelijk is de vermelding dat op 11 januari 2019 het ‘startsein’ werd gegeven:
“Gesteund door huisartsen is de federatie CAM (Complementary Additive Medicine) nu een feit. Zij telt inmiddels een kleine zestig leden en dat aantal groeit met de dag.”
Zoals alles op deze site blijft ook dit erg vaag. Nergens is vermeld om welke huisartsen i.c. huisartsenverenigingen, beroepsgroepen of andere organisaties het gaat die dan deze ‘FCAMT’ steunen (terwijl je dat toch zeker zou vermelden aangezien dat het vertrouwen van eventuele deelnemers zou vergroten) terwijl wel met enige trots wordt vermeld dat er van de 10.000 beoogde ‘leden’ al 60 binnen zijn en dat het aantal groeit.
Nu blijkt uit de gegevens van de KvK dat deze stichting al is opgericht op 5-9-2013 en dat de oprichtingsakte is gewijzigd op 7-2-2018. Als we van de laatste datum uitgaan, bestaat ‘FCAMT’ inmiddels bijna een jaar en hebben ze in dat jaar maar liefst 60 ‘leden’ weten te overtuigen om deel te nemen. In dat tempo zal het nog lang duren voordat de beoogde 10.000 ‘leden’ worden behaald.
Functies
Op verschillende plaatsen op deze website komen we diverse functies tegen. Gelijktijdig blijkt, dat het daarbij veelal (zo niet altijd) om dezelfde personen gaat.
Aangezien het blijkbaar bijzonder belangrijke personen betreft, kunnen we even verder kijken om wie het gaat.
Als ‘initiatiefnemers’ worden genoemd een arts en de eerder genoemde ‘BestuurderG’. (Eerder stonden er nog enkele personen vermeld maar die zijn, onder druk aangezien zij niet eens wisten dat zij hier vermeld waren en geen enkele binding met deze federatie hebben, uiteindelijk verwijderd.)
Nu ken ik de hier genoemde arts behoorlijk goed en hij heeft mij al meerdere malen bevestigd dat hij geen enkele binding heeft met ‘FCAMT’. De betreffende arts voert voor een huisartsencollectief een eigen project uit in het kader van de leefstijlgeneeskunde en heeft in het kader daarvan met de eerder genoemde ‘BestuurderG’ gesproken zonder dat daaruit is een samenwerking met deze federatie ontstaan.
Bovendien: gesteld dat er twee ‘initiatiefnemers’ zijn. Is het dan logisch dat er maar één bestuurder is? Nee, natuurlijk niet. Dat zou betekenen dat die tweede initiatiefnemer het geheel volledig in handen van de andere initiatiefnemer heeft gegeven en er verder niets meer mee van doen heeft. Op zich al een vreemde zaak dus, aangezien het aangeven van twee initiatiefnemers de verwachting oproept dat er ook minimaal twee bestuurders zullen zijn.
Kijken we verder naar de stuurgroep, dan zien we daar alweer de hierboven bedoelde arts vermeld. Zoals vermeld heeft hij geen enkele binding met ‘FCAMT’.
Vervolgens is een gepensioneerd fysicus vermeld. Van dit stuurgroeplid is bekend dat hij graag zijn luistertherapie in Nederland wil invoeren (zo mogelijk via de onderwijsinstelling van de eerder genoemde ‘BestuurderG’) en uitsluitend zijn naam als ‘adviseur’ aan deze ‘FCAMT’ verbind. Aangezien dit lid zijn activiteiten vooral in België uitvoert en daarbij nauwelijks enige kennis van het CAM-domein bezit, is het zelfs de vraag of hij ooit bij een vergadering is geweest hetgeen waarschijnlijk de reden is dat hij vermeld is als ‘adviserend lid’.
Het derde lid is een CEO en bestuurslid van de stichting zaadbalkanker. Voor wie de familie kent (zoals de schrijver van dit artikel), gaat het hier om de broer van de eerder genoemde ‘BestuurderG’ (hij gebruikt zijn eigen naam, ‘BestuurderG’ gebruikt de naam van haar echtgenoot). Hij hecht, ook als adviserend lid, zijn naam aan dit geheel maar zal het hoogstwaarschijnlijk daarbij laten en is ook gewoon ‘adviserend lid’.
Het vierde lid is een student van de onderwijsinstelling van ‘BestuurderG’. In een eerdere versie was vermeld dat zij sprak namens de apothekers maar nu, nadat daarover vragen werden gesteld, is vermeld dat zij apothekersassistente is.
Het laatste lid van de stuurgroep is uiteraard de eerder genoemde ‘BestuurderG’ zelf.
Uitgaande van het bovenstaande lijstje, zal deze stuurgroep aanzienlijke hulp moeten zoeken om haar doelstellingen te behalen.
Op een andere plaats in de website worden dan nog de adviseurs genoemd, (alweer) de broer en de gepensioneerde hoogleraar.
Kortweg: deze stichting/federatie bestaat uit ‘BestuurderG’, een mogelijk actief lid (de apothekersassistente) en twee adviseurs, waarbij ‘BestuurderG’ als enige beslissingsbevoegdheid heeft.
Frequently Asked Questions (FAQ)
Heel aardig is op de website een zogenaamde FAQ opgenomen. Een FAQ, althans dat is de bedoeling, zou antwoord moeten geven op regelmatig gestelde vragen. In hoeverre de hier beantwoorde vragen regelmatig gesteld worden kunnen we niet zien maar we mogen daar zo onze twijfels over hebben aangezien het meer een soort ‘promotietekstjes’ zijn.
We lopen ze even door (voor zover interessant);
Wanneer ben je CAM-therapeut?
Elke therapeut met een eigen praktijk waarin cliënten worden behandeld op een niet reguliere manier is CAM therapeut.
Op zich correct ware het niet, dat er bij CPION een accreditatie is afgegeven voor een opleiding waarvoor het diploma ‘CAM Therapeut’ wordt verstrekt. Grappig genoeg betreft het daarbij een opleiding van ‘BestuurderG’. In dat kader is dus niet elke therapeut werkzaam binnen het CAM-domein een CAM-therapeut (hooguit als je daartoe een opleiding hebt gevolgd bij ‘BestuurderG’ haar opleidingsinstituut) en bovendien maken meerdere partijen onderscheid tussen op hbo-niveau opgeleide therapeuten (die dan – wellicht – gekenmerkt kunnen worden als CAM-therapeut) en lager opgeleide therapeuten (die, mits op mbo-4-niveau opgeleid gekenmerkt kunnen worden als complementair-werkenden en, bij nog lagere opleiding daarbij behorende beroepstitels krijgen).
Wellicht is dit een intrinsieke poging van ‘bestuurderG’ om het belang van haar opleidingsinstituut, en daarmee van het daar afgegeven diploma ‘CAM Therapeut’ verder aan te scherpen en zo meer studenten binnen te halen.
Op de vraag of iedereen een CAM therapeut is, wordt een open deur ingetrapt: nee, zelfs bij deze federatie niet. Grappig genoeg worden alleen enkele beroepsgroepen uit het reguliere domein genoemd die geen CAM-therapeut zouden zijn, maar die opsomming zou, noodzakelijkerwijs, aanzienlijk uitgebreid moeten worden.
Moeten de CAM therapeuten nu hetzelfde gaan doen als de paramedici?
Opnieuw wordt een open deur ingetrapt.
Nee, het is belangrijk dat wij onze eigenheid bewaren en een goede eenduidige weergave geven van het beroep CAM therapeut.
Dat valt sterker te stellen: Nee, dat mag niet eens. Therapeuten zijn niet opgeleid als paramedici (in de algemene omschrijving van die beroepsgroep en de veelal voorbehouden handelingen conform het BIG) en mogen die werkzaamheden dus ook niet uitvoeren.
Een werkgroep gaat dit verder uitwerken.
Geen idee wat er verder aan uitgewerkt moet worden maar waarschijnlijk wordt de ‘weergave van het beroep’ bedoeld. Tja, dat is iets waar de beroepsgroepen zich mee bezig houden en daarboven de koepels.
Als 10.000 CAM therapeuten zich uitspreken en zich in het beroepsprofiel kunnen vinden dan hebben we een akkoord en kunnen we verder werken aan een keurmerk.
Op zich correct maar dan moeten (volgens deze stelling) wel 10.000 therapeuten zich uitspreken en zich in dat beroepsprofiel kunnen vinden. Dat laatste is al een enorm probleem gezien de vele vakdisciplines binnen het CAM-domein dus op z’n best zal het een beroepsprofiel voor basistherapeuten worden met daaraan toegevoegd een profiel per vakdiscipline. Dat is nu net waar een groot aantal partijen al over in gesprek zijn.
Dat vanuit een beroepsprofiel verder gewerkt kan worden aan een keurmerk is mogelijk maar niet noodzakelijk: een keurmerk kan geheel los staan van het beroepsprofiel aangezien het afhankelijk is van de punten waarop beoordeeld wordt en (eventueel) het keurmerk wordt afgegeven. Daarbij: Voorlopig heeft ‘FCAMT’ geen 10.000 ‘leden’ namens wie ze kan spreken of die zich ergens over kunnen uitspreken.
Waarom een keurmerk voor CAM therapeuten?
Huisartsen willen niet weten wat de therapie inhoudt maar willen wel weten wie patiënt veilig en kwalitatief goed werkt. Een keurmerk is een verwijzing naar kwaliteit van de CAM therapeut. Daarmee wordt het doorverwijzen van een huisarts naar een CAM therapeut een stuk makkelijker.
Vreemd genoeg schijnen het, volgens ‘FCAMT’, uitsluitend de artsen te zijn die een keurmerk willen. Diezelfde artsen willen niet weten (volgens ‘FCAMT’) wat de therapie inhoud (dat is wel een erg twijfelachtige bewering aangezien huisartsen nimmer zullen doorverwijzen als zij niet bekend zijn met wat de therapie inhoud en wat het, mogelijke, resultaat zal zijn), maar willen ze weten wie veilig en kwalitatief goed werkt. Welaan: die veiligheid is (ook al is dat maar deels) al vastgelegd middels de verplichting een geldig MBK/PSBK diploma te bezitten (volgens de PLATO-normen) en de kwaliteit wordt in hoge mate vastgesteld door de gebruiker, de client, en de beroepsverenigingen die daarop toezicht houden alsmede de zorgverzekeraars die de uiteindelijke resultaten beoordelen.
In welk kader wordt dit project uitgevoerd?
Wacht even … nu is het opeens een project? In dat geval moet er een projectplan zijn met een (project)tijdlijn. Jammer dat die nergens te vinden zijn.
Eerst weer even een open deur intrappen:
De gezondheidszorg is te duur, het zorgsysteem moet en kan anders.
Het eerste is zonder meer waar maar hoe het dan ‘anders kan’ geeft het ‘FCAMT’ geen inzage in.
En wat losse beweringen:
In het hooflijnen akkoord staat dat vanaf 2030 de patiënt verantwoordelijk is voor zijn eigen zorgplan. De patiënt wil gebruik maken van complementaire zorg. Daarmee worden deuren geopend.
Welke deuren dan?
En nog vager:
Er is een initiatief dat gezondheid niet alleen lichaamsfuncties maar ook andere elementen bevatten zoals mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren.
Welk initiatief? Waarom niet helder en duidelijk benoemd?
Hierna lanceert ‘FCAMT’ de bewering dat door een werkgroep ‘onderzoek’ zal worden gestart en deze werkgroep die onderzoeksresultaten digitaal zal archiveren. Dat is mooi natuurlijk. Bovendien wil ‘FCAMT’ een Value Based onderzoek starten onder 10.000 therapeuten. Dat is mooi, maar … dan moet je wel eerst 10.000 therapeuten binnen halen. Wellicht dus over een groot aantal jaren, als ooit die doelstelling wordt bereikt.
Op de vraag wat de werkgroep ‘Onderzoek’ gaat doen zou het antwoord kort kunnen zijn: onderzoek. ‘FCAMT’ maakt zich er niet zo eenvoudig vanaf:
De werkgroep inventariseert alle onderzoeksgegevens en gaan deze archiveren in een database.
Dat is mooi maar laat open of die database dan ook inzichtelijk wordt gemaakt en gebruikt gaan worden voor daadwerkelijk statistisch onderzoek.
Daarnaast maken zij een enquête die 10.000 therapeuten onder hun cliënten kunnen verspreiden. Als elke therapeut dat doet bij 5 cliënten hebben we 50.000 gegevens die verwerkt kunnen gaan worden.
Geweldig rekenwerk, alleen is hier ook weer de opmerking ‘dan moet je wel eerst 10.000 ‘leden’ hebben’ op haar plaats.
Ook is er geld om TNO bij het onderzoek te betrekken.
Dat zou heel goed mogelijk kunnen zijn alleen is nergens aangegeven of dat zo is en hoe die gelden verkregen kunnen worden. Er is zelfs niet aangegeven dat er al contact is met TNO over dit onderwerp. Dus, of die gelden van TNO ook verkregen kunnen worden door ‘FCAMT’ is sterk de vraag.
Een andere interpretatie van deze opmerking is: blijkbaar stelt ‘FCAMT’ gelden beschikbaar aan TNO voor onderzoek? Dan zullen die gelden er eerst moeten zijn.
Alle organisaties die inmiddels onderzoekgegevens hebben worden uitgenodigd zich aan te sluiten.
Ja leuk. De vraag is, of die organisaties dat ook zullen doen en voorlopig is daar niets over bekend.
Op de vraag waarom je lid zou moeten worden van deze federatie komt het volgende antwoord:
De federatie is er voor die CAM therapeut die wil samenwerken met reguliere huisartsen.
Volgens mij willen therapeuten met alle partijen binnen de zorg samenwerken en zijn het de reeds bestaande partijen binnen het CAM-domein die daar heel hard mee bezig zijn. Bovendien: ook reguliere partijen zijn bezig om samenwerking vorm te geven. In hoeverre ‘FCAMT’ daar iets aan kan toevoegen is en blijft onduidelijk.
De federatie spreekt namens 10.000 CAM therapeuten die maatschappelijke erkenning willen van het beroep CAM therapeut.
Alweer: telkens wordt uitgegaan van 10.000 therapeuten maar de werkelijkheid is nog steeds, dat er maar 60 ‘leden’ zijn. Of, en in hoeverre, die maatschappelijke erkenning willen nastreven staat los van de vraag aangezien daar al initiatieven over lopen bij de bestaande partijen binnen het CAM-domein en daarbuiten en 60 ‘leden‘ wel iets kunnen willen maar geen partij zijn die iets kan bereiken.
Wat is het project: ‘samenwerken da’s pas gezond?
Voor zover ooit iemand heeft gehoord van dat project (dat ook verder niet is uitgelegd of toegelicht op deze website), is het antwoord:
Dit project is gestart tijdens het opzetten van de federatie (vakbond) en wordt uitgevoerd door de stuurgroep van de federatie.
Als het een project is van de stuurgroep dan hoeft het hier helemaal niet vermeld te worden aangezien het geen meerwaarde heeft: mogelijk over te halen ‘leden’ hebben hier immers niets mee van doen.
Op de vraag, wat tot nu toe het concrete resultaat is, wordt als antwoord gegeven:
We hebben ideeën omtrent een verwijssysteem tussen huisartsen en CAM therapeuten en dat is voor 80 % rond.
De vraag was: CONCRETE resultaten. Een idee is wellicht op zich concreet, maar geen concreet resultaat. Bovendien is voor een verwijssysteem samenwerking tussen huisartsen (organisaties) en CAM-therapeuten noodzakelijk en nergens is iets te vinden over een dergelijke samenwerking.
De stuurgroep heeft een afspraak met VWS voor het bespreken van het Project en de doelen ervan.
Ik wil best geloven dat er een afspraak met VWS is gemaakt voor het bespreken van wat dan ook. De vraag is alleen, met wie die afspraak is gemaakt. Is dat met een onderknuppel van VWS of een staatssecretaris of om het even welke gezaghebbende persoon dan ook. Ook hier weinig concreets. Na het versturen van een mailtje aan VWS kan ik al snel een afspraak maken maar of dat ergens toe leidt is iets geheel anders. Niettemin kan ik dan op mijn website vermelden dat ik ‘overleg heb met VWS’.
Zo verkennen we de kaders (WKKGZ) vanuit de wetgeving.
Moeten we die nog verkennen? Volgens mij is de WKKGZ allang ingevoerd en zijn de kaders bijzonder helder.
We hebben besprekingen om te komen tot één BIG-CAM register.
Met wie dan? Waarom niet concreet? De NIBIG is bijvoorbeeld al geruime tijd bezig met een dergelijk register en daarmee ver gevorderd. Ook RBCZ en andere partijen zijn met dergelijke registers bezig. Er zijn al vergevorderde stappen gezet richting de samenvoeging van BIG-register en CAM-register. Allemaal heel concreet en inzichtelijk, behalve bij ‘FCAMT’.
De partijen zitten aan tafel.
Dat is mooi maar ook weinig concreet. Wie (welke partijen), waarom en met welk doel, zitten ze aan die tafel.
Mijn huisarts weet niet eens van mijn bestaan.
Dat is in-triest en het enige advies dat hier gegeven kan worden is: zoek een andere huisarts.
Maar nee, ‘FCAMT’ komt met het grandioze idee om 100.000 flyers te gaan verspreiden! Wat dat als doel moet hebben is onduidelijk, althans:
“Doen we dat twee keer per jaar dan kan men niet meer om ons heen.”
Vanwege de ontstane vervuiling?
Daarbij: de gemiddelde huisarts heeft het zo druk, dat hij niet eens aan zijn beroepsgerichte informatie toekomt. Waarom zou hij wel een flyer van onbekende herkomst gaan zitten lezen?
Waarom gaat het de federatie wel lukken?
De bovenliggende partij is het huisartsencollectief.
Welk collectief dan (voor zover bekend bestaat er geen ‘HET’ artsencollectief maar bestaan er meerdere collectieven), daar zijn er vele van. Waarom niet concreet benoemd? Waarom deze geheimschrijverij? En waarom is het aanhalen van een artsencollectief dan een verantwoording dat ‘het’ de federatie wel zal gaan lukken?
Zij willen graag doorverwijzen maar weten niet goed naar wie en willen antwoord op de vraag wat een CAM therapeut kan en wat de kwaliteit ervan is.
Of zij graag willen doorverwijzen is nog lang niet vastgesteld. Daarbij: als die huisartsen willen weten naar wie ze kunnen doorverwijzen (voor zover buiten het reguliere domein) dan zouden ze daar zelf al wel actie in hebben ondernomen (zoals nu bij de opleiding tot integraal arts en de opezet van integrale zorgcentra). Hetzelfde gaat natuurlijk op voor de inhoudelijke informatie.
Nog steeds laat onderzoek binnen medische opleidingen zien dat het overgrote deel van de studenten zich helemaal niet interesseert voor het CAM-domein en er weinig of niets van wil weten. Zolang dat niet verbetert valt dat van buiten af ook niet bij te sturen.
De huisartsen spannen zich nu in om de samenwerking tot stand te laten komen. Dit is nieuw. Tot nu toe waren het de groeperingen uit het CAM domein zelf die graag wilden samenwerken.
Dit is absoluut nieuw maar nergens terug te vinden. Blijkbaar gebeurt dit alles in het diepste geheim.
Uiteraard kun je ‘jouw steentje bijdragen’ door “lid” te worden voor € 60,- te betalen via Ideal.
Waarom die betaling?
Er is in het verleden veel vrijwilligerswerk gedaan.
Nog steeds. Dat is een kenmerk van het CAM-domein waar te weinig middelen beschikbaar zijn voor betaling. Zou er meer betaald werk moeten worden verricht, dan rusten uiteindelijk de kosten daarvan op de ruggen van de therapeuten die toch al moeite hebben het hoofd boven water te houden.
Bij betaalde krachten kan men ook eisen stellen en het is ook een beloning van de inzet van de deelnemer.
Absoluut maar daar staat tegenover dat er wel voldoende middelen beschikbaar moeten zijn anders stopt het werk opeens als de middelen op zijn. Met de huidige beschikbare € 3600,- zal niet veel werk worden uitgevoerd, zeker niet als eerst ‘BestuurderG’, de initiatiefgroep, de werkgroepen, de kosten en de belastingdienst betaald moet worden van dat bedragje.
De gedachte dat wanneer men betaalt men eisen kan stellen is een uitgangspunt van de federatie.
Dat is mooi maar aangezien ‘FCAMT’ een stichting is en dus geen leden kan hebben, zijn dat hooguit de eisen van de bestuurders van de stichting die betaald worden door hen die denken dat ze ‘lid’ zijn.
Daarnaast worden er werkgroepen aan het werk gezet en ook zij moeten betaald worden.
Natuurlijk. Er is blijkbaar geld genoeg. Al blijkt dat niet uit een simpel rekensommetje.
Over wie dan betaald gaan worden is de federatie redelijk duidelijk:
Tot op heden werkt de werkgroep op vrijwillige basis. Zodra de aanmeldingen binnenkomen worden de tot nu toe gemaakte kosten vergoed. Stuurgroep leden ontvangen een vergoeding. Andere kosten zijn website, werkgroep leden, vergader- en vacatiekosten, belastingdienst etc.
Zoals ik dat lees, worden uit de binnenkomende gelden eerst de kosten van de werkgroep betaald. De vraag is, of met die werkgroep nu de stuurgroep wordt bedoeld of dat hier daadwerkelijk de werkgroep(-en) bedoeld worden.
Dat blijkt verderop: de stuurgroepleden ontvangen een vergoeding! Onduidelijk is op basis van wat die vergoeding verstrekt wordt. Het is voor de eventuele ‘leden’ te hopen dat hierin een controleerbare administratie wordt bijgehouden.
Andere kosten zijn de website, stuurgroepleden (nogmaals blijkbaar), vergaderkosten (waarschijnlijk huur van ruimte, mogelijk van de ruimte van de onderwijsinstelling van ‘bestuurderG’ zodat dat een broekzak/vestzak-regeling is), vacatiekosten (een vergoeding voor aanwezigheid tijdens een vergadering, maar onduidelijk is voor wie die vergoeding geldt) en uiteraard de belastingdienst.
Waarom 10.000 aanmeldingen?
Die vraag had ik mezelf ook al gesteld. Waarom niet meteen 17.000 (als je het toch groot wilt aanpakken) of juist maar 1.000 als je bescheiden wilt starten zodat je de organisatie kunt optimaliseren?
Paramedici, artsen en andere zorgverleners bundelen zich en zijn momenteel gesprekspartner van overheid en zorg.
Dat is mooi maar wat heeft dat te maken met 10.000 ‘leden’? Paramedici, artsen en andere zorgverleners zullen echt geen lid worden van ‘FCAMT’.
Namens 10.000 CAM therapeuten verloopt een gesprek heel anders dan wanneer met moet melden dat men namens 1000 CAM therapeuten spreekt. Hoe meer leden hoe meer zeggingskracht.
Open deur. Helaas even een domper: er zijn maar 60 ‘leden’ dus …
Wat er met de binnen-geharkte gelden gebeurt als de 10.000 ‘leden’ niet gehaald worden binnen een niet afgebakend tijdsverloop is al eerder besproken.
Met welke partijen werkt deze federatie samen?
Alle partijen die de koers van de federatie een warm hart toedragen worden uitgenodigd met de stuurgroep in gesprek te gaan. De titel is niet voor niets: Samenwerken, da’s pas gezond.
Hoewel een federatie twee of meer gelijkwaardige partijen vertegenwoordigd, kan ze natuurlijk altijd met iedereen in gesprek gaan of samenwerken. Iedereen wordt uitgenodigd (zonder hier te vermelden om wie het gaat) maar concreet wordt hier niets gezegd.
(on)Duidelijk
Terug kijkend op de voorgaande bespreking van de summiere informatie op de website van ‘FCAMT’ is in ieder geval duidelijk dat er veel onduidelijk blijft. Eigenlijk wordt er weinig concrete informatie gegeven en blijft het meeste door sluiers bedekt.
Natuurlijk kan ‘FCAMT’ daarvoor als reden aangeven dat zij haar idee niet ‘te grabbel’ wil gooien maar als we reëel zijn moeten we toch erkennen dat er weinig originaliteit zichtbaar is: het is gewoon weer meer van hetzelfde in een ander jasje.
Wat wel duidelijk is, is dat er veel valt af te dingen op de beweringen die op deze website (blijkbaar het enige communicatiemiddel van ‘FCAMT’) zichtbaar gemaakt zijn. Veel roept, minimaal, vragen op en veel is, zonder meer, twijfelachtig. Het geheel zou, bij elke lezer, minimaal grote vraagtekens moeten oproepen en, van daaruit, grote tot maximale terughoudendheid ten aanzien van deze ‘FCAMT’ moeten veroorzaken.
Idee en advies
Is het idee van ‘FCAMT’ zo verkeerd? Nee, dat niet. Sterker nog: het zou een uitstekend idee zijn om een federatie op te richten die een aantal (zo mogelijk alle) gelijkwaardige partijen te vertegenwoordigen omdat daardoor een bundeling ontstaat waardoor het CAM-domein werkelijk een eenheid kan worden en uiteindelijk de therapeuten op juiste wijze vertegenwoordigd kunnen worden.
Het is alleen de wijze van uitwerking van het idee dat te veel vraagtekens oproept en daardoor tot weinig kans van slagen leidt.
Zou ‘FCAMT’ zijn opgericht vanuit (of zelf: op basis van) bestaande partijen en daarin (bijvoorbeeld) alle beroepsgroepen OF koepels binnen het CAM-domein samenwerken (ergo: gelijkwaardige partijen), dan ontstaat er een geheel ander beeld. In het bestuur van ‘FCAMT’ zou dan uiteraard elke partij, via een vertegenwoordiger in de vorm van een bestuurder, zitting hebben (of tenminste een via statuten en huishoudelijk reglement geregeld bestuur waarin meerdere partijen zitting hebben).
Daarnaast zou, onder ‘FCAMT’ als stichting zijnde, een ‘Vereniging CAM-Therapeuten’ kunnen word opgericht waarvan de therapeuten lid kunnen worden.
Voor die vereniging betalen de therapeuten uiteraard lidmaatschapsgeld (alhoewel eveneens een regeling kan worden getroffen door van de lidmaatschapsgelden die therapeuten al betalen aan de verschillende partijen, die nu deelnemen in ‘FCAMT’, een deel wordt afgedragen aan ‘FCAMT’ waardoor de therapeuten niet met hogere kosten te maken krijgen) hetgeen, via een goed geregelde ‘sleutel’ gebruikt kan worden om de stichting financieel te dragen. Uiteraard zou dan (bijvoorbeeld) de voorzitter (of een andere gemandateerde) van de vereniging een bestuursfunctie moeten vervullen in de ‘FCAMT’ zodat de belangen van de therapeuten direct vertegenwoordigd zijn.
Zoals aangegeven: het idee is helemaal niet verkeerd maar de uitvoering is uitermate onprofessioneel, onduidelijk en vraag-wekkend opgezet.
Zou een betere organisatie zijn opgestart, zou ik de lezers van harte adviseren lid te worden en dit initiatief steunen.
In de huidige situatie echter, zie ik te veel open-einden, onduidelijkheid, weinig vertrouwenwekkende regelingen en geheimschrijverij waardoor een advies niet anders dan kan uitmonden in: “Blijf verre van deze ‘federatie’ om te voorkomen dat je gewoon je geld af getroggeld wordt zonder dat daar iets tegenover staat”.
Aan hen die reeds in de val zijn gelopen, kan ik alleen maar adviseren: ”Zeg per direct je ‘lidmaatschap’ op en eis je betaalde geld terug”.
Advies aan ‘FCAMT’
Bepaal eerst met welke gelijkwaardige partijen je een ‘federatie’ wilt vormgeven. Zoals het er nu uitziet, vist ‘FCAMT’ volkomen zonder onderscheid in de grote vijver van het CAM-domein (sterker nog: volgens de informatie op de website in de grote oceaan van de gezondheidszorg, zowel regulier als complementair) en mist daarmee alle richting en helderheid.
Op de huidige wijze is voor niemand helder wie hier nu werkelijk worden vertegenwoordigd door de ‘federatie’ en hoe de broodnodige inspraak is geregeld.
Verschillende niveaus zijn mogelijk om van daaruit een ‘federatie’ vorm te geven:
- Op het niveau van de therapeuten: Dat zou, gezien de naam van de ‘federatie’ het meest logische niveau zijn. Gelijktijdig is dat ook het lastigste niveau, mede omdat dan alle therapeuten als individueel persoon betrokken zijn.
Om de therapeuten te kunnen vertegenwoordigen, dienen deze op een of andere wijze persoonlijk lid te kunnen zijn. Dat betekend dat ONDER de stichting een ‘Vereniging CAM-therapeuten’ (‘VCAMT’) zou moeten worden opgericht waarvan alle behandelaars in het CAM-domein, ongeacht hun opleidingsniveau, lid kunnen worden.
De leden van de ‘VCAMT’ kiezen op democratische wijze uit hun midden een bestuur (waarvan het huidige bestuur van de ‘FCAMT’ om voor de hand liggende redenen geen deel kan uitmaken).
In de statuten en/of het huishoudelijk reglement van de ‘FCAMT’ moet zijn/worden vastgelegd dat uit het bestuur van de ‘VCAMT’ een vertegenwoordiger wordt aangewezen die zitting krijgt in het bestuur van de ‘FCAMT’. Uiteraard kan dat ook een ander lid, met volmacht, zijn.
Op die wijze is de vertegenwoordiging van de therapeuten veiliggesteld.
Uiteraard is het, vanwege de naamgeving waarin de term ‘CAM’ is opgenomen, niet mogelijk dat reguliere therapeuten en andere beroepsbeoefenaars zich aansluiten. Hooguit kan de ‘FCAMT’ namens de door haar vertegenwoordigde therapeuten, deze therapeuten vertegenwoordigen in overleggen met de reguliere beroepsbeoefenaars. - Op het niveau van de beroepsverenigingen: Aangezien de beroepsverenigingen (van CAM-therapeuten) in meest directe zin de therapeuten vertegenwoordigen, valt die oplossing nog steeds onder de naam van de ‘federatie’ te verantwoorden. Zo veel mogelijk beroepsverenigingen zouden dan vertegenwoordigd kunnen worden door de ‘federatie’ waarbij logischerwijs al die beroepsverenigingen (of, via een democratische bepaling, een deel daarvan) zitting heeft in het bestuur van de ‘FCAM’.
Dit is zonder meer het meest logische niveau waarop een federatie ontwikkeld kan worden; alle therapeuten zijn vertegenwoordigd en de verschillende beroepsorganisaties zijn, onafhankelijk van hun ledental, gelijkwaardige partners. Het enige nadeel dat nu nog aanwezig is, is dat therapeuten die niet aangesloten zijn bij een beroepsorganisatie nog steeds niet vertegenwoordigd zijn.
Ook hier is het niet mogelijk, door de beperkende term ‘CAM’ in de naam van de ‘FCAMT’ dat reguliere beroepsverenigingen zich aansluiten.
Uiteraard kan wel overleg worden gepleegd met die reguliere beroepsgroepen waardoor via de beroepsverenigingen uit het CAM-domein indirect toch de therapeuten worden vertegenwoordigd. - Op het niveau van de koepels: Via de lidmaatschappen van beroepsgroepen bij koepels, worden in indirecte zin alweer de therapeuten vertegenwoordigd.
Ook hier zouden, voor een betrouwbare organisatie, de besturen van de koepels een bestuurslid voor de ‘FCAMT’ dienen aan te leveren die daarin ook werkelijk zitting heeft. Ook hier kunnen, door de naamsbeperking, geen reguliere koepels zitting hebben in de ‘FCAMT’.
Nadat op juiste wijze een aantal gelijkwaardige partijen zijn samen gebracht, dient de ‘FCAMT’ op heldere wijze haar doelen te verwoorden en helder aan te geven wie haar ‘gesprekspartners zijn. Daarnaast dient zij haar ‘achterban’ te informeren over concreet behaalde successen en acties die worden ondernomen.
Wellicht dat, met een meer doordachte en doorzichtige opzet, een ‘federatie’ als de ‘FCAMT’ daadwerkelijk goed werk kan doen en het CAM-domein verder kan verenigen.
Richting toekomst kan de ‘FCAMT’ op flexibele en democratische wijze vervolgstappen ontwikkelen en zetten, hetgeen wellicht op termijn zal inhouden dat de ‘FCAMT’ zal moeten worden opgeheven ten gunste van een nieuwe, breder opgezette, federatie.
Hoe verder
Adviseer ik nu om de ‘FCAMT’ te verbieden of aan een (overheids-)onderzoek te onderwerpen? Dat niet want elke Nederlander mag zo maar een bedrijfje (en dus ook een stichting) starten zolang de daarvoor geldende eisen maar nagekomen worden. Of, en in hoeverre, er een (overheids-)onderzoek moet worden ingesteld naar het ‘FCAMT’ laat ik graag aan de daartoe bedoelde instanties over.
Beschuldig ik ‘FCAMT’ van onoorbare zaken, bedrog of andere malversaties? Nee absoluut niet.
Tijdens mijn onderzoekje heb ik nergens de vinger kunnen leggen op zaken die het daglicht niet kunnen velen of bewijzen dat hier zaken gaande zijn die (eventueel op een later tijdstip) onwettig zijn. Overigens zou ook dat een zaak voor de daartoe bevoegde instanties zijn.
Ik wil met mijn schrijfsel zelfs niet beweren dat ‘BestuurderG’ op enigerlei wijze (bewust of onbewust) andere bedoelingen heeft dan het daadwerkelijk verbinden en vertegenwoordigen van het gehele CAM-domein.
Ongetwijfeld is dit geheel gestart vanuit de positieve intenties die ik hier en daar ook terug vind.
Mijn bezwaar tegen ‘FCAMT’ berust voornamelijk op de onduidelijkheid, het onvoldoende uit de verf komen van concrete zaken, de opzet van een organisatie met een bepaald doel waar dat doel niet haalbaar is door de rechtsvorm die voor die organisatie is gekozen, de vreemde constructie (voor zover aanwezig) van de samenstelling van het bestuur en meer van wat de lezer hierboven al onder ogen heeft gekregen.
Zo ook de wijze waarop de ‘FCAMT’ is opgericht buiten alle reeds werkzame partijen in het CAM-domein om zelfs zonder dat (voorafgaand) met die partijen is gesproken (en de twijfel rondom het gegeven of die gesprekken nu wel plaats vinden).
Dit alles heeft geresulteerd in het “Advies aan ‘FCAMT”. Op relatief simpele wijze kan de huidige opzet omgebogen worden tot een meer betrouwbare, inzichtelijk en doelgerichte organisatie die, mits de berichtgeving ook verbetert, mogelijk een zinvolle ‘speler’ binnen het CAM-domein kan worden. Daarvoor zal echter nog veel werk verzet moeten worden.
Er blijft, wat mij betreft, voorlopig te veel ‘in het duister’ rond ‘FCAMT’.
Aangezien het mijn intentie is (volkomen belangeloos) therapeuten binnen het CAM-domein te informeren en aan het denken te zetten en (daar waar mogelijk) te voorkomen dat zij financieel nog verder uitgekleed worden dan nu al het geval is, heb ik mijn bevindingen in bovenstaand schrijven ‘op papier’ gezet met de bedoeling die openbaar te maken zodat een ieder vooral ZELF kan bepalen hoe hij/zij hiermee omgaat.
Ik zoek geen discussie over dit onderwerp noch ‘welles/nietes’ spelletjes. Ik hoef geen reactie (alhoewel dat altijd mag) of erkenning.
Doe met het bovenstaande wat je goeddunkt maar vooral: denk zelf na en ‘Als iets er te mooi uitziet om waar te zijn, dan zal het waarschijnlijk niet waar zijn’.
Over de schrijver
Nico bekleed bij voorkeur de functie van ‘luis in de pels’.
In die functie stelt hij zaken ter discussie, probeert hij vaag van concreet en waarheid van onwaarheid te scheiden. Hierbij maakt hij zo veel mogelijk gebruik van algemene openbare informatie.
In dit alles baseert hij zich op een inmiddels 45 jarige ervaring binnen het CAM-domein waarbinnen inmiddels alles zijn blik wel heeft gepasseerd.
Hoewel hij soms adviezen kan geven over zaken, is het nooit zijn bedoeling die op te leggen. Zo zal hij ook nooit iemand beschuldigen of pogen te benadelen. Het enige dat hij nastreeft is, dat lezers van zijn stukjes ZELF gaan nadenken en ZELF conclusies trekken waarbij hij hooguit probeert zo veel mogelijk informatie over een bepaald onderwerp in een stukje te verwoorden.
Nico Smits
Deze keer een samenvatting van een veel gedetailleerder analyse/opiniestuk dat ik schreef over een nieuwe, onrust-veroorzakende, partij binnen het CAM-domein. Aangezien het stuk, waarvan dit de samenvatting is, uit 22 bladzijden bestaat, lijkt deze samenvatting een goede insteek om toch de belangrijkste informatie te delen.
Na de onrust die eind 2018 ontstond, naar aanleiding van het (verder) beperken van de vergoedingen van complementaire therapeuten door zorgverzekeraars, hoopten waarschijnlijk velen met mij dat de rust weer zou keren binnen het CAM-domein.
Helaas moeten we constateren dat een nieuwe partij, de “Federatie CAM Therapeuten” weer nieuwe onrust veroorzaakt.
Al heel lang roep ik, dat het CAM-domein zich moet verenigen, de verdeeldheid verminderen en (zo mogelijk) een enkele partij moet aanwijzen die namens het gehele CAM-domein kan spreken zodat slagvaardig kan worden opgetreden. Met 17.000 therapeuten die verdeeld zijn in honderden kleine splintergroepen, is immers geen ‘vuist’ te maken.
Echter, in plaats van samensmelting van bestaande partijen, verschijnen steeds weer nieuwe partijen die het CAM-domein verder opdelen.
Aanleiding
Aanleiding tot dit artikel was de ontvangst van een bericht, dat een nieuwe partij van start was gegaan: de “Federatie CAM Therapeuten” of voluit; ‘Stichting Federatie CAM Therapeuten’. Aangezien ik regelmatig zal verwijzen naar deze federatie, zal ik daarvoor de afkorting ‘FCAMT’ gebruiken. Deze afkorting heeft deze federatie zichzelf toebedeeld volgens de informatie van het KvK.
In dit bericht gaf de ‘FCAMT’ aan grootse plannen te hebben, waardoor mijn aandacht direct getriggerd werd.
Behoefte of noodzaak nieuwe partijen
Binnen het CAM-domein zijn tientallen (zo niet honderden) partijen werkzaam: van koepels tot beroepsgroepen, afhankelijke en (semi) onafhankelijk partijen, vakdiscipline gericht of juist vakdiscipline-overstijgend.
Logischerwijs ziet ‘de buitenwereld’ (zorgverzekeraars, overheid, enzovoort) dit als een enorme verdeeldheid en gelijktijdig komt het de slagvaardigheid en de vertegenwoordiging van het domein niet ten goede.
Waar het eigenlijk de intentie zou moeten zijn om het aantal partijen terug te brengen tot een beheersbaar aantal, waarbij die partijen dan ook kunnen spreken namens voldoende therapeuten, en daarmee het domein op een juiste wijze wordt vertegenwoordigd, zien we telkens weer een nieuwe partij verschijnen die zo nodig een eigen koninkrijkje moet stichten, leden moet afsnoepen van reeds bestaande partijen en beweert het beter, innovatiever, georganiseerder, of wat dan ook, te kunnen/zullen doen dan de reeds bestaande partijen.
Natuurlijk zou het kunnen, dat zo’n nieuwe partij eindelijk de partij is die het CAM-domein naar een sterke toekomst stuwt maar de kans daarop wil ik dan graag vooraf analyseren op haalbaarheid.
Therapeuten worden vertegenwoordigd door beroepsverenigingen. Die vertegenwoordiging vindt vooral plaats op het niveau van de koepels.
Die koepels vertegenwoordigen de therapeuten indirect (ze vertegenwoordigen in wezen de beroepsgroepen en van daaruit de therapeuten) op een hoger niveau, richting zorgverzekeraars en overheid.
Ten slotte kennen we een aantal, min of meer onafhankelijke partijen.
Bestaat er dus behoefte aan nog meer partijen? In mijn visie is het antwoord simpel: Nee, absoluut niet.
Het zou ongetwijfeld beter zijn, als reeds bestaande partijen samengaan en een groter en krachtiger geheel vormen en daarmee het CAM-domein beter vertegenwoordigen.
Federatie CAM
De ‘FCAMT’ is opgezet als ‘stichting’ en kent slechts één enkele bestuurder (openbare informatie van de KvK), die als enige zelfstandig bevoegd is. Dat betekend dat, ondanks de aansporing om vooral lid te worden, de ‘FCAMT’ per definitie GEEN leden kan hebben.
Daarbij is het vreemd dat de ‘FCAMT’ op haar website vermeld dat er twee initiatiefnemers zijn, terwijl er maar één bestuurder geregistreerd is.
Het bovenstaande zou potentiele ‘leden’ te denken moeten geven.
Daarnaast zou het gaan om een ‘federatie’ terwijl juist een federatie als kenmerk heeft dat deze ‘GELIJJKWAARDIGE’ partijen bundelt en vertegenwoordigd. Uit de website informatie blijkt echter (zie de taartdiagram) dat de ‘FCAMT’ vist in de oceaan van de gezondheidszorg en de meest verschillende partijen ‘uitnodigt’ om samen te werken. Waar in de naam van de ‘FCAMT’ expliciet de therapeuten en het CAM-domein genoemd zijn, worden op de website de meest uiteenlopende partijen (regulier en complementair) opgeroepen.
Dat er van die samenwerking nog niets is gerealiseerd, mag blijken uit het gegeven dat er een eenkoppig bestuur is; zouden er samenwerkende partijen zijn, dan zouden die ongetwijfeld een plaats eisen (en krijgen) in het bestuur.
Het blijft dan ook onduidelijk, wie nu daadwerkelijk (ooit, in een mogelijke toekomst) door ‘FCAMT’ vertegenwoordigd gaat worden.
Doelstelling
De, mooi opgezette, website begint vermeld dat ‘FCAMT’ 10.000 CAM-therapeuten wil gaan vertegenwoordigen. Een mooie doelstelling maar gezien het gegeven dat meerdere partijen die al tientallen jaren werkzaam zijn binnen het CAM-domein nauwelijks tot 25% daarvan zijn gekomen, is het twijfelachtig dat dit doel behaald zal worden.
Dat ‘men’ dan gesprekspartner zal zijn is mooi maar zegt weinig, immers; omdat de ‘FCAMT’ geen leden kan hebben, zal het hooguit het bestuur (nu: 1 persoon) zijn die gesprekspartner is.
Zoals het er nu uitziet zijn het de therapeuten die opgeroepen worden ‘lid’ te worden (en geacht worden te betalen voor deze luchtbel) die de activiteiten van de ‘FCAMT’ gaan betalen zonder daar ooit iets van terug te zien.
Op de website volgt een complete opsomming van wat de ‘FCAMT’ allemaal zal gaan doen. Daarbij vinden we niets nieuws: elk punt van die opsomming is allang in gang gezet door bestaande partijen en van een deel valt te zeggen dat daarmee al behoorlijke vorderingen worden gemaakt. Om dat proces niet te verstoren zou er zeker geen nieuwe partij moeten opstaan die weer wiggen zal proberen te drijven tussen bestaande overleggen, samenwerkingen en ontwikkelingen.
Leuk om te lezen is, dat de ‘FCAMT’ ook niet-aangesloten therapeuten zal vertegenwoordigen. Onduidelijk is, hoe dat vorm zal moeten krijgen aangezien een partij hooguit haar leden kan vertegenwoordigen (leden die de ‘FCAMT’ dus niet heeft). Dat ‘FCAMT’ na bijna een jaar te hebben bestaan nu trots meldt dat ze 60 ‘leden’ heeft (van de 17.000 therapeuten), geeft weinig vertrouwen in hetgeen deze federatie concreet kan bereiken.
Lidmaatschap
Op dit punt kunnen we kort zijn: een stichting kan geen leden hebben. Dat is het meest kenmerkende van een stichting (naast maximale bescherming van de bestuurders).
Uiteraard zijn hiervoor slimme oplossingen te bedenken (bijvoorbeeld een vereniging onder de stichting waarvan bijvoorbeeld de voorzitter zitting heeft in het bestuur van de stichting) maar daar blijkt niets van uit de informatie van de KvK.
Nu biedt de ‘FCAMT’ haar ‘leden’ jaarlijks een cadeautje aan, in de vorm van een studiedag, ter waarde van twee studiepunten. Dat klinkt leuk maar het zijn de beroepsverenigingen die bepalen waarvoor leden studiepunten krijgen en niet de externe partijen. Aangezien uit niets blijkt dat hierover afspraken bestaan met de beroepsverenigingen, lijkt de verpakking mooier dan de inhoud.
Ook geeft de ‘FCAMT’ aan dat je, als therapeut zijnde, gaat samenwerken met de reguliere gezondheidszorg. Heel mooi maar dit wordt (alweer) nergens onderbouwd: Voor samenwerking zijn minimaal twee samenwerkingspartners nodig en, hoewel de therapeuten dat wellicht graag zouden willen, zal ook de reguliere gezondheidszorg dat moeten willen. Nergens blijkt dat er samenwerkingsovereenkomsten, convenanten, of wat dan ook bestaan die deze kreet onderbouwen.
Dat ‘leden’ ‘betaalde vacatures’ kunnen gaan vervullen binnen de ‘FCAMT’ en daarmee hun betaalde gelden terug kunnen verdienen of een aanzienlijk deel van hun opleiding kunnen betalen klinkt geweldig, maar: De ‘FCAMT’ heeft op dit moment 60 ‘leden’ die dus gezamenlijk € 3600,- bijeen hebben gebracht (ervan uitgaande dat het allemaal betalende ‘leden’ zijn).
Aangezien daarvan eerst de ‘belangeloos ingestapte mensen’ moeten worden betaald, naast de kosten en de belastingdienst, mag worden verwacht dat er weinig te betalen valt (zelfs al zou het ‘leden’ aantal aanzienlijk stijgen).
Jammer genoeg is ook nergens aangegeven binnen welke termijn de doelstelling (10.000 ‘leden’) moet zijn behaald. Dat maakt, dat het bestuur (één persoon) bepaald wanneer de stekker er uit getrokken wordt.
Startsein vs oprichting
Opmerkelijk is de vermelding dat op 11 januari 2019 het ‘startsein’ werd gegeven en dat de ‘FCAMT’ wordt gesteund door huisartsen. Helaas blijkt nergens, welke huisartsen (of huisartsen-collectief) dat betreft. Daarbij is de stichting al in 2013 opgericht en dus blijkbaar al jaren werkzaam.
Medewerkers
Op verschillende plaatsen op de website komen we medewerkers tegen die, onder verschillende namen/titels, functies vervullen. Opmerkelijk is, dat het daarbij telkens weer om dezelfde personen gaat.
Per saldo gaat het om de bestuurder zelf en een student van die bestuurder. Verder zijn genoemd de broer van de bestuurder en een gepensioneerde fysicus uit België die beiden ‘adviseur’ zijn en dus geen werk uitvoeren.
De ook genoemde arts, die mede-initiatiefnemer zou zijn, heeft al meermaals aangegeven geen bindingen te hebben met de ‘FCAMT’. Daarbij: het zou ook vreemd zijn als hij wel bindingen zou hebben maar als mede-initiatiefnemer geen bestuursfunctie zou vervullen.
Frequently Asked Questions (FAQ)
In de FAQ (te vinden op de website) zijn antwoorden gegeven op wat regelmatig gestelde vragen zouden moeten zijn. In hoeverre de hier beantwoorde vragen regelmatig gesteld worden kunnen we niet zien maar we mogen daar zo onze twijfels over hebben aangezien het meer een soort ‘promotietekstjes’ zijn.
Dat in die FAQ heel regelmatig ‘open deuren worden ingetrapt’ zal elke lezer kunnen vaststellen. Dat even regelmatig punten worden aangehaald waarmee bestaande partijen binnen het CAM-domein al flinke vorderingen maken en dus geen noodzaak bestaat voor een nieuwe partij, is al even duidelijk.
Vreemd genoeg, wordt zelfs de vraag gesteld ‘in welk kader dit PROJECT wordt uitgevoerd. Daar waar ‘FCAMT’ eerst aangeeft 10.000 therapeuten te willen vertegenwoordigen, blijkt het nu opeens over een project te gaan waarvan geen concreet projectplan beschikbaar is.
Wat dat ‘concreet zijn’ betreft: nergens wordt op deze website werkelijke concrete informatie gegeven. Alles blijft ‘in nevelen gehuld’ en nergens worden antwoorden gegeven waar de bezoekers werkelijk iets aan hebben.
Wel schermt de ‘FCAMT’ telkens weer met het “feit” dat zij 10.000 therapeuten vertegenwoordigd. Aangezien in het bericht werd aangegeven dat er nu 60 ‘leden’ zijn, is nog een lange weg te gaan voordat de ‘FCAMT’ ook maar iets kan pogen waar te maken van wat zij beweert.
(On-)Duidelijk
Duidelijk is, dat veel (in de informatie op de website) onduidelijk blijft. Eigenlijk wordt er weinig (tot geen) concrete informatie gegeven en blijft het meeste met sluiers bedekt.
Natuurlijk kan ‘FCAMT’ daarvoor als reden aangeven dat zij haar idee niet ‘te grabbel’ wil gooien maar als we reëel zijn, moeten we toch erkennen dat er weinig originaliteit zichtbaar is: het is gewoon weer meer van hetzelfde in een ander jasje.
Wat wel duidelijk is, is dat er veel valt af te dingen op de beweringen die op deze website (blijkbaar het enige communicatiemiddel van ‘FCAMT’) zichtbaar gemaakt zijn. Veel roept, minimaal, vragen op en veel is, zonder meer, twijfelachtig. Het geheel zou, bij elke lezer, minimaal grote vraagtekens moeten oproepen en, van daaruit, grote tot maximale terughoudendheid ten aanzien van deze ‘FCAMT’ moeten veroorzaken.
Idee en advies
Is het idee van ‘FCAMT’ zo verkeerd? Nee, dat niet. Sterker nog: het zou een uitstekend idee zijn om een federatie op te richten die een aantal (zo mogelijk alle) gelijkwaardige partijen (bijvoorbeeld de beroepsverenigingen of de koepels) uit het CAM-domein te vertegenwoordigen omdat daardoor een bundeling ontstaat waardoor het CAM-domein werkelijk een eenheid kan worden en uiteindelijk de therapeuten op juiste wijze vertegenwoordigd kunnen worden.
Het is alleen de wijze van uitwerking van dat idee dat te veel vraagtekens oproept.
Zoals aangegeven: het idee is helemaal niet verkeerd maar de uitvoering is uitermate onprofessioneel, onduidelijk en vraag-wekkend opgezet.
Zou een betere organisatie zijn opgestart, zou ik de lezers van harte adviseren lid te worden en dit initiatief steunen. Voor nu kan ik alleen adviseren: “Blijf verre van deze ‘federatie’ om te voorkomen dat je gewoon je geld af getroggeld wordt zonder dat daar iets tegenover staat” en voor hen die reeds in de val zijn gelopen: “Zeg per direct je ‘lidmaatschap’ op en eis je betaalde geld terug”.
Advies aan ‘FCAMT’
Bepaal eerst met welke gelijkwaardige partijen je een ‘federatie’ wilt vormgeven.
Op de huidige wijze is voor niemand helder wie hier nu werkelijk worden vertegenwoordigd door de ‘federatie’ en hoe de broodnoodzakelijke inspraak is geregeld.
Wellicht dat, met een meer doordachte en doorzichtige opzet, een ‘federatie’ als de ‘FCAMT’ daadwerkelijk goed werk kan doen en het CAM-domein verder kan verenigen.
Hoe verder
Adviseer ik nu om de ‘FCAMT’ te verbieden of aan een (overheids-)onderzoek te onderwerpen? Dat niet, want elke Nederlander mag zo maar een bedrijfje (en dus ook een stichting) starten zolang de daarvoor geldende eisen maar nagekomen worden. Of, en in hoeverre, er een (overheids-)onderzoek moet worden ingesteld naar het ‘FCAMT’ laat ik graag aan de daartoe bedoelde instanties over.
Beschuldig ik ‘FCAMT’ van onoorbare zaken, bedrog of andere malversaties? Nee absoluut niet. Tijdens mijn onderzoekje heb ik nergens de vinger kunnen leggen op zaken die ‘niet kunnen’ of bewijzen dat hier zaken gaande zijn die (eventueel op een later tijdstip) onwettig zijn. Overigens zou ook dat een zaak voor de daartoe bevoegde instanties zijn.
Ik wil met mijn schrijfsel zelfs niet beweren dat ‘FCAMT’ op enigerlei wijze (bewust of onbewust) andere bedoelingen heeft dan het daadwerkelijk verbinden en vertegenwoordigen van het gehele CAM-domein. Ongetwijfeld is dit geheel gestart vanuit de positieve intenties die ik hier en daar ook terug vind.
Mijn bezwaar tegen ‘FCAMT’ berust voornamelijk op de onduidelijkheid, het onvoldoende uit de verf komen van concrete zaken, de opzet van een organisatie met een bepaald doel waar dat doel niet haalbaar is door de rechtsvorm die voor die organisatie is gekozen, de vreemde constructie (voor zover aanwezig) van de samenstelling van het bestuur en meer van wat de lezer hierboven al onder ogen heeft gekregen.
Zo ook de wijze waarop de ‘FCAMT’ is opgericht buiten alle reeds werkzame partijen in het CAM-domein om, zelfs zonder dat (voorafgaand) met die partijen is gesproken (en de twijfel rondom het gegeven of die gesprekken nu wel plaats vinden).
Uitgebreider analyse/opiniestuk
Zoals aangegeven, betreft het hier een samenvatting van een veel uitgebreider analyse, tevens opiniestuk. Ten behoeve van de ‘snelle’ lezers heb ik deze samenvatting geschreven om te voorkomen dat iedereen zich door 22 bladzijden gedetailleerde analyse moeten worstelen.
Niettemin kan ik mij voorstellen dat er (hopelijk veel) belangstellenden zijn die graag de complete analyse annex opiniestuk willen lezen. Dat kan.
Door deze LINK te gebruiken, kun je het complete stuk lezen.
Nico Smits
Na de 4 voorgaande artikeltjes over het schrappen van de vergoedingen voor complementaire zorg, hierbij de (voorlopig althans) laatste bijdrage in deze serie: de resultaten van de inspanningen om de vergoedingen te behouden.
Petitie
Op 30 november 2018 werden de (tussenstand) resultaten van de petitie voor het behouden van de vergoedingen voor complementaire zorg aangeboden aan zorgverzekeraar CZ. Maar liefst ruim 23.000 Nederlanders hebben op dat moment de petitie ondertekend! Dat is toch, naar mijn mening, een geheel ander getal als de 301 ondervraagden in het ‘onderzoek van GfK’ en geeft daarmee waarschijnlijk een reëler beeld dan de resultaten van dat ‘onderzoek’.
Nu, op dit moment zondag 9-12-2018, staat de teller zelfs op 27.500 handtekeningen. De teller blijft dus nog doorlopen. Zie Petitie [ https://vergoedcomplementair.petities.nl/ ]
Waarom de petitie uitsluitend is aangeboden aan CZ is mij een raadsel, immers; meerdere zorgverzekeraarsconglomeraten hebben de ‘botte bijl’ gezet in de vergoedingen voor complementaire zorg. Waarom die niet ook zijn benaderd is onduidelijk maar zal een keuze zijn geweest van de initiatiefnemers. Jammer want dat is volgens mij een gemiste kans.
Resultaat aanbieden petitie
Nu verwacht iedereen natuurlijk dat de zorgverzekeraars, met name CZ, op basis van het resultaat van de petitie haar mening zal bijstellen en (als die 23.000 op het moment van aanbieden allemaal CZ-verzekerden zijn) op basis van ‘het sentiment’ van maar liefst 0,638889% van haar verzekerden (heel wat anders dan de 0,008361% ondervraagden uit het GfK onderzoek, namelijk bijna 100x zo veel) de vergoedingen weer toekent.
Niets is minder waar. CZ laat gewoon haar verzekerden ‘in de kou staan’ en geeft aan dat ‘voor 2019 geen veranderingen meer te verwachten zijn in het vergoedingen beleid’. Met andere woorden: CZ blijft bij haar beslissing (op basis van 301 ondervraagden?) dat zij complementaire zorg grotendeels niet meer zal vergoeden en geeft daarmee impliciet aan dat zij meer dan 23.000 verzekerden blijkbaar niet belangrijk genoeg vinden.
Tja … dan kun je er alleen maar van uit gaan dat CZ bij de start van 2019 aanzienlijk minder verzekerden zal hebben (tenminste alle ondertekenaars van de petitie).
Opmerkelijk genoeg geeft CZ ook aan dat zij ’in gesprek willen blijven en de relatie(s) wil herstellen’.
Blijkbaar heeft CZ toch wel door dat zij, door haar nieuwe beleid, de relatie (??) met veel verzekerden en niet te vergeten veel organisaties, op deze manier schade heeft berokkend en dat het, wellicht op termijn, nodig is die relatie te ‘herstellen’.
Mijns inziens zou het eenvoudiger zijn om, bij de realisatie dat de relatie schade heeft opgelopen, te besluiten de maatregel die daartoe geleid heeft terug te draaien en zo (verdere) schade te voorkomen maar CZ hersteld blijkbaar liever dan schade te voorkomen. Overigens past dat wel bij een commerciële organisatie die zich bezig houdt met ziekte in plaats met het preventief voorkomen daarvan.
Mogelijk dat CZ denk dat zij, per eind 2019, als een soort gulle kerstman, weer vergoedingen voor complementaire zorg kunnen gaan aanbieden en dan al die weggelopen verzekerden plus een heleboel extra, weer binnen te kunnen harken. Dat ze dan snel even de prijzen van het aanvullend pakket Alternatief zullen verhogen zal dan waarschijnlijk niet opvallen, zo zou de achterliggende gedachte kunnen zijn.
Even opmerkelijk is de opmerking van CZ die weergegeven wordt in verschillende stukjes op internet: “CZ trekt de kwaliteit van de getroffen therapeuten niet in twijfel en dit is ook niet de reden voor het intrekken van de vergoeding”. Natuurlijk zou je kunnen stellen dat met de beleidsmaatregel van CZ een groot aantal therapeuten getroffen wordt maar dat is helemaal niet de groep betrokkenen waar het om gaat! Het gaat om de gebruikers, de cliënten, die door deze maatregel zwaar getroffen worden. Cliënten die wellicht zelf de kosten van behandelingen die hen wel helpen, niet zelf op kunnen brengen.
Voorlopig ga ik er maar even vanuit dat dit een ‘slip of the tongue’ is van CZ want anders zouden zij er mee aangeven dat het niet gaat om de verzekerden/patiënten/cliënten maar om datgene dat zich daar omheen beweegt. Dat zou een beetje vreemd zijn van een zorgverzekeraar die zich ‘ten dienste stelt’ van haar verzekerden.
Reactief ‘onderzoek’
Uiteraard heeft de gehele situatie de nodige gevolgen en reacties veroorzaakt. Zo werd door diverse partijen opeens een ‘onderzoek’ gestart met betrekking tot de complementaire zorg.
Een heel mooie is een ‘onderzoek’ dat blijkbaar is uitgevoerd door NPO1, onze Nederlandse Publieke Omroep. NPO1 heeft voor dit ‘onderzoek’ een stelling geponeerd waarop gereageerd kon worden via een online stemming (zie HIER [ https://www.nporadio1.nl/standpunt/2018-11-29 ]) en waarover men tijdens de uitzending een reactie kwijt kon: “Alle verzekeraars moeten stoppen met het vergoeden van alternatieve therapieën”. Maar liefst 11.209 Nederlanders reageerden; dat is al een aardig onderzoek (hoewel nog geen 23.000).
Het resultaat van dit ‘onderzoek’ is niettemin opmerkelijk: 9% van de reacties is VOOR en maar liefst 91% is TEGEN. Een overweldigende meerderheid dus voor het behouden van vergoeding van complementaire zorg.
Ook onze zeer betrouwbare landelijke krant, De Telegraaf, doet zoals gebruikelijk ‘een duit in het zakje’ daar waar onrust bestaat en deze krant de kans ziet nog wat knuppels in hoenderhokken te gooien. Op de stelling van de dag (zie HIER [ https://www.telegraaf.nl/nieuws/2862847/uitslag-stelling-kaf-van-koren-scheiden ]) van De Telegraaf “Alternatieve geneeswijzen blijven vergoeden” geeft deze krant aan dat 47% het eens is met deze stelling, 50% het oneens is en 3% geen mening heeft.
Nu kan het natuurlijk zo zijn dat de lezers van De Telegraaf allemaal uitzonderlijk gezond zijn en überhaupt weinig gebruik maken van zorg maar het resultaat is toch wel erg buitenproportioneel en ongeloofwaardig. Waar half Nederland verbolgen is over het beleid van de zorgverzekeraars aangaande vergoeding van complementaire zorg zouden de lezers van dit dagblad opeens met een doorslaggevende 50% tegen vergoeding zijn. Okay, het gaat maar om 5589 reacties en daarmee, hoewel meer dan 301, niet bepaald een representatieve doorsnede van de Nederlandse samenleving, maar toch … vreemd is het.
Nog vreemder is het, als we iets verder kijken en zien dat er nog een vraag werd gesteld: “Denkt u dat alternatieve genezers weten wat ze doen?”. Maar liefst 48% geeft het antwoord “Ja”, 39% zegt hierop “Nee” en 13% weet het niet. Nu zou dit onderdeel van het onderzoek veel meer waarde hebben gekregen als dezelfde vraag was gesteld over de reguliere ‘genezers’, maar dat terzijde. Een meerderheid van de reageerders geeft dus aan dat zij van mening zijn dat complementaire therapeuten heel goed weten wat ze doen terwijl ze heel tegenstijdig aangeven dat die complementaire zorg niet vergoed hoeft te worden. Misschien moeten we dat maar doorvoeren in het reguliere zorgdomein, dan dalen de kosten van zorg enorm.
‘Genezers’ is overigens in deze wel een heel vreemde term die volkomen onzinnig is: zowel regulier als complementair bestaan er geen ‘genezers’, hooguit zorgverleners, behandelaren of therapeuten. De eerste die volgens goed wetenschappelijk onderzoek kan bewijzen dat hij iemand heeft genezen, moet direct een Nobelprijs krijgen (de laatste waarvan gezegd werd dat hij iemand heeft genezen, leefde volgens de overlevering ongeveer precies 2018 jaar geleden).
Genezing is immers iets dat ‘van binnenuit’ komt en niet van buitenaf opgelegd kan worden. Behandelaren kunnen ondersteunen in dat genezingsproces of zelfs (regulier) operatief/invasief ingrijpen maar kunnen niet iemand anders (dwingen te) ‘genezen’.
Ook “NH” neemt een artikel met een te peilen stelling op (zie HIER [ https://www.nhnieuws.nl/nieuws/235878/De-Peiling-Zorgverzekeraar-stopt-vergoeding-belachelijke-alternatieve-geneeswijzen?fbclid=IwAR3fP0U3-MoCjnsihU9Rmit6V4q-8bKdK9n7_gWwjKuRNXPEQcIZu0BAQFw ]).
De bevraagde stelling is: “Geloof jij in alternatieve geneeswijzen”. Tja, vraag dan meteen ook of de reageerders geloven in reguliere geneeswijzen, dan doe je al een veel beter onderzoek.
Maar goed: 62,35% (2201 stemmen) geeft aan dat zij daarin geloven en 37,65% (1329 stemmen) geeft aan dat zij dat ‘kwakzalverij’ vinden. Vreemd verwoord uiteraard want als je vraagt of iemand ergens in geloofd, zal de uitslag verdeeld zijn in ‘ja, ik geloof’, ‘nee, ik geloof niet’ en ‘geen mening’. De uitslag ‘ik vind dat kwakzalverij’ komt helemaal niet ter sprake. Jammer want NH laat daarmee zien dat zij ook een poging wil doen via stemmingmakerij de mening van de Nederlandse bevolking te beïnvloeden.
Vragen aan CZ (en overige zorgverzekeraars?)
Met het overhandigen van de resultaten van de petitie legden de initiatiefnemers ook een aantal vragen voor aan CZ:
- Hoe is de procedure verlopen, die geleid heeft tot uw keuze om 17 beroepsverenigingen uit het vergoedingen pakket te halen? We zouden graag inzage hebben in de enquête die is uitgezet door het onderzoeksbureau en de uitslagen daarvan.
- Hoe kunt u deze beslissing verenigen met de landelijke professionalisering van onze beroepsgroepen en deze 17 verenigingen (3500 therapeuten) buitenspel zetten, die aan alle wettelijke eisen voldoen?
- Hoe kunnen we onze vertrouwensrelatie weer herstellen? Wat is daarvoor nodig aan beide kanten?
- Verder blijven we graag in gesprek met u, ook na vandaag. Zeker met het oog op vernieuwing in de zorg willen wij meepraten. Zoals u wellicht weet, is er een nieuwe beweging aan het ontstaan in het land rondom een gezonde leefstijl, integrale zorg, positieve gezondheid en natuurbewust leven. Wij dragen graag ons steentje bij en vragen u dan ook om de samenwerking met ons voort te zetten.
Op dit moment heb ik nog niets gehoord van een reactie op deze vragen, alhoewel CZ wel heeft aangegeven ‘in gesprek te willen blijven’ en ‘de relatie te willen herstellen’.
Positief
Wel heel aardig en onverwacht is van De Telegraaf die, in haar uitgave van 29 november een artikeltje opnam met als kop: “Alternatieve therapie helemaal niet bizar”. Zie HIER [ https://www.telegraaf.nl/nieuws/2859099/alternatieve-therapie-helemaal-niet-bizar ]. Nu kan dit artikeltje (vergeef mij mijn argwaan) ook heel cynisch bedoeld zijn, dat zou wel passen bij een dergelijke dagblad.
Niettemin laten ze in dit artikel een therapeut aan het woord die probeert de positieve kant van complementaire zorg te laten zien.
Echt positief resultaat Achmea
In hoeverre het navolgende resultaat beïnvloed is door de commotie is erg onduidelijk maar het is het resultaat dat geldt.
Van beroepsvereniging NMTN (NeuroMusculaire Therapeuten Nederland), de beroepsvereniging die neuromusculaire en triggerpoint therapeuten vertegenwoordigd, ontvangen we een zeer positief bericht.
Naar aanleiding van de commotie nam NMTN contact op met zorgverzekeraar Achmea. In de hele procedure rond acceptatie van de beroepsvereniging en de vergoeding van de daarbij aangesloten therapeuten bleek nogal veel te zijn misgegaan in de communicatie.
Tijdens een gesprek met Achmea bleek al snel dat Achmea nooit de bedoeling heeft gehad om te concluderen dat neuromusculaire therapie (inclusief Dry Needling) door fysiotherapeuten kan en mag worden uitgevoerd. De achterliggende gedachte was uitsluitend dat fysiotherapeuten OOK neuromusculaire problematiek behandelen.
Na een goed gesprek en het aansluitend opsturen van een pakket aan casussen die laten zien welke effecten NMT heeft, werd het besluit van Achmea om NMT niet meer te vergoeden, teruggedraaid!
Ook met ingang van 2019 zal NMT dus worden vergoed.
Veel klagers (cliënten die gebruik maakten van NMT) werden zelfs door Achmea gebeld om hen door te geven dat NMT ook in 2019 vergoed zal worden.
Een felicitatie aan de NMTN, de therapeuten maar vooral de cliënten van NMT is hier wel op haar plaats.
Zorgverzekeraars
De laatste weken van 2018 is het nog steeds mogelijk te wisselen van zorgverzekeraar maar de keuze is er niet eenvoudiger op geworden.
Niet alleen zijn de teksten in de polissen en op de websites van de zorgverzekeraars nauwelijks leesbaar en interpreteerbaar door leken, er bestaat ook veel onduidelijkheid over de verschillende zorgverzekeraars. In Nederland zijn er ongeveer 40 zorgverzekeraars die polissen aanbieden. Dat LIJKT mooi, maar als we iets dieper kijken, zien we dat veel van die zorgverzekeraars onder een conglomeraat vallen waardoor eigenlijk 10 concerns de gehele markt in handen hebben en daarvan een nog kleiner deel (als zijnde de grootste maatschappijen) de markt dusdanig beïnvloeden dat wel gesteld kan worden dat hier sprake is van kartels. De laatste keer dat ik daarnaar keek was het nog zo dat kartelvorming verboden was maar blijkbaar wil (of durft) onze regering niet in te grijpen.
Voor wie wil kijken hoe al die zorgverzekeraars gebundeld zijn, verwijs ik graag naar de Zorgwijzer (zie HIER [ https://www.zorgwijzer.nl/zorgverzekeraar ]).
Reacties op mijn stukjes/artikeltjes
De reacties op mijn stukjes was niet alleen enorm positief, het heeft mij enorm gestimuleerd om te blijven schrijven.
Zo ongeveer 8000 lezers hebben, vanaf mijn directe accounts/publicaties, mijn stukjes gelezen en enorme aantallen reageerden daar positief op met duimpjes, hartjes en berichtjes in de vorm van “ik heb de petitie getekend”.
Daarnaast werden mijn stukjes honderden, zo niet duizenden, malen gedeeld. Dat had tot gevolg dat ik geen overzicht meer had over het aantal lezers. Het lijkt echter veilig om te stellen dat zeker 10.000 mensen mijn stukjes gelezen hebben.
Stel nu eens, dat die 10.000 als gevolg van mijn stukjes de petitie hebben getekend … (als niemand het doet, moet ik mezelf maar een schouderklopje geven). Dan zou dat betekenen dat ik, in mijn eentje, een aanzienlijke invloed heb gehad op het aantal ondertekenaars. Zelfs al zou maar de helft getekend hebben als gevolg van mijn stukjes, dan ben ik al dik tevreden; dan hebben mijn bijdragen haar doel bereikt.
Opmerkelijk was, dat ik uitsluitend positieve reacties kreeg van lezers, hier en daar gelardeerd met een vraag die ik zo goed mogelijk heb proberen te beantwoorden. Geen enkele negatieve reactie heeft mij (in directe zin) bereikt.
Niettemin hoorde ik, via via via via, dat een aantal (min of meer perifere) organisaties ‘niet blij’ waren met mijn stukjes. Niet dat ze mij dat lieten weten, langs welke weg dan ook.
Ik kan alleen maar concluderen dat blijkbaar al die individuele lezers beter lezen en de strekking van mijn stukjes beter begrijpt.
Natuurlijk was ik niet ‘lief’ voor die organisaties, ik probeerde immers een realistisch beeld neer te zetten. Een beeld dat duidelijk die organisaties niet welgevallig is.
Ook hoorde ik, dat een organisatie had aangegeven, alweer; niet tegen mij, dat er een of meerdere fouten in mijn stukjes stonden. In plaats van mij dan te benaderen zodat ik die fouten kan corrigeren (voor zover het werkelijke fouten zijn) hulden deze organisaties zich in stilzwijgen.
Niettemin: ik ben tevreden met het resultaat van mijn stukjes en hoop dat ik daarmee een heleboel lezers wakker heb geschud.
Ten slotte
Ik wens u, als laatste, wijsheid en vooral doorzettingsvermogen in het bepalen van de zorgverzekeraar die bij u past, en het eventueel overstappen, en gelijktijdig een heel erg gezond 2019 zodat u geen gebruik hoeft te maken van reguliere behandelwijzen terwijl u eigenlijk wilt kiezen voor complementaire zorg.
Nico Smits
Na het artikel [1] over de onrust die ontstond na het schrappen van de vergoedingen voor ongeveer 80% van de complementaire zorg en het daarop volgende artikel [2] over de ontwikkelingen en professionalisering van het complementaire domein (in hoge mate onder druk van de zorgverzekeraars) nu een artikel [3] over de gevolgen van de maatregel die de zorgverzekeraars hebben genomen.
Het is bijna onmogelijk om, op dit moment, geheel te overzien wat het schrappen van de vergoeding van, zo ongeveer, 80% van de complementaire zorg door zorgverzekeraars tot gevolg heeft/zal hebben.
Niettemin hierbij een (met zekerheid; onvolledige) poging.
NB: Waar in dit artikel gesproken wordt over ‘therapeut’ worden daarmee ‘complementaire therapeuten’ bedoeld. Waar andere (reguliere) therapeuten worden bedoeld, zal dat duidelijk worden aangegeven.
Gevolgen afschaffing vergoeding
De gevolgen van het afschaffen van de vergoeding voor ongeveer 80% van de complementaire zorg is op dit moment nauwelijks in te schatten. Niet alleen zijn er nog veel onzekere factoren (denk aan de Wtza en de kleinere zorgverzekeraars die nog een duidelijke beslissing moeten nemen), maar ook is onduidelijk hoe de verschillende ‘partijen’ binnen het zorgdomein gaan reageren op deze maatregel.
Om tenminste enig beeld te krijgen, hieronder een bespreking van een aantal partijen en de mogelijke gevolgen en reacties.
NB: In het onderstaande wordt van patiënten gesproken als deze zich in het reguliere domein laten behandelen en van cliënten als deze zich in het complementaire domein laten behandelen.
Cliënten
Als eerste, en in mijn ogen, belangrijkste partij noemen we de cliënten. Het mag helder zijn, dat alle andere partijen hun werkzaamheden uitvoeren in het belang van die cliënten, althans: dat zou zo moeten zijn (alhoewel dat momenteel niet meer zo zeker is ten aanzien van een aantal van die partijen en zeker niet waar het commerciële partijen als zorgverzekeraars betreft).
Vele duizenden cliënten op dit moment (om maar niet te spreken van toekomstige cliënten) raken door deze maatregel de vergoeding van ‘hun’ complementaire behandelwijze kwijt.
NB: Dat dit niet uitsluitend negatief hoeft uit te pakken zien we in de bespreking van de andere partijen.
Zeker op het gebied van de chronische problematiek, waarbij enorm veel gebruik wordt gemaakt van complementaire zorg (soms naast de reguliere zorg), heeft de maatregel enorme impact. Echter, we moeten hier de impact op de acute problematiek niet vergeten: veel cliënten gaan met diverse klachten naar therapeuten omdat zij de ervaring hebben, of ervaringen van andere gebruikers hebben gehoord, dat de reguliere zorg weinig tot niets voor hen kan betekenen terwijl de complementaire zorg vaak in enkele behandelingen het probleem oplossen (een voorbeeld zijn specifieke spierklachten waarbij jarenlange fysiotherapeutische behandeling wordt ingezet zonder resultaat en waarbij drie bezoeken aan een neuromusculair triggerpointtherapeut het probleem oplost).
In de achter ons liggende periode is steeds meer ingezet op de eigen verantwoording, de eigen regie, van zorgvragers bij hun problematiek EN de vrije keuze van behandelmethode.
Zowel de eigen regie als de eigen vrije keuze wordt door deze maatregel in hoge mate onderuit gehaald. Immers: voor veel gebruikers van complementaire zorg zal het wegvallen van de vergoeding veroorzaken dat zij die zorg niet meer kunnen gebruiken omdat zij daarvoor de (financiële) middelen niet hebben. Dat maakt dat zij dan (weer) aangewezen zijn op de reguliere zorg, een domein waar juist de eigen regie in hoge mate onvoldoende uit de verf komt.
Als we bedenken dat ruim een vijfde deel van de zorgbehandelingen plaats vinden binnen het complementaire domein en jaarlijks miljoenen behandelingen (variërend van een simpel gesprek tot een uitgebreide en soms ingrijpende behandeling) worden uitgevoerd, dan mag helder zijn dat enorme aantallen Nederlanders hiervan de dupe worden. Net als alle andere Nederlanders betalen zij wel netjes voor hun zorgverzekering, soms nog enorm uitgebreid met aanvullende pakketten, maar kunnen (ingeval van behandelingen die in het reguliere domein niet beschikbaar zijn) of willen (in geval van eigen voorkeur/keuze) geen gebruik maken van hetgeen die zorgverzekering wel vergoed. Deze Nederlanders krijgen echter geen geld terug omdat zij nauwelijks gebruik maken van de duur betaalde zorgverzekering maar worden op deze wijze gewoon ‘dubbel genaaid’.
Uiteraard blijven al die therapeuten wel hun werk doen, althans; dat is momenteel de verwachting. Helaas zullen gebruikers van die zorg dan zelf de rekening moeten voldoen.
NB: Met het steeds verder verminderen/verlagen van de vergoeding van complementaire zorg uit de zorgverzekeringen, i.c. aanvullende pakketten, staat nog te bezien of uiteindelijk het schrappen van de vergoeding, financieel gezien, wel zo nadelig is voor de gebruikers van die zorg. Dat zal, uit de navolgende besprekingen, steeds duidelijker worden.
Opleiders
Ook voor opleiders heeft deze rigoureuze maatregel ingrijpende gevolgen.
Waar, in de periode voor 1-1-2019, opleiders massaal accreditaties aanvroegen – voor zowel de opleiding als voor MBK/PSBK afzonderlijk – teneinde hun studenten de mogelijkheid te bieden na afstuderen voor vergoeding in aanmerking te komen, valt deze noodzaak weg.
Het is voor opleiders niet meer noodzakelijk om een dure, vele duizenden euro’s kostende, accreditatie aan te vragen omdat, na het afsluiten van de opleiding, studenten toch niet meer in aanmerking komen voor vergoeding.
Dat betekent, aan de negatieve zijde, dat enerzijds de kwaliteit van opleidingen niet meer gecontroleerd wordt en daarmee de kwaliteit van afgestudeerden niet meer gegarandeerd kan worden.
Anderzijds betekend dat ook, dat een ieder die een opleiding of cursus, gespeend van elke onderwijskundige kennis en zelfs op basis van twijfelachtige achtergrond, weer een “opleidingsaanbod” kan doen zonder dat dit tot kwaliteit en zelfs veiligheid van de afgestudeerden leidt en in nog mindere mate tot een verantwoorde en zinvolle inhoud van dat aanbod leidt.
Ergo: de ‘nonsens’-opleidingen zullen weer hun kans zien om ‘snel geld te maken’ over de ruggen van goedbedoelende studenten die daarna – potentieel – een gevaar vormen voor de cliënten die zij ‘behandelen’.
Dat serieuze opleiders – zeker voorlopig nog – gewoon accreditaties zullen aanvragen staat daar los van.
Dat deze opleiders mogelijk gaan kiezen voor accreditatie door een van de kleinere/goedkopere accreditatiebureaus (die momenteel door de zorgverzekeraars niet worden geaccepteerd) mag volkomen helder zijn.
Aan de positieve zijde staat natuurlijk de kostenbesparing voor studenten: Doordat opleiders geen accreditaties meer hoeven aanvragen (of goedkopere accreditaties aanvragen bij kleinere accreditatiebureaus), besparen die opleiders vele duizenden euro’s die dus ook niet meer in de opleidingskosten hoeven worden doorberekend waardoor de opleidingen goedkoper kunnen worden.
Zelfs voor opleiders die wel accreditaties aanvragen, zal uiteindelijk een besparing optreden: als accreditaties niet meer verplicht zijn, zullen accreditatiebureaus gedwongen zijn de kosten van accreditaties omlaag te brengen aangezien anders aanvragen niet meer gedaan worden en zij hun inkomen, vanuit de complementaire zorgopleidingen, geheel kwijt raken.
Therapeuten
Voor therapeuten heeft deze maatregel tot gevolg dat veel van het, in de voorgaande jaren geïnvesteerde geld en tijd/energie, schijnbaar weggegooid is. Dat is uiteraard niet geheel waar: elke serieuze therapeut streeft naar de hoogst mogelijke kwaliteit en veiligheid op basis van scholing en het voldoen aan een groot aantal randvoorwaarden.
Niettemin komt de maatregel wel als dusdanig over op de reeds werkzame therapeuten terwijl gelijktijdig de nu nog studerenden zullen overwegen of zij hun opleiding nog wel gaan afronden aangezien dat niet zal leiden tot een – enigermate geaccepteerde – beroepsuitoefening met vergoedingen vanuit de zorgverzekeringen.
Bijkomend probleem is uiteraard, dat door het wegvallen van de vergoeding ook de verplichtingen (die leiden tot meerdere controles op de werkzaamheden van therapeuten) wegvallen en daardoor de twijfelachtige ‘therapeuten’ weer volop de kans krijgen hun ‘twijfelachtige’ praktijken te gaan uitvoeren met alle daarbij behorende, mogelijke, gevolgen.
Toch moet niet voorbij gegaan worden aan de positieve kant van deze maatregel voor therapeuten: Aangezien therapeuten opeens niet meer hoeven te voldoen aan allerlei voorwaarden, hoeven de kosten, die al die voorwaarden met zich meebrengen, ook niet meer te worden doorberekend in de consultprijzen van die therapeuten. Dat heeft als positief resultaat (op het – negatieve – gevolg dat cliënten zelf de consultprijzen zullen moeten betalen) dat de consultprijzen aanzienlijk zullen kunnen dalen omdat therapeuten duizenden euro’s op jaarbasis minder hoeven uit te geven om aan de randvoorwaarden te voldoen. Dat zou wel eens tot gevolg kunnen hebben, dat uiteindelijk de cliënten financieel beter af zijn zonder de eerdere vergoedingen.
Daarbij valt te stellen, met betrekking tot de gedachte dat zorgvragers meer en beter regie moeten kunnen voeren over hun zorgtraject, beter af zijn als ze zelf moeten betalen aangezien, helaas, in deze maatschappij de financiële kant nog steeds bijzonder belangrijk is (en wellicht het meest belangrijk). Als een client zelf zijn behandeling moet betalen zal hij, teneinde minder kosten te hebben, zich actiever inzetten richting genezing en daarmee meer regie nemen over zijn zorgtraject om ervoor te zorgen dat hij met zo min mogelijk behandelingen bereikt wat zijn doel was.
Dat dit, ten opzichte van de (deels of geheel) vergoede (reguliere) zorg, zal resulteren in aanzienlijk betere resultaten (en kortere zorgtrajecten) mag helder zijn.
Aangezien, naar verwachting, nu niet opeens alle therapeuten zullen stoppen met hun werkzaamheden, zal alle nu beschikbare complementaire zorg ook na 1-1-2019 beschikbaar zijn. Aangezien, waar het complementaire zorg betreft, in de meeste gevallen de client toch de kosten zal moeten dragen na 1-1-2019, betekend dit dat de client ook na 1-1-2019 vrije keuze van zorgaanbieders heeft (met uitzondering van hen die echt de kosten niet kunnen opbrengen, alhoewel ook daarvoor bij veel therapeuten regelingen beschikbaar zijn) en de vrije keuze wellicht zelfs groter is geworden omdat deze niet meer beperkt wordt door de lijst van wel (of niet) vergoedde complementaire zorg.
Vektis
Tot 1-1-2019 heeft elke complementaire zorgaanbieder een AGB-code nodig voor zijn praktijk en voor zichzelf als persoon/therapeut.
De aanvraag van deze AGB-codes was, dankzij de zorgverzekeraars, kosteloos. De kosten waren verborgen in de voorwaarden die gesteld werden aan het verkrijgen van de AGB-codes.
Op dit moment heeft VEKTIS, vooruitlopend op 1-1-2019, alvast aangegeven welke AGB-codes geschrapt gaan worden.
Vanaf 1-1-2019 hoeven therapeuten geen AGB-code meer aan te vragen, noch voor zichzelf als therapeut zijnde noch voor hun praktijk.
Het lijkt er op, alsof de maatregel dus uitsluitend invloed heeft op het aantal beschikbare/afgegeven AGB-codes.
Echter: er liepen ook nog een aantal trajecten richting toekomst.
Zo zouden, op termijn, speciale AGB-codes worden ontwikkeld en afgegeven voor complementaire zorg die op advies/verwijzing van de huisarts (vanuit bijvoorbeeld de integrale zorgcentra en/of de lifestyle benadering) zou worden uitgevoerd.
Die speciale AGB-codes zijn op dit moment nog niet beschikbaar en er valt nog niet te overzien wat de maatregel hierop voor een invloed zal hebben.
Het is immers de vraag of zorgverzekeraars die een bepaalde complementaire therapie schrappen uit het vergoedingssysteem, deze wel zullen vergoeden vanuit ‘verwijzing door de huisarts’. Dit zou immers volkomen met elkaar in tegenspraak zijn.
Volgens deze gedachte zou het ook mogelijk zijn dat geleverde ‘integrale zorg’ door een Integraal Arts, daar waar het een geschrapte therapie betreft, niet meer voor vergoeding in aanmerking zal komen.
Het zou immers de zorgverzekeraars volkomen ongeloofwaardig maken als zij een geschrapte therapie via de ene weg niet vergoeden en via de andere weg wel.
Gevolg zou kunnen zijn, dat talloze artsen (en wat dat betreft zeker ook fysiotherapeuten) over gaan tot een ondoorzichtige vorm van fraude door complementaire behandelingen onder de AGB-codes voor ‘andere medische zorg’, ‘andere medische ingrepen’ of ‘andere fysiotherapeutische behandeling’ weg te schrijven en de vergoeding (en daarmee ook de eigen betaling) veilig te stellen.
Sterker nog: er zijn al berichten in omloop waarin fysiotherapeuten wordt geadviseerd deze vorm van fraude toe te passen!
Beroepsverenigingen
Waar, tot 2019, de therapeuten die voor vergoeding in aanmerking wilden komen, verplicht waren zich aan te sluiten bij een beroepsgerichte beroepsvereniging, valt daarvoor nu de noodzaak weg.
Immers: als er toch geen vergoeding meer plaats vind, is het lidmaatschap niet meer te verplichten en kunnen therapeuten al vlug € 400,- tot soms wel € 800,- per jaar besparen.
Dat veel, serieuze, therapeuten er voorkeur aan zullen geven lid te blijven van ‘hun’ beroepsvereniging staat buiten kijf. Dat gelijktijdig die therapeuten, waar ze nu vaak van meerdere beroepsverenigingen lid zijn, een keuze zullen maken en uitsluitend van een enkele beroepsvereniging lid zullen blijven mag helder zijn (en levert nog steeds een belangrijk kostenvoordeel op dat niet hoeft te worden doorberekend).
Dat ook beroepsverenigingen zich moeten bezinnen mag helder zijn. Waar nu beroepsverenigingen verplicht zijn om, als een soort administratieve afdeling van de zorgverzekeraars, allerhande zaken rond de bij hen aangesloten therapeuten bij te houden (denk aan portfolio, opleiding, bij-/nascholing), bestaat die noodzaak vanaf 1-1-2019 niet meer.
Hoewel de serieuze beroepsverenigingen zich zullen blijven beijveren voor de kwaliteit van de bij hen aangesloten therapeuten, valt door het wegvallen van die verplichtingen een deel van de te maken kosten weg en zullen deze beroepsverenigingen niet meer kunnen verantwoorden dat het lidmaatschapsgeld zo hoog is en DUS de lidmaatschapskosten omlaag moeten brengen. Überhaupt, om nog leden te kunnen krijgen, zullen de beroepsverenigingen de kosten van lidmaatschap omlaag moeten brengen.
Dat dit, impliciet, leidt tot verlaging van de kosten die therapeuten moeten verrekenen in hun consultkosten en dus zullen leiden tot verlaging van de consultkosten is logischerwijs te begrijpen.
Hiernaast staat uiteraard dat een aantal, zeker de kleinere, beroepsgroepen zeer wel mogelijk zal verdwijnen of, in het meest gunstige geval, opgenomen zal worden in grotere en bredere beroepsgroepen. Persoonlijk zou ik dat niet bezwaarlijk vinden: minder verdeelde beroepsgroepen en meerdere (wellicht zelfs uiteindelijk maar 1) beroepsgroepen maakt dat deze beter een vuist kunnen maken en meer zeggenschap heeft/krijgt. Dat door een dergelijke centralisatie uiteindelijk weer de zorgverzekeraars (die dan nog maar met 1 of enkele beroepsgroepen hoeft te spreken) kan bewegen de vergoeding van complementaire zorg weer uit te breiden is heel wel mogelijk.
Beroepskoepels
Dat, als gevolg van deze maatregel, de beroepskoepels ook geraakt zullen worden is mijns inziens niet meer dan logisch.
Waar, in mijn visie, de positie en betekenis van beroepskoepels toch al enorme vragen opriep (wat is de invloed van beroepsgroepen en therapeuten op beroepskoepels die de bestuursvorm ‘stichting’ gebruiken en dus geen leden kunnen hebben) zal, afhankelijk van de herinrichting op het niveau van de beroepsgroepen (stel dat er maar 1 brede beroepsgroep overblijft) beïnvloed worden.
Hoewel het lijkt dat beroepskoepels een functie hebben op het gebied van het klacht-/tuchtrecht, was die functie allang vervallen door de invoering van de Wkkgz en het gegeven dat therapeuten onder de Inspectie Volksgezondheid zijn komen te vallen.
Dat de koepels, door de grote aantallen ‘leden’ (????) gunstiger voorwaarden kan afdwingen bij verzekeraars waar het Wkkgz en bedrijfsverzekeringen betreft mag helder zijn maar dat veel therapeuten daarvoor betalen via zowel hun beroepsgroep als via de koepel maakt dat weer discutabel en doet dat voordeel volkomen teniet.
Opmerkelijk is, dat veel beroepsgroepen direct na het bekend worden van de maatregel van zorgverzekeraars in actie zijn gekomen terwijl er nog weinig gehoord wordt van de koepels: hun reactie verloopt veel trager en het heeft er nu zelfs alle schijn van dat die achter de feiten aanloopt.
Ook de het door de koepels aangegeven ‘regelmatig overleg met de zorgverzekeraars’ zou nu nader bezien moeten worden: als immers de koepels ‘regelmatig’ overleggen met de zorgverzekeraars is het twijfelachtig dat diezelfde koepels al niet lang geleden geïnformeerd werden over de maatregel die nu genomen is. En zelfs als zij niet geïnformeerd werden blijft de vraag staan of zij, als vertegenwoordigers van duizenden therapeuten, wetende dat de jaarlijkse nieuwe polisvoorwaarden er aan komen, dat onderwerp niet ter sprake hebben gebracht tijdens een dergelijk overleg. In mijn visie lijkt het er sterk op, dat, in welk scenario dan ook, de beroepskoepels in gebreke zijn gebleven en hun functie zeer snel ter discussie gesteld moet worden.
Inmiddels zag ik een voor-aankondiging van een symposium van een van de grootste beroepskoepels. Wie schets mijn verbazing, dat dit symposium wordt gesponsord door een van de grotere zorgverzekeringsconglomeraten. Nu snap ik wel dat sponsoring noodzakelijk is maar onder de huidige omstandigheden is het hebben van een zorgverzekeraar als sponsor, zeker waar het een beroepskoepel betreft, niet slim te noemen en zal dit ongetwijfeld vragen oproepen.
Kwaliteitsregisters
In de loop der tijd werden, door verschillende partijen (we noemen hier specifiek het NIBIG ( https://nibig.nl ), registers ontwikkeld waarin de kwaliteiten van de aangesloten therapeuten zichtbaar gemaakt werden.
Dankzij deze registers kreeg de gebruiker/client inzicht in hetgeen hij van de therapeut mocht verwachten.
Aangezien ook in de kwaliteitsregisters informatie werd bijgehouden over de ontwikkeling tot therapeut en de wijze waarop deze zijn beroep bijhield en verder ontwikkelde, vormden de kwaliteitsregisters een enorme stap voorwaarts in de acceptatie van therapeuten door het zorgdomein.
Het mag helder zijn dat, als registratie in het kwaliteitsregister ook niet leidt tot (hogere) vergoeding, therapeuten minder gemotiveerd zullen zijn zich te registreren en daarmee de kosten van die registratie te besparen.
Dat daarmee een enorme informatiemogelijkheid ten aanzien van de kwaliteit van therapeuten komt te vervallen, is dat zonder meer ernstig te noemen.
Artsen en andere reguliere zorgaanbieders
Zoals al eerder gemeld, vindt meer dan 1/5 deel van de behandelingen (tot 1-1-2019) plaats in het complementaire domein.
Gesteld dat al die gebruikers van complementaire zorg zich vanaf 1-1-2019 (weer) wenden tot de reguliere zorgaanbieders, wat zal daarvan het resultaat zijn?
Het resultaat zou zijn dat reguliere zorgaanbieders (artsen, fysiotherapeuten, enz) zich opeens geconfronteerd zien met 25% toename van hun consulten (in welke vorm dan ook)!
NB: Als tot 1-1-2019 het reguliere domein (minder dan) 4/5 deel van de consulten voor haar rekening neemt en per 1-1-2019 het (ruim) 1/5 deel van de consulten uit het complementaire domein daaraan toegevoegd moet worden, dan stijgt de druk met 25%.
Hoewel artsen die ik sprak aangaven dat ‘artsen niet piepen’, geven diezelfde artsen aan dat ze nu al aan de grens van het voor hen haalbare zijn aangeland. Dat betekend dat wachttijden moeten worden ingevoerd voor een bezoek aan de huisarts en dat wachttijden bij meer specialistische zorg (specialisten en ziekenhuiszorg) nog verder zullen toenemen.
En ook al geven fysiotherapeuten aan dat zij nog voldoende ruimte hebben, ook daar zal de toename niet alleen merkbaar zijn maar heel wel mogelijk tot problemen leiden.
Dit betekent dat, op zeer korte termijn, het aantal behandelaars in het reguliere domein aanzienlijk zal moeten worden uitgebreid en dat de kosten van zorg in het reguliere domein aanzienlijk zullen oplopen.
Daar waar het complementaire domein voor een stuk evenwicht zorgde, een stuk zorg verleende die niet of nauwelijks door het reguliere domein kan worden geleverd en die de kosten van zorg, in het algemeen, positief beïnvloedde, zullen de kosten van (reguliere) zorg als gevolg van deze maatregel alleen maar (en mogelijk kwadratisch) toenemen en zullen wachttijden volkomen uit de hand lopen.
Zorgverzekeraars
De insteek van zorgverzekeraars (en deels een verklaring voor de ingezette maatregel) dat verzekerde onderdelen waarop te veel beroep wordt gedaan, om commerciële redenen komen te vervallen, is wel een heel vreemde maar inherent aan het feit dat zorg door de overheid is losgelaten en overgelaten aan commerciële bedrijven die niet het belang van de gebruikers voor ogen hebben maar gericht zijn op het maken van winst.
Enerzijds bieden de zorgverzekeraars een ‘aanvullend’ pakket aan ter verzekering van specifieke zorgkosten maar anderzijds, als teveel gebruik wordt gemaakt van dat pakket of onderdelen ervan, wordt het pakket ofwel buitensporig duur (gemaakt) ofwel de betreffende onderdelen worden gewoon geschrapt zodat de zorgverzekeraars daar geen verlies op maken. En dat, terwijl tegenover het meer gebruik maken van mogelijkheden uit het aanvullend pakket een besparing optreedt in het gebruik van het basispakket. Hier wordt dus schaak gespeeld met zorgkosten die de gebruikers (cliënten) dwingt gebruik te maken van het basispakket (met regulier aanbod) ten gunste van besparing ten aanzien van het aanvullend pakket. De zorgkosten vanuit het basispakket stijgen daardoor, waardoor volgend jaar de kosten van het basispakket “noodzakelijkerwijs wegens het stijgen van de zorgkosten” opnieuw verhoogd moeten worden.
De enige conclusie die hier te trekken valt is, dat de Nederlandse bevolking in een situatie gemanoeuvreerd wordt waarin elk jaar de ‘kosten van zorg’ zullen stijgen en jaarlijks deze kosten (via de prijs van de basisverzekering) worden afgewenteld op de bevolking ten gunste van het inkomen van de zorgverzekeraars (door middel van de stijging van de kosten van de basisverzekering). Een ieder die even nadenkt, kan dat simpel bedenken maar helaas schijnt het onze beleidsmakers en overheid te ontbreken aan dat logische redenatievermogen.
Dat deze maatregel, op termijn voor enorme problemen zal leiden is niet het belang van de zorgverzekeraars en voor de zorgverzekeraars ook niet interessant, althans: als later blijkt dat zij noodzakelijkerwijs deze zorg weer moeten gaan vergoeden is de huidige situatie een prima motivatie om te verantwoorden dat de bijdrage (verzekeringssom en de eigen bijdrage) van gebruikers aanzienlijk verhoogd moet worden.
Ergo: hoe je het ook wend of keert: uiteindelijk wordt de zorgverzekeraar direct of indirect beter van deze situatie en draagt de verzekerde direct of indirect de kosten.
Bijkomend probleem is uiteraard dat, als deze maatregel een aantal jaren duurt alvorens nieuw inzicht leidt tot herinvoering van complementaire zorg – tegen hogere kosten – alle nu behaalde vooruitgang is weggezakt en of verdwenen en het weer jaren duurt voordat het huidige niveau weer is hersteld en mogelijk (ongetwijfeld komen er dan weer nieuwe en aanvullende voorwaarden) voldaan is aan de eisen die dan weer over de therapeuten worden uitgestort.
Nogmaals: voor de zorgverzekeraars is dat niet interessant en/of belangrijk. Voor hen staat immers winst voorop en niet de patiënt/client die hulp zoekt i.c. nodig heeft.
Overigens heeft de maatregel ook een positief gevolg: Nu toch het aanvullend pakket ‘alternatieve zorg’ zo ongeveer leeg is gemaakt, hoeft niemand dat pakket meer als aanvulling op zijn basisverzekering af te sluiten. Immers: dit pakket leidt slechts in een paar gevallen tot vergoeding. Dat scheelt dan weer de kosten van dat pakket, kosten die kunnen worden besteed aan het gebruik maken (en zelf betalen) van die complementaire zorg.
Maatschappij in het algemeen
Dat de mate van (beschikbare) zorg en dat de kwaliteit van de (complementaire) zorg maatschappelijk gezien afneemt als gevolg van deze maatregel zal een ieder helder zijn.
Dat vooral de chronisch zieken en het bevolkingsdeel met beperkte financiële draagkracht daarvan de gevolgen dragen, is evenzeer helder.
Dat wachtlijsten (aanzienlijk) zullen toenemen en daarmee de gevolgen (door voortschrijdende ziekte beelden als gevolg van langere wachttijden) op de algemene volksgezondheid en op financieel gebied zullen toenemen is logisch en dat deze kosten, uiteindelijk, zullen worden afgewenteld op de maatschappij in het algemeen kan een ieder bedenken. De kosten van zorg zullen toenemen terwijl de winst van de commerciële zorgverzekeraars niet aangetast zal worden.
De maatschappij zal, mede dankzij de keuzes die beleidsmakers/overheid hierin nemen, voor steeds hogere kosten gesteld worden.
Dat de (we mogen wel stellen “schijnbare”) bezuiniging die door deze maatregel (voornamelijk voor de zakken van de zorgverzekeraars) bereikt wordt zal, op termijn, in hoge, zo niet gehele, mate afgewenteld worden op de maatschappij in het algemeen.
Dat onze huidige minister van volksgezondheid, de Jonge, en staatssecretaris, Blokhuis, (een oud-basisschoolleraar die door gebrek aan gewicht is komen bovendrijven en een historicus) dit niet inzien, zich laten adviseren door voornamelijk aan de zorgverzekeraars en farmaceutische industrie gelieerde adviseurs, is in deze verbazingwekkend maar impliciet het gevolg van de keuzes die de maatschappij als geheel maakt tijdens verkiezingen en het gebrek aan invloed van diezelfde kiezers op de samenstelling van de groep beleidsmakers (ministers en aanverwant volk).
NB: In het verleden was het niet beter gesteld met ‘onze’ vertegenwoordigers op VWS: Schippers was politicoloog, Klink was jurist/socioloog en Hoogervorst was afkomstig uit het bankwezen.
Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat zulke belangrijke posten worden ingevuld met mensen die geen enkele kennis hebben van het domein dat zij moeten vertegenwoordigen en, erger nog, moeten besturen?
NB: Diezelfde Blokhuis heeft enkele dagen geleden, op vrijdag 23-11-2019, het Nationaal Preventie Akkoord gepresenteerd. Volgens dit akkoord zal, door een groot aantal partijen, aan preventie gewerkt worden (voornamelijk op het gebied van voeding, alcohol en roken). In dat akkoord was, origineel en bijvoorbeeld via Lifestyle Geneeskunde, ook een rol voor de zorg en daarin voor de complementaire behandelwijzen, een rol weggelegd. Opmerkelijk genoeg, het akkoord moet toch al maanden geleden zijn opgesteld, komen die in het nu voorliggende akkoord in het geheel niet meer voor.
NB: Gelijktijdig lezen we een artikel in ‘Zorgvisie’ ( https://www.zorgvisie.nl/thema/preventie/#read-more ) over preventie. Een mooie quote halen we hier graag aan:
Start quote:
Zorgstelsel stimuleert preventie niet
Toch komt het preventiebeleid maar moeilijk van de grond. In ons zorgstelsel ontbreekt een regisseur voor preventie. Het Nederlandse zorgstelsel is ingesteld op ziekte. Zodra mensen ziek worden, is duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Zorgverleners krijgen betaald voor het behandelen van zieke mensen. Als artsen of andere hulpverleners door een goed gesprek voorkomen dat er zorg wordt geleverd, dan krijgen ze daar niet voor betaald. Met andere woorden, het stelsel prikkelt niet tot de inzet op preventie.
Einde quote.
Dat het maar even helder is.
De belangen van 1/5 van de Nederlandse bevolking worden/zijn, als gevolg van deze maatregel geschonden zonder dat de betreffende bevolkingsgroep (of de maatschappij in haar geheel wat dat betreft) hier iets tegen kunnen doen.
Toekomstbeeld
Zoals het er nu uitziet, gaan we geen rooskleurige toekomst tegemoet als Nederlandse maatschappij. Zieken die baat hadden en in veel gevallen de oplossing vonden binnen het complementaire domein, raken verstoken van de zorg die zij wensen, zoeken, waar zij behoefte aan hebben, waar zij in vertrouwen.
Zorg verword tot dat wat (nog) haalbaar is binnen de reguliere zorg waarbij volkomen wordt voorbijgaan aan de talloze mogelijkheden uit het complementaire domein. De reguliere zorg heeft straks als enige de ‘zorg’ in handen, de zorgverzekeraars schroeven, op basis van de stijging van zorgkosten, de premies van zorgverzekeringen steeds verder op en de enige waarom het gaat, de patiënt/client, wordt in dit hele verhaal niets gevraagd noch gehoord en heeft geen enkele stem in dit geheel.
Ongetwijfeld zal op enig moment weer een kentering ontstaan en de complementaire zorg, ten aanzien van geheel of gedeeltelijke vergoeding, weer worden toegevoegd aan het zorgdomein. Niet omdat de reguliere zorg daar de noodzaak van inziet maar omdat de reguliere zorg het werk niet meer aankan en noodzakelijkerwijs vanuit zorg (maar zeker ook vanuit overheid) de complementaire zorg wel toegelaten MOET worden en daarmee begint weer opnieuw het hele spel om ook vergoeding voor de complementaire zorg beschikbaar te maken en nog meer eisen over de therapeuten uit te storten.
Zolang de Nederlandse maatschappij hierin geen stelling neemt, of je nu gebruik maakt van complementaire zorg of niet, blijft diezelfde maatschappij een speelbal van onkundige beleidsmakers en commerciële partijen die beslissen welke zorg de Nederlandse maatschappij nu wel of niet mag gebruiken.
Zelfs al zou, op een zeker moment, de overheid beslissen dat ook complementaire zorg (weer) via het vergoedingen stelsel van de zorgverzekeraars beschikbaar moet komen (waarvoor de commerciële zorgverzekeraars ons dan ongetwijfeld de laatste centen uit de portemonnee zullen persen) dan nog zal het weer jaren duren voordat de huidige behaalde resultaten weer hersteld zijn.
Blijkbaar is dat, waar het naartoe moet.
Bijkomend gevolg voor de maatschappij
Een bijkomend gevolg dat nog niet besproken is, is de behoefte van diverse partijen om, vanuit gegevens die beschikbaar komen uit de registratie van complementaire behandelingen, een onderbouwing (Practice Based) te vormen voor die complementaire behandelingen/behandelvormen, die dan weer de basis kunnen vormen tot, wellicht, Evidence Based.
Mede vanuit de Integrale Zorg (Integrale Zorgcentra) en de Lifestyle (preventieve) Zorg, werd gestreefd naar verzameling van gegevens over de effecten van aangeboden complementaire zorg. Doordat therapeuten waarnaar zou worden verwezen, behandelinformatie en dus resultaten, moesten rapporteren aan de opdrachtgevers (in dit geval veelal de huisartsen) zou enorm veel informatie worden verzameld over de effectiviteit van complementaire interventies.
Doordat complementaire zorgaanbieders op hun facturen moesten specificeren welke zorg zij per client specifiek aan hadden geboden, ontstond ook vanuit die specificaties een enorme hoeveelheid informatie.
Al die gegevens tezamen zouden aanleiding kunnen hebben gegeven om tot opname van complementaire interventies in het basiszorgpakket, en dus vergoeding vanuit het basispakket, te komen maar in ieder geval hadden die gegevens aanleiding kunnen hebben gevormd tot onderbouwing van de betreffende behandelwijze en, wellicht, standaard verwijzing naar die behandelwijze vanuit de reguliere zorg.
Nu is het uiteraard niet in het belang van de zorgverzekeraars om te faciliteren in de bewijsvoering voor werkzaamheid/effectiviteit van (complementaire) zorg, zoals dat ook niet het belang van de overheid schijnt te zijn.
Niettemin kan gesteld worden dat, als het belang van de Nederlander, in het algemeen, voorop zou staan, dat zowel overheid als zorgverzekeraars, hierin een belangrijke functie hadden kunnen (en moeten) vervullen en wellicht had de overheid stappen moeten ondernemen om de zorgverzekeraars juist te verplichten deze informatie te verzamelen en inzichtelijk te maken in het belang van de Nederlandse maatschappij.
Uiteraard kan en mag de maatschappij verwachten van het complementaire zorgdomein, dat zij, ook zonder vergoeding of opdracht van de overheid, gegevens verzameld en van daaruit tot onderzoeksresultaten komt. Echter, zoals tot op heden gebruikelijk en geheel terecht, worden de verzamelde gegevens uit het complementaire domein met behoorlijk argwaan bekeken. Dat dit terecht is mag helder zijn: onderzoek zou niet door belanghebbenden moeten worden uitgevoerd (alhoewel dat binnen de reguliere geneeskunde volkomen normaal is) aangezien dat mogelijk zal leiden tot manipulatie van de gegevens en daarmee tot frauduleuze onderzoeksrapporten.
Juist de verwerking van gegevens/informatie door een partij die daar boven had kunnen staan, de zorgverzekeraars, had meer gewicht kunnen geven aan de resultaten van dergelijk onderzoek.
Onvolledig
Ongetwijfeld, met zekerheid, is het bovenstaande onvolledig.
De gevolgen van de maatregel van de zorgverzekeraars om zo ongeveer de gehele complementaire zorg qua vergoedingen te schrappen, zijn nauwelijks te overzien en gaan ongetwijfeld veel verder dan door mij is te overzien en hierboven is omschreven.
Mocht de lezer bemerken dat gevolgen van deze maatregel ontbreken, dan zou ik dat graag horen zodat ik daar, voor zover nodig en voor mij mogelijk, een aanvulling over kan schrijven.
Nico Smits
Al voordat het 3e artikel in deze reeks over de zorgverzekeraars het daglicht ziet, wijzen diverse contacten op een bericht van CZ dat in de pers (o.a. onze goede en eerlijke vriend de publieke omroep NOS en onze uiterst betrouwbare krant De Telegraaf) is verschenen.
Hierdoor ontstaat een enorme dwang om, tussentijds, daar op te reageren. Hierbij.
NB: Nadat dit (tussen)artikel online werd gezet, bleek dat er een aantal kleine foutjes in het artikel geslopen waren en kwam nieuwe informatie beschikbaar. Dat heeft er toe geleidt dat dit artikel hier en daar is gecorrigeerd en aangevuld.
Bericht van CZ
Als gevolg van alle commotie over het schrappen van de vergoeding van zo ongeveer 80% van de complementaire zorg, geeft CZ een verklaring uit die moet laten zien WAAROM ze tot dat besluit zijn gekomen.
Dat CZ een openbare verklaring uitgeeft over een maatregel die zij doorvoert is niet alleen opmerkelijk, dat hebben ze nog nooit gedaan, maar laat ook zien dat ze zich niet helemaal zeker voelen en wellicht enige angst voelen om klanten kwijt te raken.
Lees voor de aardigheid het NOS-bericht HIER [https://nos.nl/artikel/2261170-cz-stopt-vergoeding-belachelijke-alternatieve-behandelingen.html] of het Telegraaf-bericht HIER [https://www.telegraaf.nl/nieuws/2850694/cz-einde-aan-belachelijke-behandelingen?utm_source-whatsapp].
Wat is nu werkelijk de inhoud van dat bericht
Volgens CZ schrappen zij “ENKELE” alternatieve behandelingen uit de aanvullende zorg (lees: het aanvullend pakket ‘alternatief’ waarvoor gebruikers afzonderlijk betalen en die dus NIET onder de basiszorg (verzekering) valt).
In werkelijkheid schrapt CZ bijna alle complementaire zorg, althans: zo ongeveer 80%.
Dat is wel een heel slecht begin van deze berichtgeving, aangezien daar al meteen een behoorlijke leugen is weergegeven, hetgeen ons doet vrezen voor de inhoud van de rest van de verklaring.
“Uit onderzoek blijkt … “
Dat zou misschien best kunnen maar dat onderzoek zit er niet bij, er wordt niet naar verwezen en is nergens te vinden. Het is, maar dan gaan we heel ver, zelfs de vraag of dat onderzoek daadwerkelijk heeft plaats gevonden en waarom het dan niet openbaar is gemaakt. Het zou immers van ultiem belang zijn.
Ik ben in ieder geval niet gevraagd, u wel?
En is de onderzoeksgroep dan wel een goede afspiegeling geweest van de Nederlandse bevolking? Of zijn voorstanders van complementaire zorg stelselmatig uit de statistieken verwijderd omdat zij niet passen in de doelgroep? Vragen te over, antwoorden te kort.
Dat daarna een beetje neerbuigend wordt uitgelaten over een aantal complementaire behandelwijzen was te verwachten maar dat daarin ook Ayur Veda genoemd is, is wel vreemd. Per slot van rekening is Ayur Veda al duizenden jaren oud (meer dan 5000 jaar) EN in gebruik (wat volgens de simpele redenatie dat ‘datgene dat niet werkt, vanzelf verdwijnt’ minimaal de vraag zou moeten oproepen hoe dat kan) wat opmerkelijk is. Daarnaast is, naar we mogen aannemen, algemeen bekend dat Ayur Veda hoogstwaarschijnlijk de basis heeft gevormd voor wat we nu ‘reguliere geneeskunde’ noemen (zowel Hippocrates als een groot aantal andere Griekse filosofen hebben een paar honderd jaar geleden Ayur Veda gestudeerd voordat zij de basis legden voor wat nu de reguliere geneeskunde is).
Volgens een woordvoerder van CZ “kregen zij al langer klachten van klanten die de complementaire zorg (ik generaliseer een beetje) maar ‘onzin’ vinden i.c. het onzin vinden dat zij aan die zorg moeten meebetalen”.
Ook al zou dat zo zijn: die klanten met klachten (als ze al bestaan) zullen waarschijnlijk geen pakket Alternatief afsluiten dus waar maken ze zich zorgen over? Hooguit gaan de kosten voor dat pakket omhoog maar daar zullen zij geen probleem mee hebben.
Daarnaast: Vele honderdduizenden Nederlanders betalen mee aan zorg (in deze vooral uit het reguliere-/basispakket) waarvan zij nauwelijks of nooit gebruik maken. Die kunnen dus, conform de strekking van deze verklaring, allemaal gaan klagen en dan wordt die zorg uit het pakket verwijderd.
- Wat te denken van anticonceptie? Als je geen kinderen wilt, betaal je toch mooi zelf voor het voorkomen van zwangerschap? En waarom zit de pil dan wel in de vergoeding maar het condoom niet? En waarom moeten alle homoseksuele mannen meebetalen aan anticonceptie waar zij geen gebruik van maken? Alleen al de groep homoseksuele mannen zou groot genoeg zijn om anticonceptie uit het pakket te verbannen.
- Daar tegenover de IVF-behandelingen. Als je geen kinderen kunt krijgen, kun je je daarbij neerleggen maar als je toch alles op alles wilt zetten om te proberen een kind te krijgen, dan moet je dat toch gewoon zelf betalen? Waarom moeten al die Nederlanders die helemaal geen kinderen willen en (alweer) al die homoseksuele mannen hieraan mee betalen?
- De volgende stap is natuurlijk de verloskundige (ziekenhuis) zorg. Je kunt natuurlijk redelijk goedkoop thuis bevallen, dat wordt overal ter wereld gedaan met soms alleen een buurvrouw aanwezig, maar dan nog krijg je allerlei (voorafgaande) hulp via vergoeding. Ook een ziekenhuis bevalling wordt (grotendeels) via de zorgverzekering betaald. En toch zijn er talloze mannen die nooit bevallen en enorme aantallen Nederlanders die helemaal geen kinderen willen en ook nooit gebruik zullen maken van die vergoeding. Allemaal klagen en deze vergoeding uit het pakket laten halen?
- Er zijn verschillende kwalen bekend waarvan er van sommige maar enkele patiënten in Nederland te vinden zijn. Die patiënten hebben soms na de eerste twee weken van het nieuwe jaar hun eigen risico al verbruikt en maken daarna gebruik van zorg en medicatie via vergoeding. Ook maar uit de vergoedingen halen omdat (bijna) niemand er gebruik van maakt?
- Veel Nederlanders (vooral zij die gebruik maken van de, veel goedkopere, complementaire zorg) maken nauwelijks gebruik van de huisarts terwijl zij daar wel voor moeten betalen en, bijna nog erger, de huisarts krijgt standaard voor die niet-gebruikers betaald zonder dat hij die ooit ziet. Moeten gebruikers van huisartsen hulp (en wat dat betreft: specialistische en paramedische hulp) dan maar voortaan zelf gaan betalen voor die hulp?
Je begrijpt: we kunnen eindeloos doorgaan en voor alles is wel een groep (of groepje) mensen te vinden die er geen gebruik van maken en dus kunnen gaan klagen met als gevolg dat, bij voldoende klachten, de vergoeding wordt geschrapt.
Volgens deze simplistische redenatie van CZ, kunnen we in Nederland de zorg heel snel uitkleden tot er weinig of niets meer over is en iedereen zelf alles moet betalen met als gevolg dat grote groepen Nederlanders verstoken blijven van zorg. Voordeel is dat de zorgkosten dan drastisch zullen dalen (logisch) maar nadeel is dat een groot deel van de bevolking niet de zorg ontvangt die zij nodig hebben omdat ze die niet kunnen betalen.
“Markonderzoeker GfK heeft een onderzoek uitgevoerd.”
In hoeverre er een verbinding bestaat tussen GfK en CZ is onduidelijk maar uit ervaring weten we dat onderzoeksresultaten die de opdrachtgever onwelvallig zijn, niet bepaald zullen leiden tot vervolgopdrachten. Ergo: het is in hoge mate de vraag hoe betrouwbaar deze onderzoeksresultaten zijn (als het onderzoek al is uitgevoerd).
Qua onderzoek stelt het geheel weinig voor dus als dit een visitekaartje moet zijn van GfK dan mogen we verwachten dat GfK binnenkort geheel de deuren sluit (ze deden dat al eerder met hun 2e vestiging in Nederland). Immers:
- Met 301 bevraagden kun je niet spreken van een representatieve groep.
- Door het onderzoek uitsluitend op de complementaire behandelwijzen uit een aanvullend pakket te richten valt niet te spreken van een objectief onderzoek.
- Globaal gezien is het onderzoek uitgevoerd onder 301 verzekerden, hetgeen ongeveer 0,008361% van het totaal aantal verzekerden (geschat 3.600.000 voor CZ) is. Het valt uiteraard niet vol te houden dat hiermee een beeld verkregen wordt van ‘HET sentiment’ van DE verzekerde.
Het onderzoek naar ‘sentiment onder de klanten’, op zich al een vreemde omschrijving, werd uitgevoerd onder 301 verzekerden (dan weet je al dat dit geen doorsnede van de maatschappij noch van de verzekerden bij CZ kan zijn) waarvan 26% ‘grote weerstand’ voelt. Dat betekend dus dat van die 301 bevraagde klanten er 78 aangaven dat ze het niet leuk vinden; dat is 0,000722% van de verzekerden van CZ.
Volgens het onderzoek vind maar 3% (van die 301 ondervraagden) de behandeling essentieel, hetgeen resulteert in 9 positieve reacties van mensen die de behandeling essentieel vinden maar dat is iets anders dan het aantal reacties dat een behandeling beschikbaar en vergoed moet blijven.
Als die 9 representatief zijn voor de verzekeringsnemers van CZ (wat je van een goed onderzoek mag verwachten), dan gaat dat dus omgerekend om maar liefst 108.000 verzekeringsnemers die deze behandelvorm in stand willen houden omdat ze er baat bij hebben. Dat betekend dat alleen al door een enkele behandelvorm uit het alternatief-pakket een enorme besparing op de zorgkosten is gerealiseerd! Immers: als door deze therapie zo veel gebruikers minder gebruik maken van reguliere behandeling, dure medicatie, GGZ, enzovoort en daardoor veel ellende wordt bespaard, dan is het in stand houden van die therapie met de daarbij behorende besparing de moeite waard.
Gelijktijdig wordt, even verderop in de verklaring, vermeld (enigszins een understatement want de teller staat al veel hoger) dat al 16.000 mensen de petitie voor behoud van vergoedingen hebben ondertekend.
Het vermoeden dat GfK haar onderzoek niet correct heeft uitgevoerd krijgt hiermee wel een aardige onderbouwing.
Therapieën die minder dan 12% (waar komt dat getal vandaan?) steun krijgen, worden verwijderd uit het vergoedingen systeem, aldus de woordvoerder.
Met het gegeven dat meer dan 1/5 deel van alle consulten die plaats vinden in Nederland in het complementaire domein worden uitgevoerd, lijkt het er op dat geen enkele complementaire behandeling uit het pakket geschrapt kan worden.
Daarbij volgt uit deze verklaring de logische gedachte dat alle behandelingen die regulier worden uitgevoerd en waarvan minder dan 12% van de bevolking gebruik maakt (en/of een positief sentiment heeft) dus per definitie uit het pakket geschrapt moeten worden. Waarschijnlijk zou dat een aanzienlijke besparing van de zorgkosten, maar gelijktijdig een enorme verarming van de zorg veroorzaken.
Afspraken en geciviliseerd leven
Als je de verklaring van CZ even in stukjes uiteen haalt en nuchter bekijkt, kan je niet veel meer concluderen dan dat het een schijnverklaring en, in hoge mate, gebruikmaking van drogredenatie betreft.
In Nederland hebben wij enerzijds afspraken gemaakt hoe wij, als Nederlanders onderling en als beleidsmaker jegens de Nederlandse bevolking, omgaan met elkaar en een zorgplicht hebben jegens elkaar. Nu is die zorgplicht, wij spreken dan opeens van mantelzorg, in veel landen veel beter/logischer geregeld en is het veel normaler hoe mensen zorg voor elkaar hebben en daar invulling aan geven, maar dat terzijde.
Daarbij is Nederland nog steeds, al zou je daar soms aan gaan twijfelen, een geciviliseerd land dat zorg en ondersteuning van en voor de gehele bevolking hoog in het vaandel heeft staan.
Zo is het een afspraak dat wij, Nederlanders, allemaal betalen voor een zorgverzekering waarvan elke Nederlander gebruik kan maken, ook al maken wij daar zelf geen gebruik van. Voor een groot deel gaat het dan om wat wij de basiszorgverzekering noemen.
Iedereen betaald mee aan de kosten van anticonceptie, IVF-behandelingen, bevalling, huisartsenzorg, enzovoort, enzovoort, om op die wijze deze zorg beschikbaar te houden en voor iedere Nederlander (ondanks de omstandigheden waarin hij zich bevind) toegankelijk te houden. Het is de hoop dat ook de klagers uit de verklaring van CZ het daar mee eens zijn.
Daarnaast bestaan er mogelijkheden om via aanvullende pakketten andere zorg, die niet vanuit de basiszorgverzekering wordt vergoed, te verzekeren en daarvoor een vergoeding te krijgen. Zij die dat wensen, dus niet de klagers uit de verklaring van CZ, zullen dat doen en hebben daarmee recht op vergoeding.
Wat is dan het probleem?
Het probleem is, dat het hier helemaal niet gaat over zorg waarover een heel klein deel van de Nederlandse bevolking klaagt. Sterker nog: waarom zouden zij daarover klagen want die zorg wordt betaald vanuit een afzonderlijk aanvullend pakket dat zij niet afnemen en waarvoor ze dus ook niet betalen!
Nu mag natuurlijk iedereen overal over klagen, dat is een vrijheid die wij in ons geciviliseerde Nederland hebben en waarvan Nederlanders ook graag gebruik maken, maar voordat met die klachten iets gedaan moet (of kan) worden, moeten we wel even naar de realiteit kijken. Als je geen gebruik maakt van de bibliotheek kun je wel klagen dat dat gebouw veel ruimte inneemt en de gemeenschap wellicht, in de vorm van subsidie, een paar centen kost maar als niet-gebruiker betaal je nauwelijks mee en is de waarde van die klacht nihil. Wij hebben nu eenmaal in Nederland besloten dat elke Nederlander de kans moet hebben om boeken te lezen en zichzelf daarmee verder te ontwikkelen zoals we die afspraken ook hebben gemaakt over diverse vormen van onderwijs. Wellicht zijn er onder de klagers enkele universitair geschoolden maar de overigen hebben geen gebruik gemaakt van deze scholing waarvoor we allemaal betalen: afschaffen maar?
Waar het hier wel om gaat, en dat komt niet of nauwelijks uit de verf, is het gegeven dat het niet de behandelingen die op ‘minder dan 12% steun kunnen rekenen’ zijn die verdwijnen. De complementaire behandelingen die uit het vergoedingssysteem worden vergoed zijn voor een zeer aanzienlijk deel behandelingen waar VEEL gebruik van wordt gemaakt (en waar dus bij een eerlijk onderzoek heel wat meer dan, de ‘uit de lucht gegrepen’, 12% steun voor zal zijn).
Als dit de wijze is waarop een grote verzekeringsmaatschappij haar beleid maakt en beslissingen neemt, dan moeten wij als Nederlanders zijnde, ons dringend zorgen gaan maken.
Dat onze overheid/beleidsmakers in het niet zo verre verleden de geniale gedachte kregen om de zorg (want de zorg wordt geregeerd door het vergoedingsstelsel en daarmee door geld) in handen te geven van commerciële partijen, de zorgverzekeraars, is nu mede de oorzaak geworden van het ‘uitkleden’ van die zorg (door middel van het terugschroeven van de vergoedingen), het verarmen van het aanbod van zorg en daarmee, doordat die zorgvragers opeens weer gebruik moeten maken van de veel duurdere reguliere zorg, het oplopen van de zorgkosten. Het zal iedereen duidelijk zijn dat dit soort maatregelen nooit zullen leiden tot verlaging van de zorgkosten (die juist door de aangeboden, veel goedkopere complementaire zorg wordt bereikt) maar tot het tegenovergestelde daarvan. Dat er steeds meer stemmen opgaan om terug te keren naar het oude afgeschafte ziekenfonds is daarmee helemaal verklaard. Dat het daarbij zinvol zou zijn om op alle posten waar het beleidsmakers/overheid betreft, terzake deskundige volksvertegenwoordigers aan te stellen is helaas een politieke zaak die buiten deze discussie valt.
Zoals gebruikelijk bij commerciële partijen willen ook de zorgverzekeraars voorkomen dat ze verliezen lijden en hun winst zo hoog mogelijk opschroeven. Dat is wel logisch maar funest voor zaken waarbij het het algemeen belang betreft, zoals de zorg.
Om te voorkomen dat zelfs de meest simpele en noodzakelijke zorg zou verdwijnen, dat voorzagen de overheid/beleidsmakers dan weer wel, werd bepaald dat een stuk van die zorg (het basiszorgpakket) wordt samengesteld door de overheid waarna de zorgverzekeraars verder verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Dat laatste is dan weer niet zo slim.
Als wij, als Nederland, toegeven aan dit schrappen van vergoedingen op basis van onduidelijke (en mogelijk niet bestaande) gegevens, verdraaiingen en leugens, dan geven wij impliciet de macht aan de zorgverzekeraars om, nu of in de meer of minder nabije toekomst, steeds meer te bepalen wat wij, de Nederlanders, wel of niet aan zorg mogen gebruiken. Indirect geven wij de zorgverzekeraars, een beetje gechargeerd, de macht om te beslissen wie wel en wie niet mag blijven leven en met welke kwaliteit van leven dat dan is.
We gaan dan toe naar Amerikaanse toestanden waarin de sociaal zwakkeren geen enkele kans meer hebben en de ‘rijken’ genieten van het leven. Als dat is, waar we als Nederland naartoe willen, dan is Nederland zeker geen geciviliseerd land meer te noemen.
Tot op heden was het zo dat alles dat wellicht (in de toekomst) iemand kan helpen, een leven kan redden, lijden kan besparen, kwaliteit van leven kan bieden, aan een enkele mens, beschikbaar moet zijn voor een ieder die daar gebruik van wil maken (eventueel dus via een aanvullend pakket).
Dat een klein groepje klagers zich daar niet prettig bij voelt is dan heel jammer maar dat is nu eenmaal wat een ontwikkeld land voor haar bewoners doet. En laten we wel zijn: die klagers zijn alleen klagers zolang zij er geen gebruik van maken: in andere omstandigheden, bijvoorbeeld bij/na ziekte of een ongeval, worden ze wellicht opeens gebruikers en hoor je ze niet meer. Maar in deze benadering hebben ze voor zichzelf (en voor de tevreden gebruikers) iets afgesloten wat hun, hun familie of kennissen, op termijn wellicht heel goed zou kunnen helpen.
Het is o zo gemakkelijk om over iets te klagen en dwang uit te oefenen om iets af te schaffen TOT het moment dat je zelf in omstandigheden komt te verkeren dat je, net als al die huidige tevreden gebruikers, genoodzaakt bent om andere wegen te zoeken omdat de reguliere weg niet (meer) helpt.
Ongetwijfeld is er, over alles dat plaats vind in onze maatschappij, wel een groep te vinden die kan zeuren over iets dat zij zelf niet gebruiken en het is enorm gemakkelijk om daaraan toe te geven en te vergeten dat er zo veel mensen zijn die niet zeuren en, in veel gevallen, afhankelijk zijn, baat hebben bij, tevreden zijn met, genieten van, enzovoort, enzovoort.
ALS we al gaan schrappen, dan ook meteen maar rigoureus zodat heel waarschijnlijk al die klagers opeens gaan beseffen en ervaren dat ze de baby met het badwater hebben weggegooid en zelf (ook) in omstandigheden zijn komen te verkeren dat ze wellicht wel voor eigen kosten van iets gebruik kunnen maken, maar dat hun portemonnee toch niet zo dik blijkt te zijn als ze dachten.
Nico Smits
Al eerder schreven wij een artikel over de volkomen onverwachte afschaffing van de vergoedingen vanuit de zorgverzekering (i.c. het aanvullend pakket alternatieve zorg) en de onrust die dat teweeg bracht.
Om een beetje te kunnen begrijpen waarom deze maatregel tot zoveel onrust heeft geleidt, is het goed om te kijken naar de achter ons liggende jaren waarin het complementaire domein zich in hoge mate heeft ontwikkeld en geprofessionaliseerd. Dat een deel van die ontwikkeling heeft plaats gevonden onder druk van diezelfde zorgverzekeraars die nu de vergoedingen-kraan dichtschroeven, maakt het geheel wel heel erg wrang.
NB: Waar in dit artikel gesproken wordt over ‘therapeut’ worden daarmee ‘complementaire therapeuten’ bedoeld. Waar andere (reguliere) therapeuten worden bedoeld, zal dat duidelijk worden aangegeven.
Geschiedenis
Om een beetje te kunnen begrijpen wat het schrappen van de vergoeding van ongeveer 80% van de complementaire zorg door de zorgverzekeraars tot gevolg heeft, is het van belang even te kijken naar de (recente) geschiedenis.
Accreditatie
Teneinde de kwaliteit van opleidingen te verhogen, te verbeteren, te kunnen controleren, werd enkele jaren geleden ingevoerd dat opleidingen geaccrediteerd moesten worden. Zorgverzekeraars stelden de eis dat uitsluitend therapeuten met een geaccrediteerde opleiding voor vergoeding in aanmerking konden komen.
NB: Gelijktijdig werd, volkomen tegenstrijdig met de minimumeis, door de zorgverzekeraars niet naar eventuele accreditaties van de opleiding gekeken bij het toekennen van vergoeding aan therapeuten.
Voor het toekennen van de vergoeding moest de therapeut voldoen aan de minimumeis qua opleiding die door de beroepsvereniging werd omschreven als vergoedbaar. Menzis heeft destijds wel 240 EC als minimum gesteld maar kwam daar later op terug.
Dit betekende dat opleiders hun opleidingen dienden te laten accrediteren en voor veel therapeuten dat zij gedwongen werden zich enorm bij/na te scholen om aan die accreditatie-eis te kunnen voldoen.
Minimale scholingseis
Deels in overleg tussen beroepsverenigingen, accreditatiebureaus en zorgverzekeraars, werd vastgesteld dat enerzijds uitsluitend afgestudeerden van een ‘beroepsopleiding’ op hbo-niveau in aanmerking konden komen voor vergoeding maar ook dat, anderzijds, het beroepsgerichte deel van die opleiding aan een minimumeis moest voldoen.
NB: Gelijktijdig werd vastgesteld dat het ook voor lager opgeleide therapeuten, bijvoorbeeld mbo-4-niveau, mogelijk was om voor vergoeding in aanmerking te komen. Hiermee werd de voorwaarde, opleiding op hbo-niveau, al direct geweld aan gedaan.
Heel algemeen kan worden gesteld, dat therapeuten uitsluitend gekwalificeerd beroepsbeoefenaar kunnen zijn/worden en daarmee in aanmerking komen voor vergoeding, als zij minimaal 80 EC onderwijs op hbo-niveau hadden ontvangen in hun specifieke beroepsdiscipline. Onder die 80 EC (= 80 x 28 uur) vallen de werkelijke onderwijstijd/contacturen, voorbereiding, verwerking, opdrachten, voorbereiding en uitvoering toetsen en alle andere onderwijsactiviteiten die bij het specifieke beroepsgerichte onderwijs behoren.
Verplichting Medische en/of Psychosociale Basiskennis
Teneinde de ‘veiligheid’ voor gebruikers te kunnen garanderen, legde de zorgverzekeraars aan therapeuten de eis op om, afhankelijk van hun beroepsdiscipline, een geaccrediteerd medische (MBK) en/of psychosociale basiskennis (PSBK) diploma, op hbo-niveau, te behalen. Dat veel therapeuten in hun opleiding al meer MBK en/of PSBK hadden gevolgd als nu, via de PLATO-termen, geëist werd, stond daar los van: er MOEST een aantoonbaar geaccrediteerd diploma MBK of PSBK, op hbo-niveau, beschikbaar zijn.
NB: Hoe, op basis van een diploma dat slechts een bijzonder klein deel van de opleiding betreft, de veiligheid voor gebruikers gegarandeerd kan worden, is tot op heden een raadsel.
Dat betekende dat alle therapeuten die al afgestudeerd waren, alsnog een MBK/PSBK diploma moesten behalen bij een onderwijsinstelling die een geaccrediteerde opleiding hiervoor aanbood.
Uiteraard moesten de opleiders die dat wilden, zorgdragen voor accreditatie van hun MBK/PSBK aanbod (dit NAAST de accreditatie van de eventuele opleiding die zij verzorgden en waar veelal MBK/PSBK een onderdeel van vormde). Begrijpelijkerwijs was er slechts een klein deel van de opleiders bereid die accreditatie te behalen, de overige opleiders verwezen voor het behalen van het geaccrediteerde MBK/PSBK-diploma naar die opleiders.
Verplicht lidmaatschap beroepsvereniging/-koepel
Om voor vergoeding in aanmerking te komen, werden therapeuten verplicht om lid te worden van een, bij hun beroepsdiscipline, passende beroepsvereniging. Deze beroepsvereniging moest op haar beurt weer door de zorgverzekeraars worden geaccepteerd als beroepsvereniging en voldoen aan de eisen van de zorgverzekeraars.
Beroepsverenigingen moesten, op hun beurt weer lid zijn van een beroepskoepel.
NB: Dat bijna alle beroepskoepels de stichtingsvorm hebben en daardoor geen leden kunnen hebben, maakt dit al tot een vreemd gebeuren.
Nog vreemder werd het, dat ondanks het lidmaatschap van de beroepsvereniging waarbij de therapeut was aangesloten, de therapeut zelf ook lid moest zijn van de beroepskoepel anders kon deze daar niet geregistreerd worden.
NB: Alweer bijzonder vreemd omdat stichtingen geen leden kunnen hebben.
Dat hierdoor een groot aantal onderdelen (waaronder verzekeringen, klacht-/tuchtrecht en later de Wkkgz, dubbel waren afgedekt – en dus ook dubbel betaald werden – was opeens geen criterium.
NB: Dat beroepsverenigingen en therapeuten werden uitgenodigd door beroepskoepels om ‘mee te praten’ en zitting te nemen in werkgroepen was uiteraard bijzonder positief maar gelijktijdig een ‘wassen neus’. Stichtingen kunnen immers geen leden hebben en dus kan de stichting alle inbreng van beroepsverenigingen en therapeuten simpelweg naast zich neer leggen.
Verplichting aanvraag/bezit AGB-code
Teneinde vergoeding mogelijk te maken (therapeuten schrijven een factuur voor de client, de client levert deze in bij de zorgverzekeraar en ontvangt – een deel van – het factuurbedrag retour) werden therapeuten verplicht om via VEKTIS een Algemene Gegevens Beheercode (AGB-code) aan te vragen voor hun specifieke behandelmethode.
Therapeuten die meerdere behandelmethoden toepasten werden daardoor verplicht, meerdere codes aan te vragen en op de factuur moest, volgens een daartoe voorgeschreven format, de AGB-codes worden vermeld.
Verplichting tot volgen en registratie van bij-/nascholing
De volgende stap was de verplichting, opgelegd door de zorgverzekeraars aan therapeuten, tot het jaarlijks bijhouden van hun beroep EN het jaarlijks bijhouden van hun geaccrediteerde MBK/PSBK-diploma.
Alle therapeuten die in aanmerking wilden komen voor vergoeding dienden, op basis van een door de beroepsvereniging bepaald aantal studiepunten, jaarlijks bij-/nascholingen te volgen in hun beroepsdiscipline.
Daarnaast werd de verplichting opgelegd, door de zorgverzekeraars, dat therapeuten jaarlijks minimaal 1 dag (of 2 dagdelen) bij-/nascholingen dienden te volgen om hun MBK/PSBK-diploma geldig te houden. Bij een aantal beroepsverenigingen werd dit zelfs uitgebreid tot 2 dagen (of 4 dagdelen).
Aan de beroepsverenigingen werd opgelegd, dat zij de gevolgde bij-/nascholingen dienden te registreren en jaarlijks aan de zorgverzekeraars door te geven welke van hun therapeuten hadden voldaan aan hun verplichtingen.
Verplichting voldoen aan Wkkgz
Vanuit de overheid werden de therapeuten verplicht te voldoen aan de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz).
Dit betekende voor therapeuten dat zij een klachten- en meldprocedure (bv. Meldprocedure huiselijk geweld) beschikbaar moesten hebben voor cliënten, dat zij aangesloten dienden te zijn bij een geaccepteerde geschillencommissie en dat zij (al eerder genoemd) dienden te voldoen aan de benodigde bij-/nascholingen. Gezien de kosten van klacht- en tuchtrecht leidde dat er toe, dat therapeuten, veelal via de beroepsvereniging of via de beroepskoepel en in veel gevallen via beiden, een verzekering dienden af te sluiten voor de kosten van deze procedures en de eventuele gevolgen ervan.
Nu waren veel therapeuten al, via beroepsvereniging en/of beroepskoepel, aangesloten bij een klacht- en tuchtrecht maar door de Wkkgz kwam dat geheel op losse schroeven te staan. Het is immers niet mogelijk het klachtrecht beroep gebonden te regelen als er een algemene, verplichte, regeling bestaat. Aangezien, via de Wkkgz, ook maatregelen kunnen worden opgelegd, gaat dezelfde redenering op voor het tuchtrecht waarbij een aantal beroepen (arts, notaris, advocaat, enz) nog steeds eigen tuchtrecht bedrijven los van de Wkkgz.
Niettemin bleef bij één van de beroepskoepels de regeling bestaan dat therapeuten aangesloten dienden te zijn bij het tuchtrecht van hun koepelorganisatie naast de Wkkgz-regelingen.
Extra vreemd hierin is het gegeven dat de benodigde competenties voor therapeuten nog steeds niet domein-breed zijn vastgesteld en ook de therapievormen die onder ‘complementair’ vallen niet zijn gedefinieerd. Op basis waarvan dan het tuchtrecht wordt uitgeoefend is onduidelijk.
Verplichting voldoen aan nieuwe AVG
Alweer vanuit de overheid werden de therapeuten verplicht te voldoen aan de Algemene verordening Gegevensbescherming (AVG) die een groot aantal voorgaande wetten en verordeningen in een enkele wet/verordening verenigde.
Voor veel therapeuten betekende dat behoorlijke investeringen in het beveiligen van hun cliëntendossiers (en de opslag daarvan) en het beschikbaar maken van uitgebreide toestemmings-/instemmingsformulieren.
Therapeuten vallen onder Inspectie Volksgezondheid
Volgens de nieuwste regelingen, kwamen therapeuten te vallen onder de Inspectie van Volksgezondheid.
Evenals bij andere beroepen in de zorg (algemeen gezien en tot op dat moment uitsluitend regulier) kan de inspecteur van volksgezondheid een bezoek afleggen aan elke zorgaanbieder en daar een controle uitvoeren. Hij kan zelfs maatregelen opleggen en in het uiterste geval een praktijk sluiten en/of een therapeut het uitoefenen van zijn beroep ontzeggen.
De inspecteur kan zowel aangekondigd als niet-aangekondigd een bezoek afleggen en er behoeft voorafgaand aan het bezoek geen klacht voor te liggen.
Aankondiging aanmeldplicht Wtza
De Wet Toetreding Zorgaanbieders (Wtza) is momenteel ‘in de maak’.
Deze wet maakt, dat elke zorgaanbieder, VOORAFGAAND aan de start van het aanbieden van zorg, zich dient aan te melden bij de Inspectie van Volksgezondheid.
Deze wet maakt het in ieder geval bijna onmogelijk voor studenten om al tijdens de opleiding te starten met hun praktijk. Hoe bijvoorbeeld onderdelen van de opleiding, zoals stage, geregeld gaan worden is nog onduidelijk.
In ieder geval zal het zo zijn, dat afgestudeerden, alvorens zij ook maar iets anders doen, zich eerst dienen aan te melden als zorgaanbieder, zelfs nog voordat zij hun praktijk aanmelden bij de Kamer van Koophandel (KvK). Immers, op het moment dat de afgestudeerde, startende zorgaanbieder zijn praktijk aanmeld bij de KvK valt te stellen dat hij, vanaf dat moment, zorgaanbieder is en heeft hij zich dus niet, VOORAFGAAND aan de start van het aanbieden, tijdig aangemeld bij de inspectie.
Wat deze wet verder gaat brengen is nog onduidelijk (voor wie deze bedoeld is en wat de voorwaarden en de kosten zijn is ook nog onbekend) maar ongetwijfeld zal eerst een definitie moeten worden bepaald van wat ‘zorg’ nu eigenlijk is.
De inhoud van die definitie zal alles bepalend worden.
Is de definitie te breed, dan ontstaat een enorm probleem aangezien dan opeens veel meer Nederlanders blijken ‘zorg aan te bieden’ dan bedoeld was.
Een probleem ontstaat bijvoorbeeld rond de mantelZORG. Elke mantelzorger biedt, ontegenzeglijk, een vorm van zorg aan en zal zich dus moeten aanmelden!
Of gaan er in de Wtza uitzonderingen gedefinieerd worden?
Een te smalle definitie is al evenzeer problematisch. Want: valt ‘zorg’ die niet vergoed wordt door een zorgverzekeraar (zoals ook de zorg door ouders uitgevoerd) wel te betitelen als ‘zorg’ in het kader van de Wtza? Of is ‘zorg’ beperkt tot hetgeen via de zorgverzekeraars in meerdere of mindere mate vergoed wordt?
En als ook ‘zorg’ die niet voor vergoeding in aanmerking komt, zoals bijvoorbeeld de zorg die therapeuten (maar ook ouders en mantelzorgers) aanbieden, WEL onder de zorg vallen, dan zal die ‘zorg’ nauwkeurig en expliciet moeten worden omschreven en beschreven omdat elke onduidelijkheid enorme problemen kan en zal veroorzaken.
Op basis van het bovenstaande mag helder zijn, dat de schrijver verwacht dat de invoering van de Wtza nog wel even op zich laat wachten.
Ondanks alles voldaan per eind 2018
Hoe dan ook: eind 2018 mogen we stellen dat zowel opleiders als therapeuten, beroepsverenigingen en beroepskoepels, voldoen aan alle aan hen opgelegde eisen. Uiteraard bestaat nog een heel klein percentage therapeuten dat niet voldoet, maar die zullen naar verwachting op korte termijn verder verdwijnen.
Om te kunnen voldoen hebben alle partijen binnen het complementaire domein enorm veel tijd geïnvesteerd, enorm veel energie geïnvesteerd, enorm veel geld geïnvesteerd.
Het resultaat mag er zijn: het complementaire domein is zich sterk en snel in professionele richting aan het ontwikkelen, vergoedingen voor alle serieuze behandelvormen (inclusief die uit het complementaire domein) zijn geregeld, de kwaliteit van therapeuten is beter vastgelegd en wordt – door verschillende maatregelen – steeds verder verhoogd en steeds meer reguliere behandelaars verwijzen naar therapeuten of hebben op z’n minst enige belangstelling voor de complementaire behandelaars.
Sterker nog: In het kader van verdergaande samenwerking en scholing van artsen, zijn (bij-/nascholings)opleidingen ontwikkeld voor artsen om zich tot ‘Integraal Arts’ te kunnen ontwikkelen. Binnen de kaders van de Lifestyle Geneeskunde kunnen huisartsen zich ontwikkelen tot Lifestyle-arts en als opdrachtgever/regisseur therapeuten inschakelen voor het uitvoeren van – uit de basiszorgverzekering vergoedde – complementaire interventies. De eerste centra voor integrale geneeskunde zijn zelfs inmiddels, met subsidie van overheid en zorgverzekeraars, van de grond gekomen.
De klap
Natuurlijk: We hadden het moeten verwachten maar aangezien heel veel van de opgelegde maatregelen uit gingen van de zorgverzekeraars heeft niemand het werkelijk verwacht.
Jaarlijks komen de zorgverzekeraars met hun nieuwe polisvoorwaarden, mede gestimuleerd door de overheid die tegen het eind van het jaar de prijs van de basiszorgverzekering voor het daarop komende jaar vaststelt.
Polisvoorwaarden zorgverzekeraars 2019
Per 1 januari 2019 gaan de nieuwe voorwaarden (en prijzen) van de zorgverzekeringen in. Halverwege november 2018 maakten een aantal zorgverzekeraars hun nieuwe voorwaarden bekend; 6 tot 7 weken voordat die nieuwe voorwaarden ingaan!
Uiteraard worden de kosten van zorgverzekeringen hoger. Met de stijgende kosten van zorg binnen Nederland is dat al bijna geen nieuws meer. Ook verdwijnen een aantal vergoedingen uit de zorgverzekering die daar eerder (tot eind 2018) wel in opgenomen waren.
Dat betekend eigenlijk dat de kosten van zorgverzekeringen extra stijgen, alleen zien niet alle ‘klanten’ van de zorgverzekeraars dat direct.
Kaalslag
Wat opmerkelijk is, is het ‘schrappen’ van de vergoeding van zo ongeveer 80% van de niet-reguliere / alternatieve / complementaire zorg.
Waar eerder, via een aanvullend pakket of anderszins, het overgrote deel van de complementaire zorg (waar het gekwalificeerde therapeuten betreft) geheel of gedeeltelijk werd vergoed, hebben de zorgverzekeraars (met name de CZ-groep en Achmea-groep, maar ook VGZ en daarbij aangesloten zorgverzekeraars) opeens besloten het overgrote deel van de complementaire zorg niet meer te vergoeden. Omdat, in zorgverzekerings-land, doorgaans de ‘kleinere’ zorgverzekeraars vroeg of laat de ‘grote’ zorgverzekeraars volgen, kan dit catastrofale gevolgen hebben en gebruikers van complementaire zorg deze keuze geheel ontnemen (althans: waar het vergoeding betreft).
Vreemd is, dat ‘zogenaamd’, al die (grote) zorgverzekeringsconglomeraten ‘onafhankelijk’ van elkaar het besluit hebben genomen om het aanvullend pakker “alternatieve zorg” volledig uit te kleden en ongeveer 80% van de complementaire zorg niet meer te vergoeden.
Laten we eerlijk zijn: geen van deze commerciële zorgverzekeraars wil de kans lopen dat grote aantallen verzekeringsnemers ‘weglopen’ en hun verzekering bij een andere verzekeraar afsluiten. Het is dus wel zeer onwaarschijnlijk dat de grote verzekeraars een dergelijke beslissing nemen zonder de, relatieve, zekerheid dat ze daardoor geen leegloop veroorzaken.
Dat betekend, dat wel degelijk vooraf overleg heeft plaats gevonden tussen de grote zorgverzekeraars ten aanzien van deze maatregel en in mijn ogen is dat een vorm van ‘kartelvorming’. Dat onze overheid dat niet ziet (of niet wil zien) is op zich al erg opmerkelijk, dat er geen maatregelen worden genomen om deze kartelvorming tegen te gaan geeft vooral aan dat blijkbaar onze overheid ofwel bang is voor de commerciële zorgverzekeraars ofwel om onduidelijke redenen het belang van die zorgverzekeraars boven het belang van de Nederlandse bevolking stelt.
Wellicht een goed punt om over na te denken, als de Nederlandse bevolking weer eens naar de stembus mag om haar mening te geven over de huidige regering en te kiezen voor nieuwe VOLKSvertegenwoordigers.
Ook vreemd is, dat bij deze maatregel volkomen voorbij wordt gegaan aan de ervaringen van cliënten: De originele gedachte dat, als cliënten een behandeling als positief ervaren – verlichtend, verbetering kwaliteit van leven of zelfs heilzaam/genezend – dat deze dan – onder meer in het kader van Value Based Medicine – vergoed moet worden aangezien hiermee het bezoek aan de veel duurdere reguliere zorgaanbieder wordt vermindert en wellicht zelfs resultaten worden behaald die regulier niet te behalen zijn. De reguliere gedachte van Evidence based Medicine (en zelfs Practice Based Medicine) wordt hierbij losgelaten ten gunste van de positieve gevolgen van vermindering van de kosten van zorg.
NB:
- Evidence Based Medicine: Zorg op basis van wetenschappelijk bewijs, dubbelblind onderzoek dat placebo-gecontroleerd is (hetgeen op ongeveer 60% van de reguliere geneeskunde zelfs niet van toepassing is.
- Practice based Medicine: Zorg op basis van in de praktijk behaalde resultaten/ervaringen die (nog) niet wetenschappelijk onderbouwd zijn.
- Value Based Medicine: Hoewel niet Evidence Based en soms zelfs niet Practice Based, resulteert deze zorg in het verminderen van het gebruik van reguliere/Evidence based zorg en/of medicatie zonder dat hierbij nadelige gevolgen optreden voor de gebruiker ervan.
Natuurlijk blijven al die vormen van complementaire zorg gewoon beschikbaar maar voor gebruikers die, om diverse redenen, aangewezen zijn op een (gedeeltelijke) vergoeding, zijn die straks niet meer bereikbaar.
Na alle eisen die over therapeuten zijn uitgestort de laatste jaren, waarvan er veel vanuit de zorgverzekeraars opgelegd werden, waaraan therapeuten via talloze opleidingen hebben voldaan, wordt nu, na de belofte dat deze gekwalificeerde therapeuten vergoed zouden worden, de beslissing teruggedraaid en worden, na enorme investeringen in studie / tijd / geld de therapeuten alweer buiten spel gezet.
Binnenkort
Aangezien het bovenstaande artikel, in vervolg op het artikel over de onrust die is ontstaan over het afschaffen van ongeveer 80% van de vergoeding voor het complementaire domein, vooral beschrijft hoe het complementaire domein is gekomen waar het nu (vooruitlopend op 1-1-2019) is aangeland, zal ik een derde artikel schrijven (en binnenkort publiceren) over de gevolgen van deze maatregel. Uiteraard realiseer ik mij al vooraf, dat ook dat artikel incompleet zal zijn maar het geeft met zekerheid enig inzicht in de gevolgen van de maatregel van de zorgverzekeraars.
Nico Smits
Nieuwe voorwaarden 2019
Per 1 januari 2019 gaan de nieuwe voorwaarden (en prijzen) van de zorgverzekeringen in. Halverwege november 2018 maakten een aantal zorgverzekeraars hun nieuwe voorwaarden bekend; 6 tot 7 weken voordat die nieuwe voorwaarden ingaan!
Uiteraard worden de kosten van zorgverzekeringen hoger. Met de stijgende kosten van zorg binnen Nederland is dat al bijna geen nieuws meer. Ook verdwijnen een aantal vergoedingen uit de zorgverzekering die daar eerder (tot eind 2018) wel in opgenomen waren.
Dat betekent eigenlijk dat de kosten van zorgverzekeringen extra stijgen, alleen zien niet alle ‘klanten’ van de zorgverzekeraars dat direct.
Kaalslag
Wat opmerkelijk is, is het ‘schrappen’ van de vergoeding van zo ongeveer 80% van de niet-reguliere / alternatieve / complementaire zorg.
Waar eerder, via een aanvullend pakket of anderszins, het overgrote deel van de complementaire zorg (waar het gekwalificeerde therapeuten betreft) geheel of gedeeltelijk werd vergoed, hebben de zorgverzekeraars (met name de CZ-groep en Achmea groep, maar ook VGZ en daarbij aangesloten zorgverzekeraars) opeens besloten het overgrote deel van de complementaire zorg niet meer te vergoeden. Omdat, in zorgverzekerings-land, doorgaans de ‘kleinere’ zorgverzekeraars vroeg of laat de ‘grote’ zorgverzekeraars volgen, kan dit catastrofale gevolgen hebben en gebruikers van complementaire zorg deze keuze geheel ontnemen (althans: waar het vergoeding betreft).
Natuurlijk blijven al die vormen van complementaire zorg gewoon beschikbaar maar voor gebruikers die, om diverse redenen, aangewezen zijn op een (gedeeltelijke) vergoeding, zijn die straks niet meer bereikbaar.
Na alle eisen die over therapeuten zijn uitgestort de laatste jaren, waarvan er veel vanuit de zorgverzekeraars opgelegd werden, waaraan therapeuten via talloze opleidingen hebben voldaan, wordt nu, na de belofte dat deze gekwalificeerde therapeuten vergoed zouden worden, de beslissing teruggedraaid en worden, na enorme investeringen in studie / tijd / geld de therapeuten alweer buiten spel gezet.
Communicatie
Vreemd in dit geheel is de communicatie rond deze ingrijpende wijziging, of eigenlijk: het ontbreken van communicatie over deze actie die, voor veel gebruikers, de laatste strohalm met betrekking tot hun problematiek, onbereikbaar maakt.
Gebruikers die een declaratie met betrekking tot de geschrapte behandelwijzen inleverden, ontvingen van de zorgverzekeraars (pro-actief, wat eigenlijk niet toegestaan is) bericht dat deze behandelwijze per 1 januari 2019 niet meer vergoed zal worden. Voorafgaand bericht aan beroepskoepels, beroepsverenigingen en therapeuten ter informatie, had op dat moment nog niet plaats gevonden en veel therapeuten zagen zich opeens in een positie geplaatst waarin zij antwoord moesten geven op vragen van cliënten terwijl zij nog nergens vanaf wisten.
Vektis en zorgverzekeraars
Via Vektis (de organisatie die de zogenaamde AGB-codes voor vergoeding afgeeft) zien we dat orthomoleculaire geneeskunde, fytotherapie, grote delen van de natuurgeneeskunde, mesologie, bowentherapie, kruidengeneeskunde, tuina, energetische en paranormale therapie, het overgrote deel van de psychosociale therapieën, manuele therapieën, neuromusculaire (triggerpoint)therapie en vele anderen niet meer vergoed worden. Slechts een klein deel van de klassieke homeopathie en acupunctuur en een deel van de antroposofische therapieën wordt nog vergoed. In hoeverre daar de, aanvullende, voorwaarde aan verbonden wordt dat deze moeten worden uitgevoerd door een (regulier) arts is nog geheel onduidelijk.
Inmiddels hebben de meeste Nederlanders (de zorgverzekering is immers verplicht en dus zou iedereen die voorwaarden inmiddels moeten hebben ontvangen) de nieuwe voorwaarden van ‘hun’ zorgverzekering ontvangen. Het wegvallen van de vergoedingen (en de hogere prijs en de uit het pakket verwijderde andere vergoedingen) zou inmiddels iedereen helder moeten zijn. Het overgrote deel van de zorgverzekeraars heeft de vergoeding van het overgrote deel van de complementaire zorg geschrapt en daarmee het aanvullend pakket “alternatief” teruggebracht tot een lege huls. Slechts een heel beperkt aantal gebruikers van complementaire zorg kan nog enige vergoeding krijgen uit het pakket ‘alternatief’.
Uiteraard heeft dat tot resultaat dat veel Nederlanders op zoek zijn gegaan naar een zorgverzekeraar die nog wel complementaire zorg vergoed maar daarbij blijkt al snel dat dit niet zo eenvoudig is: het overgrote deel van de verzekeraars volgt de ‘grote’ verzekeringen en bij het overgrote deel van de kleinere verzekeraars is nog onduidelijk welke complementaire zorg zij nog wel zullen gaan vergoeden. Helaas kunnen en mogen we hier geen reclame maken maar er zijn nog een paar verzekeraars die complementaire zorg vergoeden alhoewel onduidelijk is hoelang ze die nog gaan vergoeden en bovendien bij de meeste van die kleinere zorgverzekeraars de vergoedingen aanzienlijk zijn verlaagd.
Einde nieuwe ontwikkelingen?
Sinds geruime tijd was, notabene via de reguliere zorg (huisartsen) en de beroepsvereniging van (alternatieve/complementaire) huisartsen, AVIG, een initiatief gestart in samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid EN de zorgverzekeraars om, in het kader van het terugdringen van de kosten van zorg, meer en extra in te zetten op preventie. Hiervoor werd, onder anderen, een ontwikkeling gestart richting ‘Levensstijl’-interventies (vanuit het buitenland: Lifestyle). In dit project was het van belang dat huisartsen en therapeuten in samenwerking (met als regisseur/opdrachtgever de huisarts) een groot aantal interventies konden aanbieden die ofwel tot kostenbesparing leiden (minder bezoek aan de arts en meer aan de – goedkopere – therapeut) en bij een groot aantal problemen (denk aan obesitas, stress, diabetes, enzovoort) zelfs bewezen effectief zijn.
De kosten van deze interventies zouden, bij aangetoond resultaat, vergoed worden uit de BASISzorgverzekering.
De eerste centra voor deze samenwerkingen waren inmiddels opgezet en leverden al zeer positieve resultaten op.
Voor artsen werd zelfs, via AIM, een bij- & nascholing opgezet die leid tot het predicaat ‘Levensstijl-arts’ waarbij deze extra opgeleide arts juist over een aantal complementaire interventies moest gaan beschikken i.c. zoveel inzicht moest krijgen dat hij als regisseur de effectiviteit van complementaire zorg door therapeuten kon beoordelen.
Probleem is nu, dat het overgrote deel van de aangeboden interventies hun oorsprong vinden in de behandelwijzen die inmiddels dus per 1 januari 2019 niet meer vergoed worden!
Hoe de zorgverzekeraars hiermee om zullen gaan, is helemaal nog niet bekend.
Laatste woord nog niet gezegd
Hoewel de nieuwe voorwaarden inmiddels zijn verspreidt, is het laatste woord nog niet gezegd over deze onbegrijpelijke actie van de zorgverzekeraars.
Er valt, vanuit de beroepskoepels, de beroepsverenigingen, de therapeuten en de opleiders, nog heel veel reactie te verwachten.
Het is echter van ultiem belang, dat ook de gebruikers hun stem laten horen om het wegvallen van hun vrije keuze van behandelwijze (daar waar het vergoeding betreft) een halt toe te roepen en zorgverzekeraars te ‘dwingen’ deze vergoedingen weer in te voeren.
Vervolg
Op zo kort mogelijke termijn zullen wij, Onderwijsinstituut Prevenzis, een overzicht samenstellen dat laat zien wat het wegvallen van de vergoedingen voor complementaire zorg voor ingrijpende gevolgen zal hebben voor het zorg-aanbod in Nederland.
Bezoek regelmatig onze website om geïnformeerd te blijven.
Nico Smits
Complementair-Arts : BIG of niet-BIG
De complementair-arts: to register or not to register, that’s the question
Auteur: Nico Smits; © april 2018
De gezondheidszorg, in de meest brede zin van deze term, is, gelukkig en terecht, constant in beweging en ontwikkeling. Binnen de reguliere gezondheidszorg zien we steeds meer specialisaties ontstaan zoals we ook binnen de niet-reguliere gezondheidszorg (therapeuten) steeds meer mooie titels zien verschijnen.
Hoewel daarmee het inzicht in de gezondheidszorg steeds meer vertroebelt, is het wel een vrij normaal gebeuren: iedereen wil nu eenmaal gezien worden met wat hij/zij specifiek doet.
Helaas ontstaan hierdoor soms ook ‘beroepen’ die de wenkbrauwen fronsend omhoog doen trekken en waarover (maatschappelijk gezien) enige onrust ontstaat.
Het beroep van artsen die tevens, of zelfs voornamelijk, gebruik maken van niet-reguliere behandelmethoden naast of boven de reguliere behandelmethode die hen op de universiteit is aangeleerd, is de laatste tijd nogal in opspraak en dan specifiek ten aanzien van het wel of niet mogen behouden van een BIG-registratie.
In deze blog ga ik daar wat dieper op in en kijk ik of al die commotie terecht is en in hoeverre, uit de mij ter beschikking staande informatie, de claim van die artsen terecht is (of niet).
Regulier, niet-regulier, alternatief, additief, complementair, integraal, integratief
In deze blog, en allerlei informatie over dit onderwerp, worden veelal termen gebruikt die niet voor iedereen helder zijn. Om te voorkomen dat de lezer ‘de weg kwijt raakt’ geeft ik hieronder een ‘definitie’ van die begrippen zoals die in deze blog worden gebruikt.
Het zou overigens prettig zijn, als binnen de gezondheidszorg iedereen het eens zou kunnen worden over de definities (welke dat dan ook mogen zijn) zodat allerlei spraakverwarringen door verschillende definities nu eens uit de weg worden geruimd.
Regulier en niet-regulier
‘Regulier’ zijn die behandelwijzen (waar het artsen betreft) die onderwezen worden aan een universiteit in het kader van een (wetenschappelijke) opleiding ‘Medicijnen’ (vroeger: ‘Geneeskunde’). Voor andere beroepen, beschreven in de wet BIG, geldt dat deze binnen reguliere (bekostigde) Hbo-onderwijsinstellingen (Hogescholen) worden onderwezen en dienen op te leiden tot beroepsbeoefenaars volgens een specifiek beroepsprofiel.
Ergo geldt voor ‘niet-regulier’, dat dit dus behandelwijzen zijn die niet aan een universiteit worden onderwezen (alhoewel bijvoorbeeld in China de opleiding acupunctuur en TCM aan Chinese universiteiten wordt onderwezen zoals ook de opleiding Ayurveda aan Indiase universiteiten wordt onderwezen maar die worden, door de westerse wereld, niet op gelijk niveau gesteld met de westerse universiteiten) i.c. niet aan reguliere (bekostigde) hogescholen worden onderwezen (waar het de overige ‘niet-reguliere’ beroepen binnen de zorg betreft).
We mogen wel stellen, dat deze indeling behoorlijk zwart/wit is en, in vergelijking met andere beroepsgroepen, nogal afwijkend is (diverse economische opleidingen worden door reguliere universiteiten of hogescholen verzorgd maar daarnaast worden veel algemeen geaccepteerde opleidingen ook aan private onderwijsinstellingen op hbo-niveau onderwezen). Als gevolg daarvan zijn weer ‘aangewezen opleidingen’ ontstaan: opleidingen aan private onderwijsinstellingen die lessen verzorgen op hbo-niveau (en zich ook hogeschool mogen noemen of zelfs vaak een private tak van een hogeschool zijn) maar niet bekostigd zijn en wel geaccepteerd. Die opleidingen kunnen ook een CROHO-nummer aanvragen en krijgen (waarmee ze officieel geaccepteerd zijn) maar de studenten ontvangen vaak wel en soms geen studiefinanciering en de instelling geen bekostiging maar ze kunnen weer wel een NVAO-accreditatie aanvragen (NVAO is het ‘accreditatiebureau’ voor reguliere hoger beroepsopleidingen), iets wat voor niet-reguliere opleiders niet mogelijk is.
Hiermee wordt een vleugje grijs toegelaten in onderwijsland.
Niet-reguliere opleiders kunnen wel een CPION-accreditatie aanvragen (CPION is een meer privaat accreditatiebureau). Vreemd genoeg vragen veel private onderdelen van hogescholen (reguliere bekostigde hbo-opleiders) en veel universiteiten een CPION-accreditatie aan. Nog vreemder is het echter, dat die hogescholen en universiteiten daarmee wel ‘aangewezen opleider’ kunnen worden, terwijl niet-reguliere opleiders (die volgens dezelfde criteria beoordeeld worden) daarmee geen ‘aangewezen opleider’ kunnen worden.
Alternatief
De term ‘alternatief’ stamt nog uit de tijd van de ‘niet-erkende erkenning’ van de niet-reguliere behandelwijzen. Waar mogelijk (en feitelijk) bepaalde ‘alternatieve behandelwijzen’ bepaalde ‘reguliere behandelwijzen’ zouden kunnen vervangen, ontstond al snel de vreemde gedachte dat de ‘alternatieve geneeswijzen’ een ALTERNATIEF (dus in haar geheel vervangend) zou kunnen zijn voor de ‘reguliere geneeswijzen’. Ondanks de moeite die is besteed aan het verhelderen dat ‘alternatief’ geenszins ‘regulier’ kan en wil vervangen en dat beiden door hun specifieke benaderwijze een eigen domein binnen de gezondheidszorg hebben (met acute problemen ga je naar regulier en niet naar niet-regulier maar binnen de chronische omgeving is soms de aandacht die ‘alternatief’ kan geven aan een cliënt van meer belang dan de insteek die ‘regulier’ gebruikt) zijn deze gedachten blijven hangen en is de term ‘alternatief’ besmet geraakt en daardoor wordt ze weinig meer gebruikt.
De term ‘alternatief’ wordt hooguit nog gebruikt in situaties waarbinnen bepaalde partijen polariserend een negatieve klank aan de niet-reguliere geneeskunde willen koppelen.
Additief
Bij het in onbruik raken van de term ‘alternatief’ werd gezocht naar een betere term en deze werd gevonden in de term ‘additief’. Additief staat hierin voor ‘aanvullend aan regulier’.
Hierbij lijkt het, alsof ‘additief’ zich ondergeschikt maakt aan ‘regulier’ maar dat is niet het geval. Door geen strijd aan te gaan wordt ruimte gemaakt voor uitwisseling, overleg en wellicht zelfs samenwerking en gelijktijdig worden de oude vooroordelen (ontstaan door de term ‘alternatief’) enigszins verminderd.
Complementair
Aangezien, uiteindelijk en terecht, de term ‘additief’ de lading van de niet-reguliere gezondheidszorg niet dekt (additief zou immers, ook, kunnen slaan op het ‘op verwijzing’ werken van therapeuten vanuit artsen, wat niet daadwerkelijk de situatie is) en steeds meer onderzoek bevestigd dat niet-reguliere behandelwijzen niet alleen bewijsbaar werkzaam zijn maar ook een duidelijke plaats binnen de gezondheidszorg vervullen, werd een betere term gezocht.
Ook binnen de Europese Unie stond dit onderwerp ‘op de rol’ en al snel kwam de (ook door de EU geaccepteerde) term ‘complementair’ in gebruik.
‘Complementair’ wordt hierin gebruikt in de betekenis van ‘heelmakend/compleetmakend’ vanuit de gedachte dat alle vormen van gezondheidszorg gezamenlijk een ‘complete’ gezondheidszorg doen ontstaan en daarmee ‘complementaire gezondheidszorg’ de ‘reguliere gezondheidszorg’ complementeert ofwel tot een geheel, alle vormen van zorg omvattend, maakt.
De EU ging nog een stap verder en bedacht zelfs een onderverdeling (in sub-domeinen) voor de ‘complementaire geneeskunde’ waarbinnen natuurgeneeskunde, homeopathie, oosterse geneeswijzen, energetische geneeswijzen, lichaamgerichte behandelwijzen en antroposofische geneeswijzen naast psychosociale behandelwijzen een min of meer heldere beschrijving kregen.
Integraal en integratief
Tot kort geleden, werden de artsen uit deze categorie aangeduid als zijnde ‘Complementair-Arts’ maar de laatste tijd komt de term ‘Integraal-Arts’ (met de daarbij behorende ‘Integrale Geneeskunde’) steeds meer in zwang.
Nu staat de term ‘integraal’ voor: ‘allesomvattend, er ontbreekt niets’. Dat zou betekenen dat de beoefenaars van ‘integrale geneeskunde’ dus ALLE vormen van geneeskunde, zowel regulier als niet-regulier, zouden moeten beheersen en toepassen. Ik wil daarin best enige ruimte geven; als een arts een stuk of 3 of 4 behandelwijzen beheerst naast de reguliere dan mag hij wat mij betreft aangeduid worden als ‘Integraal-Arts’. Maar, ik ben ervan overtuigd dat er geen artsen te vinden zijn die ALLE behandelwijzen beheersen en dus lijkt mij die term, als titel, wat hoog gegrepen en niet correct.
Anders is het gesteld met de term ‘integratieve geneeskunde’ want dat zou, met enige armslag, kunnen betekenen dat de betreffende arts een of meer andere behandelwijzen in zijn normaal toegepaste behandelwijze (de reguliere geneeskunde) heeft geïntegreerd. Met die term kan ik wel ‘uit de voeten’ maar helaas zijn er geen artsen die zich ‘Integratief-Arts’ noemen en dus zal ik die term verder ook niet gebruiken.
In verschillende berichtgevingen wordt ook aangegeven dat artsen steeds meer ‘kennis’ krijgen/bezitten van niet-reguliere behandelwijzen. Hierover worden steeds meer cursussen en zelfs opleidingen aangeboden aan artsen. Dat is natuurlijk bijzonder positief maar zegt gelijktijdig heel weinig.
Volgens Bloom (een indeling waarbinnen competenties op NIVEAU van beheersing worden ingedeeld) kan (in deze situatie) een arts wel KENNIS bezitten (Bloomniveau 1: ‘weten dat het bestaat’) of zelfs KUNNEN UITLEGGEN (Bloomniveau 2: ‘globaal kunnen uitleggen aan anderen’) maar dat blijft beperkt tot FEITEN en is daarmee een volslagen ander niveau dan het daadwerkelijk kunnen TOEPASSEN (Bloomniveau 3 en hoger) i.c. het bezitten van de daadwerkelijke praktische vaardigheden/competenties.
Om die hogere niveaus te kunnen bereiken, zal de betreffende arts daadwerkelijk een (complete) opleiding homeopathie, natuurgeneeskunde, acupunctuur of wat dan ook, moeten volgen (CA’s hebben doorgaans een verkorte opleiding gevolgd).
Huidige situatie
Reguliere beroepsbeoefenaars
Binnen Nederland kennen we al heel lang het zogenaamde BIG-register: het register waarin artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten en andere beroepsbeoefenaars binnen de reguliere gezondheidszorg zijn opgenomen.
Zolang de beroepsbeoefenaar voldoet aan de criteria van het register, kan deze elke paar jaar herregistratie aanvragen (en ook krijgen).
Therapeuten
Voor de therapeuten zijn diverse registers ontwikkeld, veelal uitgaande van specifieke organisaties en daardoor niet bepaald onafhankelijk. Het register dat uitgaat van het NIBIG (Nederlands Instituut voor Bevordering van de Integrale Gezondheidszorg) en ondergebracht is in de volkomen onafhankelijke “Stichting NIBIG Gelaagd Register” (met een eigen onafhankelijk bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende opgenomen sectoren), is op dit moment de enige die daadwerkelijk onafhankelijk is en daarmee zal het hoogst waarschijnlijk het definitieve register voor therapeuten gaan worden.
Ontwikkeling
In de loop der jaren is er nogal wat gewijzigd in de gezondheidszorg en steeds meer artsen zien de voordelen van de complementaire behandelwijzen en laten zich bij-/omscholen zodat zij deze kunnen inzetten. Verschillende combinaties zijn zo ontstaan: arts-homeopaat, arts-acupuncturist, arts-natuurgeneeskundige, enzovoort.
Hiermee is een soort ‘mengvorm’ ontstaan die zich enerzijds baseert op de ‘reguliere’ en anderzijds op de ‘niet-reguliere’ benaderwijze.
Het is juist die ‘mengvorm’ die momenteel voor de nodige problemen zorgt (niet negatief bedoeld) aangezien de regelingen voor ‘artsen’ en ‘therapeuten’ (als in: niet-reguliere behandelaars) redelijk helder zijn geworden.
Om te voorkomen dat in deze blog telkens alle combinatie-namen vermeld moeten worden, zal ik verder gebruik maken van de term ‘Complementair-Arts’, afgekort tot “CA”.
Persoonlijk
Heel persoonlijk (maar dat staat los van de verdere bespreking) heb ik altijd het gevoel dat die CA’s gewoon niet kunnen, of willen, kiezen: OF arts OF therapeut zijn. Nu blijven ze (alweer: voor mijn gevoel) ‘eten van twee walletjes”; zowel de voordelen van de status (en financiële voordelen) van het arts-zijn en gelijktijdig de mogelijkheid om holistisch en minder farmacologisch/invasief te behandelen.
Voor mij (alweer heel persoonlijk) blijft de titel ‘Complementair-Arts’ (CA) een ‘contradictio in terminis’: een arts opgeleid in de behandeling van symptomen via vooral farmacologische weg of middels chirurgie binnen de ‘scheiding van lichaam en geest’, aangeleerd via een universitaire studie van een geneeswijze (de ’reguliere’, die pas enkele honderden jaren bestaat) gecombineerd met een geneeswijze die zoekt naar de oorzaak en behandeling daarvan middels (natuurlijke) systemen die de mens juist als eenheid zien (die soms al duizenden jaren bestaan maar geen plaats hebben gevonden in de universiteit).
Onderlinge (begrips-)afstand
Telkens weer blijkt, hoe moeilijk de paradigmata van deze twee benaderwijzen verenigbaar zijn. Ze gaan immers van geheel andere (achtergrond) principes uit, ondanks dat beiden werken binnen hetzelfde ‘terrein’ (de mens en zijn gezondheid). De filosofie achter de twee benaderwijzen is vaak zo verschillend (denk bijvoorbeeld aan de filosofie achter de reguliere geneeskunde en de filosofie achter de oosterse geneeswijzen) dat het bijna onmogelijk is om de een (bv de oosterse) filosofie uit te leggen in termen van de ander (bv de reguliere filosofie) zodat zinvolle informatie overdracht mogelijk is en bijvoorbeeld de arts begrijpt wat de TCM-therapeut (TCM: Traditional Chinese Medicine) bedoeld. Als dan, bijvoorbeeld, een arts studeert voor acupuncturist, mag je verwachten dat op diverse gebieden problemen/botsingen ontstaan als de originele Chinese filosofie wordt gebruikt OF er wordt gebruik gemaakt van een versimpelde en meer bij de westerse wereld aansluitende filosofie die echter (vanuit bv TCM bekeken) onvoldoende aansluit bij waar de benaderwijze nu eigenlijk om draait.
Nu leert elke therapeut tegenwoordig Medische BasisKennis (MBK) waardoor de therapeut niet alleen kan praten met de arts maar ook (basis) begrip heeft van de westerse reguliere geneeskunde en weet waar zijn beperkingen liggen maar het mag helder zijn dat in veel gevallen die kennis vooral gebruikt wordt in het (beperkt) voorkomend contact tussen therapeut en arts en onvoldoende het onderling begrip bevorderd (wat nog verder beperkt wordt doordat de arts in de meeste gevallen geen enkele kennis van de niet-reguliere behandelwijzen opdoet tijdens zijn opleiding, of daarna).
Kern van de discussie
De kern van de discussie gaat over de vraag of een CA überhaupt nog wel een BIG-registratie kan hebben en zo ja: onder welke voorwaarden.
Momenteel gaat het in de richting van 2000 uur, over een periode van 5 jaar, ‘regulier werk’, verantwoord en getoetst door de her-registratiecommissie van het BIG-register. Onder die voorwaarde zou de BIG-registratie in stand kunnen blijven.
Waar de cijfers vandaan komen, is onduidelijk maar in wezen komt het er op neer dat een arts dus op jaarbasis 400 uur ‘regulier’ werk (werk als regulier-arts) moet kunnen verantwoorden. Als een arts gedurende 40 weken (zoals elk normaal mens) 36 uur per week werkt (zoals elk normaal mens) dan zou hij per jaar 1440 uur werken. Ergo moet 27,8% van de werktijd van een arts besteed worden aan regulier medisch werken. Aangezien een groot deel van het complementair therapeutisch werken (in dit geval als CA) weggeschreven kan worden als ‘regulier’, moet dat eenvoudig haalbaar zijn, ook al bekruipt mij daarbij het gevoel dat dit enigszins frauduleus is.
Daarbij: als ‘slechts’ iets meer dan een kwart van de beroepsbeoefening plaats vind binnen het reguliere werk en bijna driekwart plaats vind binnen het complementaire werk, hoe valt dan te verantwoorden dat deze CA nog voldoet aan de criteria van een arts?
Opmerkelijk
Vreemd is, dat het criterium ‘per 5 jaar’ is toegevoegd. Dat maakt immers, dat een CA gedurende 1 jaar en 15 weken regulier kan gaan werken en dan de overige tijd (3 jaar en 25 weken) puur complementair kan gaan werken.
Het lijkt ernstig de vraag, als op deze wijze zoveel ruimte wordt gelaten in de urenverantwoording, of deze CA dan nog wel voldoende zijn beroep op peil houdt en daarmee niet automatisch de BIG-registratie moet verliezen. Artsen staan er om bekend dat ze toch al enorme moeite hebben om hun bij-/nascholingen te behalen en daarnaast ook nog hun beroep, in de zin van te lezen studies/onderzoeken/ontwikkelingen, te realiseren.
Alles staat en valt dus bij de nauwkeurigheid waarmee de her-registratiecommissie haar werkzaamheden uitvoert en de mogelijkheden van diezelfde commissie om dit soort excessen tegen te gaan.
Voor elke arts
Het zou, bovendien, de vraag moeten zijn of die eis van 2000 uur per 5 jaar niet voor elke arts zou moeten gelden. Juist van een arts (ook van een therapeut, maar dat terzijde) mag je verwachten dat hij zijn beroep voldoende ‘bijhoud’ om zijn werk goed te kunnen uitvoeren. Te weinig uren zuivere beroepsuitoefening staat equivalent met ‘niet voldoende bijhouden’ en zou wellicht per definitie moeten leiden tot het intrekken van de BIG-registratie (en bij therapeuten het afnemen van de status ‘therapeut’).
Daarnaast zou een scherpere controle op bij-nascholingen (geen verhulde snoepreisjes of luisterend in de zaal maar daadwerkelijke leermomenten) toegepast moeten worden.
Onderwijskundig
Onderwijskundig geldt de (incomplete) regel dat ‘een competentie slechts eenmaal kan worden aangeleerd’. Met andere woorden: je kunt eenzelfde competentie niet twee maal aanleren (lijkt mij logisch); eenmaal geleerd is voor altijd geleerd.
Waarom heb ik daar het woordje ‘incomplete’ geplaatst? Om de simpele reden dat de regel helaas altijd incompleet (en dus uit verband getrokken) wordt weergegeven/gebruikt. Het is natuurlijk correct dat je een competentie maar eenmaal kunt aanleren maar DAARNAAST moet, om die vaardigheid te behouden, die competentie wel gebruikt, geoefend, getraind worden. Met andere woorden: ook al is een competentie aangeleerd, als deze niet wordt gebruikt zal deze ‘wegzakken’ en de daadwerkelijke vaardigheid verdwijnen of in ieder geval afnemen. En dat is juist wat je in elk praktisch beroep, en dus ook bij een arts, niet wilt.
Ooit heb ik in mijn opleidingen geleerd om draai-/frees- en kotterbanken te gebruiken/bedienen. Ik heb die competentie/vaardigheid echter nooit gebruikt en waarschijnlijk ben ik een gevaar voor mezelf, mijn omgeving en de betreffende apparatuur als ik nu achter een dergelijke machine gezet word.
Daar staat tegen over dat ik ook andere vaardigheden/competenties heb aangeleerd die ik (althans sommige ervan, in meerdere of mindere mate) dagelijks gebruik. Daarbij voel ik me als ‘een vis in het water’ en is de inzet van die competenties/vaardigheden aanzienlijk betrouwbaarder.
Stel je voor: een kind met een schizis moet dringend geopereerd worden. Kiest u dan voor een reconstructief/plastisch chirurg die dagelijks operaties op dit gebied verricht of kiest u voor een arts die ooit wel in zijn specialisatie enig reconstructief werk heeft verricht maar inmiddels al jarenlang werkzaam is als hartchirurg? Ongetwijfeld kan de laatste wel iets betekenen voor dit kind maar hoogstwaarschijnlijk zal het resultaat aanzienlijk beter uitvallen als een terzake geoefend chirurg deze taak vervult.
Discussiegrond
Waarom deze discussie?
Bij herregistratie (voor het BIG-register) ontstond discussie over het wel of niet als ‘artsen-werk’ te kwalificeren werk van verschillende CA’s
quote
art.3.2.3: “Het verlenen van zorg die niet tot de reguliere gezondheidszorg wordt gerekend mag niet als relevante werkervaring voor herregistratie in het big-register worden geteld. Hiertoe behoren homeopathie en acupunctuur … “
einde quote
Hier heeft natuurlijk de (enigszins achterhaalde en naïeve) gedachte dat het beroep ‘arts’ wordt aangeleerd tijdens een studie ‘Medicijnen’ op een universiteit, een studie gebaseerd op wetenschappelijke onderbouwing, veel invloed.
Door de “echte” artsen, die uitsluitend de reguliere geneeskunde beoefenen, wordt neergekeken op de zogenaamd ‘niet-wetenschappelijk i.c. niet-onderbouwde’ complementaire gezondheidszorg. Dat hoogstwaarschijnlijk (volgens schattingen van o.a. The Lancet) amper 30% van de reguliere geneeskunde daadwerkelijk wetenschappelijk is onderbouwd, wordt daarin maar even vergeten. Dat daarnaast duizenden goede (volgens de ‘gouden standaard’) onderzoeken aantonen dat enorm veel behandelingen binnen de niet-reguliere geneeskunde wel degelijk effectief zijn (ook al zijn die onderzoeken in Amerika uitgevoerd of niet allemaal in het Engels, soms in het Chinees of Russisch, geschreven) en er daardoor (in vergelijking met de reguliere geneeskunde) mogelijk een hoger percentage van de niet-reguliere geneeskunde wetenschappelijk is onderbouwd, wordt ook maar even vergeten.
Vreemd genoeg is dat niet eens de insteek die CA’s gebruiken tijdens deze discussie.
De CA’s baseren zich op een uitspraak van de rechtbank (in hoger beroep), waarin deze aan heeft gegeven
quote
“Acupunctuurbehandelingen (lees: ook homeopathie en natuurgeneeskunde) zijn diensten die de diagnose, de behandeling en, voor zoveel mogelijk, de genezing van ziekten of gezondheidsproblemen als ook de bescherming, het behoud of het herstel van de gezondheid van de mens tot doel hebben. Mitsdien zijn acupunctuurbehandelingen (enzovoort) uitgevoerd door artsen het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst in de zin van de Wet big.”
einde quote
Dat lijkt behoorlijk helder maar … de uitspraak van de rechtbank wordt wel enigszins uit haar verband getrokken aangezien het hier ging om het wel of niet toekennen van btw-vrijstelling voor niet-reguliere behandelingen (door artsen)!
Het is bijzonder twijfelachtig dat de rechtbank de bedoeling heeft gehad om hiermee alle niet-reguliere behandelingen te legaliseren en als artsen-werk te bestempelen verder dan de beoordeling of deze behandelingen, als zijnde gezondheidszorg-gerichte werkzaamheden, vrij te stellen zijn van btw-heffing.
Niettemin moet ik het met de CA’s, die de uitsluitende regelgeving voor herregistratie aanvechten, eens zijn dat de rechtbank hierin een onduidelijk en verwarrend standpunt heeft ingenomen waarbij de beperking met betrekking tot de btw-vrijstelling onvoldoende helder is en daarmee een zekere legalisatie is ontstaan (althans: waar het rechtspraak betreft).
Overwegingen
In het komen tot een conclusie is het zinvol te kijken naar welke overwegingen in deze afweging een rol spelen.
Ik noem er een paar, voor zover mogelijk afzonderlijk beschreven ook al realiseer ik me dat de meesten een zekere mate van verwevenheid bevatten.
Beroep: beroepsprofiel
Voor elk beroep geldt, dat omschreven moet zijn aan welke criteria dat beroep, en daarmee de beroepsbeoefenaar, moet voldoen; het zogenaamde beroepsprofiel. Die criteria zijn beschreven in termen van vaardigheden/competenties en de mate waarin die beheerst moeten worden, de Bloomniveaus.
Opleidingsprofiel
Van het beroepsprofiel wordt (door de opleiders) weer een opleidingsprofiel afgeleid zodat helder is waaraan de opleiding moet voldoen maar (mede omdat dit een afgeleide is) omdat dit hooguit een omschrijving geeft van de vaardigheden waaraan de startende beroepsbeoefenaar moet voldoen, is dit meer een zaak voor de accreditatiebureaus die de opleidingen controleren.
Beroepsprofielen worden doorgaans in overleg met de maatschappij, en meer specifiek met beroepsverenigingen, opgesteld.
Beroepsprofielen gelden uiteraard algemeen voor het betreffende beroep maar, bij specialisaties binnen dat beroep, kunnen die weer aangevuld worden met criteria voor die specialisaties.
Zo kennen we een beroepsprofiel voor artsen (in het algemeen) met allerlei aanvullingen voor de specifieke specialisaties. Ook waar het therapeuten betreft zien we steeds meer beroepsprofielen ontstaan, alhoewel daar nog steeds geen algemeen beroepsprofiel voor ‘de therapeut’ bestaat waarop verdere differentiatie mogelijk is via aanvullingen per specialisatie (= domein, zoals voor natuurgeneeskundig therapeut, homeopaat, oosters therapeut, energetisch therapeut, lichaamgericht therapeut, antroposofisch therapeut en psychosociaal therapeut met daaronder weer sub-domeinen voor de verschillende onderdelen die vallen onder dat domein, zoals acupuncturist, klassiek homeopaat, masseur, enz.). Het samenstellen van een algemeen geldend beroepsprofiel voor therapeuten is echter momenteel een enorm punt van aandacht en zal ongetwijfeld niet lang meer op zich laten wachten.
Voor het beroep ‘Complementair-Arts’ bestaat, voor zover mij bekend, geen eigen beroepsprofiel. Aangezien de CA zich echter profileert als een specifiek beroepsbeoefenaar van een specifiek (combinatie) beroep, zou deze dus eigenlijk moeten voldoen aan zowel het artsen-beroepsprofiel alsook het beroepsprofiel dat past bij de complementaire behandelwijze die hij toepast (en die competenties ook allemaal geldend houden).
Aangezien de CA echter niet alle competenties van het beroepsprofiel ‘arts’ daadwerkelijk uitoefent (en geldig houd) en vreemd genoeg de opleiding binnen het complementaire deel aanzienlijk korter is dan voor een normale therapeut (wat deels verantwoordbaar is vanuit de vooropleiding maar zeker daar niet geheel door gedekt word) en hij daardoor ook niet volledig voldoet aan het beroepsprofiel van de therapeut (voor zover hij dat al zou willen aangezien dat profiel voor artsen doorgaans wat laatdunkend wordt bezien), komt dit niet overeen met de huidige werkelijkheid.
Daar waar geen beroepsprofiel bestaat, kan eigenlijk gesteld worden dat het beroep niet bestaat: het beroep (i.c. de beroepsbeoefenaar) is immers niet gespecificeerd.
Ergo: het BEROEP ‘Complementair-Arts’ bestaat op dit moment helemaal niet en kan dus ook niet beoordeeld worden. Dat zou maken dat de CA ofwel een keuze moet maken ofwel heel snel een eigen beroepsprofiel moet ontstaan.
In het algemeen kan gesteld worden dat, als de betreffende beroepsbeoefenaar zich wil blijven profileren als CA, deze logischerwijs zijn BIG-registratie zal (moet) kwijtraken.
Specialisatie
In alle gevallen waarin beroepsbeoefenaars zich richten op een specifiek deel (of combinatie van delen van) een beroep(-sprofiel) kan gesproken worden van specialisatie.
Een ieder zal begrijpen dat een beroepsbeoefenaar die zich specifiek richt op een bepaald deel van een domein, daarin gespecialiseerd zal raken. Die specialisatie zal altijd ten koste van de algemene (in het beroepsprofiel vastgelegde) competenties gaan: die worden immers niet meer gebruikt en dus niet onderhouden.
We kennen daar enorm veel voorbeelden van.
Bijvoorbeeld in de ICT-wereld de computertechnicus (die computers bouwt uit onderdelen), de systeemprogrammeur (die het besturingssysteem van die computer schrijft), de kantoor-automatiseerder (die vooral de toepassingen voor de gebruikers installeert en onderhoud en wellicht de samenwerking tussen de gebruikte systemen en programma’s beheert), de programmeur (die nieuwe programma’s schrijft), de websitebouwer (die websites bouwt), de app-bouwer (die specifieke app’s bouwt), enzovoort. Uiteraard kunnen al die specialisten wel iets betekenen binnen aangrenzende beroepen maar uiteindelijk is de specialisatie zo ver doorgevoerd dat zonder intensieve bij-/na-/omscholing de beroepsbeoefenaar is beperkt tot het beroep waarvoor hij is opgeleid (en waar doorgaans inmiddels ook afzonderlijke beroepsprofielen of aanvullingen op een basis-beroepsprofiel, voor bestaan).
Meer gericht op de gezondheidszorg kennen we uiteraard de arts met alle specialisaties (huisarts, oogarts, KNO-arts, chirurg, enz.) die voor patiënten met specifieke problematiek uiteraard nog wel iets kunnen betekenen (al is dat soms uit de ver weggezakte basisopleiding) maar die daarin door hun specialisatie ernstig beperkt zijn. Eenzelfde verdeling zien we zelfs onder de verpleegkundigen.
Aangezien CA’s zich in meerdere of mindere mate specialiseren in een complementaire behandelwijze, kan gesteld worden dat deze CA logischerwijs zijn BIG-registratie zal (moet) kwijtraken.
Verwachtingspatroon gebruikers
Logischerwijs hebben gebruikers een verwachtingspatroon als zij de hulp van een beroepsbeoefenaar inschakelen.
Dat verwachtingspatroon hoeft (deels) niet overeen te stemmen met de ondersteuning zoals die daadwerkelijk geboden wordt, het is veel meer het beeld dat maatschappelijk of door de individuele gebruiker wordt gemaakt teneinde zich een beeld te maken van wat hij kan verwachten (en vandaaruit: welke beroepsbeoefenaar dan het beste aansluit bij zijn vraag en daarmee een keuzebepalend beeld).
Verwachtingspatroon arts
Het beeld dat een patiënt van een arts heeft, is redelijk helder: De patiënt verwacht kortweg dat de arts hem geneest en daarvoor allerlei onderzoeken kan (laten) uitvoeren of hem verwijst naar een specialist. Daarnaast weet de patiënt dat de arts doorgaans farmacologie zal gebruiken in de behandeling en in voorkomende situaties invasieve methoden. De patiënt stelt zich er vooraf op in, dat de arts zeer beperkt tijd voor hem heeft.
Verwachtingspatroon therapeut
Ook voor de therapeut is het beeld van de cliënt redelijk helder (even losstaand van de (on-)bekendheid met de toegepaste behandelmethode en de daarmee samenhangende behandeling): De cliënt verwacht ruimschoots tijd en aandacht voor zijn probleem, verwacht dat de therapeut hem helpt zijn problemen oplossen, wellicht enig (beperkt) lichamelijk onderzoek en behandeling met natuurlijke middelen of andere niet-chemische behandeling. De cliënt verwacht geen laboratoriumonderzoek (of indien dat nodig is, terug-verwijzing naar de huisarts) en verwacht ook geen doorverwijzing naar een specialist. Hij verwacht wel adviezen over wat voor hem de beste weg is om te volgen teneinde van zijn problemen af te komen.
Verwachtingspatroon CA
Het verwachtingspatroon bij de CA is al beduidend onduidelijker voor de patiënt/cliënt: De patiënt/cliënt verwacht impliciet alle voordelen van een arts EN alle voordelen van een therapeut. Ergo is het verwachtingspatroon samengesteld uit voldoende tijd en aandacht, de mogelijkheid om onderzoek uit te (laten) voeren en/of te verwijzen naar een specialist maar gelijktijdig behandeling via natuurlijke en/of niet-chemische middelen.
Kruising
Aangezien de CA een soort tussenvorm/combinatie is van arts en therapeut verwacht de patiënt/cliënt heel veel van deze CA. Logisch aangezien hij zich profileert als een beroepsbeoefenaar die beide kanten van de geneeskunde i.c. de gehele geneeskunde beheerst. De patiënt/cliënt verwacht dus een soort super-behandelaar die alle problematiek aankan.
Gelijktijdig is de CA een soort hybride kruising tussen een arts en een therapeut: als een arts vergeleken wordt met een Grapefruit en de therapeut wordt vergeleken met een Mandarijn, dan is de CA de kruisingsvorm Mineola.
Net als bij alle kruisingen, zal de CA kenmerken hebben van beide geneeswijzen waaruit hij voortkomt maar nimmer ALLE kenmerken van beide geneeswijzen in zich verenigen aangezien dat simpelweg niet mogelijk is.
Bij de start van zijn beroep als CA zal de CA hoogstwaarschijnlijk meer kenmerken als arts en minder als therapeuten vertonen terwijl, naar gelang zijn ervaring als CA toeneemt (lees: specialisatie), de CA meer kenmerken van de therapeut en minder die van een arts zal vertonen.
Het mag helder zijn, dat de patiënt/cliënt bij een CA zich vooral richt op het vertrouwenwekkende deel van de beroepstitel: ‘arts’. De patiënt/cliënt krijgt hiermee de indruk dat het allemaal betrouwbaar is (betrouwbaarder dan een therapeut aangezien de ‘gebruikers’ van de CA vooral gevonden worden onder hen die eigenlijk een natuurlijke/niet-chemische behandeling zoeken en (nog) niet voldoende vertrouwen hebben in therapeuten EN onder hen die op basis van de term ‘arts’ uitgaan van een hogere vergoeding en dus lagere eigen bijdrage).
Een deel van de gebruikers is zelfs van mening dat de CA voor BEIDE onderdelen van zijn beroep heeft gestudeerd op de universiteit.
Voor mij is helder, dat in de basis de beroepstitel van de CA verwarrend werkt binnen de gezondheidszorg en een beeld oproept dat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Daarnaast zal, door de specialisatie, het ‘artsen-deel’ steeds verder wegzakken ten gunste van het ‘therapeuten-deel’.
Dat alles kan niet anders dan leiden tot de conclusie dat de CA logischerwijs zijn BIG-registratie zal (moet) kwijtraken.
Zorgverzekeraars
Voor de zorgverzekeraars is het verschil, ongeacht btw-vrijstelling, volkomen duidelijk.
Vergoeding artsen
Artsen worden, op basis van hun BIG-registratie vergoed vanuit de basisverzekering. Bij enkele verzekeringen zijn specifieke onderdelen van de reguliere zorg ondergebracht in aanvullende verzekeringen/pakketten maar is nog steeds (ondanks soms beperking in aantal behandelingen) de vergoeding hoog op basis van BIG-registratie.
Vergoeding therapeuten
Therapeuten worden tegenwoordig, op basis van een beperkt aantal criteria, (deels) vergoed vanuit een aanvullende pakket. Bij meerdere zorgverzekeraars zijn voorwaarden gesteld aan de kosten, aantal behandelingen, enzovoort.
De vergoeding is aanzienlijk lager dan die aan artsen en de cliënt zal doorgaans een deel van de kosten zelf moeten dragen. Aangezien de therapeut echter veel goedkoper is (dan een arts) waar het zijn diensten betreft, zal de eigen bijdrage redelijk beperkt blijven.
Vergoeding CA
In de huidige situatie worden de werkzaamheden van de CA, voor zover het ‘regulier werk’ betreft, vergoed vanuit de basisverzekering. Voor zover het ‘niet-regulier werk’ betreft, wordt de CA vergoed vanuit de aanvullende verzekering.
Op zich hoeft dat geen probleem te zijn ware het niet dat daardoor de CA (als origineel arts zijnde) aanzienlijk minder inkomen verwerft dan zijn collega die als arts is geregistreerd en zijn werk doet. Dat maakt, dat de gehele discussie rond BIG-registratie (en daarmee vergoeding op artsen-niveau voor de CA) niet alleen een principiële basis heeft maar ook een duidelijke financiële basis/reden.
Ofwel de CA brengt zijn ‘normale’ vergoeding (op basis van zijn arts-zijn) in rekening bij de patiënt/cliënt waarna de patiënt/cliënt deze nota inlevert bij zijn zorgverzekering en een aanzienlijk deel als ‘eigen bijdrage’ zal moeten betalen.
Ofwel de patiënt/cliënt heeft in het geheel geen aanvullende verzekering en moet in wezen, voor het complementaire deel, de vergoeding voor een arts betalen terwijl hij de hulp van een therapeut ontvangt.
Zolang er geen duidelijke algemene regelgeving bestaat waardoor zowel de diensten van als de vergoedingen aan de CA volgens algemeen geldende afspraken worden geregeld, ontstaat er door de ongelijkheid en onduidelijkheid een situatie die niet in het voordeel is van de cliënt en een schijnbaar financiële basis heeft voor de CA. In dat kader kan ik niet anders dan concluderen dat de CA logischerwijs zijn BIG-registratie zal (moet) kwijtraken en therapeut worden OF moet kiezen voor een loopbaan als arts.
Keurmerk versus Register
Op veel terreinen binnen de zorg worden discussies gevoerd over de wijze waarop de therapeut (en dus ook de CA) dusdanig kan worden ‘beschreven’ dat helder is over welke kwalificaties/competenties hij beschikt. Door een juiste ‘beschrijving’ zou, op termijn, de samenwerking (en verwijzing) tussen deze beroepsgroepen aanzienlijk verbetert kunnen worden en eindelijk een samenhangende gezondheidszorg ontstaan die in het voordeel is van de gebruikers.
Overigens: de CA’s vinden dat zij, op basis van hun vooropleiding als arts en mogelijk de BIG-registratie al voldoende zijn ‘beschreven’. Het is echter juist de BIG-registratie waarover nu de discussie gaat.
In sommige kringen wordt in dit kader gesproken over een ‘keurmerk’ voor therapeuten. Hoewel dat mooi klinkt, zegt een keurmerk echter NIETS. In wezen is een diploma (of certificaat) of een accreditatie (in mindere mate maar daarover meer in mijn blogs over accreditatie) ook een keurmerk. Ook ISO, KEMA, Vereniging van Huisvrouwen, ANWB en andere instellingen geven een keurmerk af. In wezen zegt een dergelijk keurmerk niet veel meer dan dat ‘onder bepaalde omstandigheden’, ‘bepaalde werkzaamheden, acties of (geproduceerde) middelen/diensten’ voldoen aan ‘bepaalde eisen’ en daarmee geacht worden ‘betrouwbaar’ te zijn. Binnen het keurmerk is niets te vinden over de specifieke vaardigheden/competenties en DAT is nu juist wat de gebruiker nodig heeft om zijn keuze te maken.
Ergo: de enige wijze om inzichtelijk te maken of (individuele) beroepsbeoefenaars voldoen aan de aan hun beroep gestelde vaardigheden/competenties, het bijhouden van hun beroep, enzovoort, kan uitsluitend een register zijn.
BIG-register
Zoals al eerder aangegeven, worden artsen geregistreerd in het BIG-register. Binnen dat BIG-register wordt voldoende aangegeven of de betreffende arts voldoet aan zijn beroepsprofiel, zijn beroep voldoende bijhoudt middels de jaarlijkse verplichte bij-/nascholingen en of er ooit ‘maatregelen’ tegen hem zijn genomen op basis van het klacht- en tuchtrecht.
Uiteraard wordt daarnaast nog een massa aan min of meer relevante informatie geregistreerd, maar dat terzijde.
Overigens: Inmiddels is wel helder, dat het BIG-register niet meer volledig voldoet aan wat men er oorspronkelijk mee wilde bereiken. In dat kader heeft de minister al aangegeven, dat er een nieuw register moet worden ontwikkeld dat beter voldoet aan de eisen. Aangezien dat, voorlopig, nog niet gereed is, blijven we maar even over het ‘BIG-register’ spreken.
Therapeuten register
Door verschillende initiatiefnemers zijn inmiddels vormen van therapeuten registers ontwikkeld. Het definitieve register is echter nog steeds niet gekozen. Zoals al eerder aangegeven, maakt het door NIBIG ontwikkelde register op dit moment de meeste kans om HET therapeuten register te worden aangezien dit het enige register is dat daadwerkelijk onafhankelijk is. Alle overige registers zijn gekoppeld aan belanghebbende partijen en daarmee per definitie onbetrouwbaar en/of niet algemeen.
In het therapeuten register wordt in wezen hetzelfde geregistreerd als in het BIG-register, alleen gaat het dan over therapeuten.
Waar blijft de CA
Uiteraard, dat is ook de basis van de discussie, wil de CA geregistreerd blijven in het BIG-register. De motivaties daarvoor, naast de originele opleiding tot arts en de meer financiële argumenten, mogen helder zijn.
Echter; bij registratie in het BIG-register, moet de CA voldoen aan ALLE voorwaarden die daarvoor gesteld zijn en DAT is nu juist het probleem. Als enerzijds beoefenaar van twee (schijnbaar) tegenstrijdige/niet-verweefbare behandelwijzen en anderzijds een specialisatie richting de complementaire behandelwijzen, is een beroepsbeoefenaar ontstaan die niet meer kan voldoen aan het beroepsprofiel van een arts terwijl hij gelijktijdig geen eigen beroepsprofiel bezit dat binnen het BIG-register geaccepteerd/geregistreerd is.
Het zal dus niet mogelijk zijn de CA binnen het BIG-register te registreren TENZIJ (naast de reguliere beroepen die al zijn opgenomen in het BIG-register), het beroep van CA als specifiek beroep wordt opgenomen. Enerzijds is dat niet wat de CA’s willen (ze willen gewoon als arts geregistreerd worden, wat niet past) en anderzijds willen ze erkenning van de complementaire kant van hun beroepsuitoefening (wat niet past binnen het BIG-register).
Het voorgaande betekend dat, tenzij het beroeps CA wordt gespecificeerd in het BIG-register (wat zeer onwaarschijnlijk is), dat de CA’s daarmee zichzelf buiten spel hebben gezet en niet registreerbaar zijn in het BIG-register.
Opname in het therapeuten register zou natuurlijk ook een mogelijkheid zijn (en zelfs een zinvolle) ware het niet dat de CA’s dat nu juist niet willen: ze willen als arts geregistreerd blijven.
Daarbij: in veel therapeuten registers is een afzonderlijke (en vaak de hoogste) registratie opgenomen voor BIG-geregistreerden. Die werkwijze is niet alleen vreemd maar ook incorrect: immers, het gegeven dat een CA een universitaire opleiding tot arts heeft gevolgd, zegt niets over zijn kwaliteiten als therapeut. Daarbij moet de vraag gesteld worden of de CA, met een zeer verkorte opleiding als therapeut, überhaupt voldoet aan de eisen die aan een therapeut gesteld worden.
Nog vreemder is het, dat verpleegkundigen die een korte cursus tot ‘complementair verpleegkundige’ hebben gevolgd (we praten dan over cursussen van enkele dagen tot maximaal drie weken!) wel een mooi speldje hebben verworven maar qua opleiding tot therapeut niet voldoen aan de eisen. Niettemin worden ook deze, tot op heden, veelal in het therapeuten register geregistreerd als ‘BIG-geregistreerd’ en SCHIJNEN daarmee boven alle therapeuten te staan.
Het lijkt dus, voorlopig, het meest zinvol om CA’s (en alle andere BIG-geregistreerden) NIET te registreren in het BIG-register, tenzij daarvoor binnen het BIG-register een afzonderlijke sectie (en dus nieuwe beroepen) wordt opgenomen.
Eveneens lijkt het, voorlopig, het meest zinvol om CA’s (en alle andere BIG-geregistreerden) NIET te registreren in het therapeuten register, tenzij daarvoor binnen het therapeuten register een afzonderlijke sectie (en dus nieuwe beroepen) wordt opgenomen.
Door het opnemen van een afzonderlijke sectie kunnen de niveaus van die al die regulier opgeleide, maar deels complementair werkende, beroepsbeoefenaars weer geregistreerd worden als een vorm van meng-beroepen die aan specifieke daarvoor geldende eisen moeten voldoen.
Ergo: voor de CA’s (want daar gaat het hier over) zal een afzonderlijk register moeten worden ontwikkeld. Of dat register een plaats krijgt naast het ‘oude’ BIG-register of naast het therapeuten register is voorlopig niet van belang.
Toekomstig zorgregister
Met de erkenning dat het oude BIG-register niet meer voldoet, en het inzicht dat voor therapeuten een inzichtelijk register moet ontstaan conform de wijze waarop de reguliere beroepsbeoefenaars worden geregistreerd, is ook de mogelijkheid geschapen om die registers op termijn samen te voegen.
Het is zelfs de wens van alle partijen, om uiteindelijk tot een enkel register te komen.
Daarmee zal, op termijn, de hele discussie rond de CA’s verdwijnen. Of de CA’s nu (voorlopig) geregistreerd worden in een afzonderlijke sectie van het BIG-register of in een afzonderlijke sectie van het therapeuten register is niet van belang als (op zo kort mogelijke termijn) wordt toegewerkt naar een compleet register voor het gehele zorg-domein.
Aangezien echter status en inkomen (mede) achterliggende punten in de discussie vormen, is daarmee de discussie op korte termijn nog niet beëindigd.
Conclusie
Het voorgaande overziend, is het niet mogelijk om tot een andere conclusie te komen dan dat CA’s NIET geregistreerd kunnen worden in het BIG-register aangezien zij nooit helemaal kunnen voldoen aan de eisen die aan een regulier arts worden gesteld.
Gelijktijdig zijn de CA’s, bij gebrek aan een passend algemeen geaccepteerd beroepsprofiel, niet beoordeelbaar en daarmee niet plaatsbaar binnen welk register dan ook (dus ook niet in het therapeuten register, tenzij zij uitsluitend als therapeut beoordeeld worden en geen eigen registratieniveau toebedeeld krijgen).
Het huidige ‘aanbod’ om, onder voorwaarden, de CA te registreren binnen het BIG-register en zijn vergoeding deels uit het basispakket en deels uit de aanvullende pakketten te realiseren is momenteel waarschijnlijk het hoogst haalbare als de zorg in het algemeen zijn standaarden wil blijven handhaven.
Naar mijn idee zal de CA, die daadwerkelijk achter zijn keuze staat om een combinatie-beroep uit te oefenen, daarmee geen enkel probleem hebben.
Ten slotte
De discussie gaat, op dit moment, uitsluitend over de registratie van CA’s (wel of niet) binnen het BIG-register.
Zoals al enkele malen aangegeven, zijn er meer van origine reguliere beroepen (verpleegkundigen, fysiotherapeuten, enz) die naast hun BIG-geregistreerd beroep een combinatie maken met een complementaire behandelwijzen.
Het is, mijns inziens, niet mogelijk om uitsluitend te discussiëren over de plaats die de CA inneemt, als niet gelijktijdig wordt gekeken naar de plaats die al die overige combinatieberoepen innemen. Uiteraard kan de discussie rond de CA hierin de ‘testcase’ zijn maar uiteindelijk zal voor al deze beroepen een regeling moeten worden gevonden.
In het bovenstaande (wat inmiddels een behoorlijke omvang heeft gekregen maar dat is, gezien het onderwerp, niet te vermijden) heb ik geprobeerd zo neutraal mogelijk (voor zover dat kan), op basis van mijn kennis van het domein, tot een conclusie te komen. Aangezien ik niet betrokken ben (bij welke partij dan ook) zal mijn conclusie mogelijk zinvol zijn en hopelijk bijdragen aan de oplossing van de lopende discussie.
Mogelijk (en zelfs waarschijnlijk) zal mijn conclusie niet goed vallen bij een deel van de betrokkenen. Dat is niet te voorkomen aangezien uiteindelijk (als geen van de partijen ‘water bij de wijn wil doen’) elke conclusie voor een of meer partijen ‘nadelig’ kan/zal uitpakken.
CAM-domein: vooruitgang of teloorgang
Werkt het CAM-domein aan haar toekomst of haar ondergang?
Auteur: Nico Smits voor Centrum CAM; © maart 2018
Wat was ook al weer de grootste klacht van overheid en zorgverzekeraars, om maar te zwijgen van de maatschappij in het algemeen, over het CAM-domein? “Het hangt als los zand aan elkaar, fokt als konijnen (i.c. er komt steeds meer bij), er is geen enkel zicht op kwaliteit en veiligheid en er wordt te weinig onderzoek gedaan naar werkzaamheid, iedereen heeft ruzie met iedereen en niemand spreekt namens het gehele domein.”.
Gelukkig was bij de start van 2018, dankzij veel inspanningen, een zekere mate van ‘ongeorganiseerde organisatie’ ontstaan.
- Dankzij de zorgverzekeraars zijn alle serieuze therapeuten verplicht hun Medische en/of Psychosociale basiskennis te behalen en up-to-date te houden.
- Steeds meer beroepsverenigingen (er zijn er inmiddels een paar honderd) eisen een (door henzelf en/of door een accreditatiebureau geaccrediteerde) beroepsopleiding van minimaal 3 jaar, beroepsverzekeringen en klachtsysteem dienen afgedekt te zijn, jaarlijkse bij-/nascholingen moeten gevolgd worden en een deel van de beroepsverenigingen eisen zelfs een visitatie.
- Koepels van beroepsverenigingen (inmiddels zijn er een stuk of 10, waaronder RBCZ, KAB, KAP, enz) zien toe op de organisatie van de bij hen aangesloten beroepsverenigingen, bemiddelen voor beroepsverzekeringen en Wkkgz (vaak in opdracht van de beroepsverenigingen) en vertegenwoordigen de beroepsverenigingen en hun leden bij zorgverzekeraars en zo mogelijk overheid.
- Er bestaat zelfs inmiddels een soort ‘brancheorganisatie’ (het NIBIG) die enerzijds alle partijen probeert te verenigen en anderzijds de ontwikkelingen wellicht nog verder kan voeren.
Er mag wel gesteld worden dat, hoewel schoorvoetend en niet bepaald overkoepelend voor het hele domein (daarvoor zijn de organisaties nog te verdeeld) een stap in de goede richting is gemaakt die enig vertrouwen richting toekomst mag versterken.
Het idiote is dan ook (hoewel dat proces overal herkenbaar is: als het in de goede richting gaat, steekt altijd wel een idioot een stok tussen de spaken) dat opeens, vanuit het niets en volkomen ongevraagd (en mogelijk ongewenst) door het CAM-domein, weer een ‘nieuwe partij’ verschijnt die heel wel mogelijk alle vooruitgang teniet doet als we even niet oppassen. De website van deze ‘nieuwe partij’ is al online en leden kunnen zich al inschrijven (en betalen). Tijd dus, om even wat verder te kijken naar wat deze ‘nieuwe partij’ nu inhoud (voor zover deze ‘nieuwe partij’ ooit daadwerkelijk een partij zou worden).
Organisatorische/bedrijfskundige rechtspersoon
Een heel snel klein onderzoekje laat ons zien, dat deze ‘nieuwe partij’ de rechtspersoon ‘stichting’ heeft. Dat is altijd veilig voor de bestuurders omdat ze daarmee alle aansprakelijkheid willen ontlopen (behalve dan als ze ervan ‘beticht’ kunnen worden dat ze de stichting niet netjes hebben bestuurd: dan zijn ze gewoon weer persoonlijk aansprakelijk).
Verder blijkt, dat deze stichting het ‘bezit’ is van dezelfde persoon die ook eigenaar is van een opleidingsinstituut (ook een stichting) EN dat beide stichtingen een éénkoppig bestuur hebben (de betreffende directeur). Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Dankzij registratie in verschillende plaatsen, valt dat natuurlijk niet zo erg op dat beide stichtingen dezelfde eigenaar (en bestuur en directeur) hebben. De andere stichting blijkt een in centraal Nederland gevestigd opleidingsinstituut te zijn waarvan SNRO begin 2018 in één klap ALLE accreditaties beëindigde. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Bedrijfskundig noemen we dit soort stichtingen, geleid door een éénkoppig bestuur, een ‘dictatoriaat’ (vergelijkbaar met landen die door een dictator worden bestuurd, hetgeen nooit goed uitpakt voor de bewoners van dat land).
Nog opmerkelijker is, dat deze ‘nieuwe partij’, althans de stichting, al werd opgericht op 5 september 2013. Er is dus met voorbedachte rade heel doelbewust naar dit moment toegewerkt en daarmee is het sterk de vraag of alle zogenaamde inzet om het CAM-domein verder te helpen ontwikkelen vanuit de initiatiefnemer van deze stichting wel zo eerlijk was en daadwerkelijk gericht is geweest op de groei van het CAM-domein of dat dit gewoon is gebruikt als opmaat voor het inzetten van deze tweede stichting (de ‘nieuwe partij’) waarmee meer geld te verdienen valt. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Een leuk ‘verdienmodel’ maar of dat positief is voor het CAM-domein of alleen voor de portemonnee van de initiatiefnemer is nog ernstig de vraag. Tijd om wat verder te snuffelen aan deze ‘nieuwe partij’.
Nieuwe partij
Wat is dat dan voor een ‘nieuwe partij’? Tja, dat is onduidelijk: op de website staat nergens WAT die partij dan moet zijn (in ieder geval geen opleiding, geen beroepsgroep, geen koepel, geen brancheorganisatie en ook geen accreditatiebureau). Uit de minimale tekst die te vinden is, valt op te maken dat het een soort ‘vakbond voor therapeuten’ moet zijn. We zullen in deze blog dan ook de term ‘nieuwe partij’ blijven gebruiken vanwege de onduidelijkheid van de doelstellingen i.c. (nergens aan gebonden) positie binnen het CAM-domein van deze partij.
De ‘nieuwe partij’ spreekt “namens 10.000 therapeuten”. Dat wil zeggen: als ze zoveel goedgelovigen bij elkaar kunnen vinden: volgens een schatting zijn er 15.000 therapeuten in Nederland (wel of niet aangesloten bij een beroepsvereniging) en deze ‘nieuwe partij’ wil dus 2/3 ervan ‘verzamelen’ i.c. namens hen spreken terwijl zelfs de koepels die aantallen niet halen. Met wie deze ‘partij’ dan wil gaan praten is niet duidelijk en waarover ze gaan praten nog minder. Natuurlijk wordt de ‘dooddoener’ (of is het lokaas) van ‘samenwerking met regulier gebruikt maar dat is toch een van de taken van beroepsverenigingen, koepels en brancheorganisaties? Daar is geen ‘nieuwe partij’ voor nodig.
10.000 ‘leden’ van een vage organisatie die allemaal € 60,- euro gaan betalen, waarbij onduidelijk en in het midden gelaten wordt, voor welke periode je dan betaald. Dat maakt samen de mooie som van € 600.000,- euro! En wat gaat daar dan van betaald worden? Volgens de site: ‘werkgroepen’ (die niet nader benoemd zijn en waar ook geen namen bij staan) maar in ieder geval de ‘initiatiefnemers’ van deze stichting. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
En wat als dat mooie aantal van 10.000 leden niet wordt gehaald? Krijg je dan netjes je geld terug? NOPE! Eerst worden de ‘werkgroepen’ (de ‘mensen die belangeloos zijn ingestapt’ wordt dat genoemd: hoezo belangeloos?) betaald, daarna worden de ‘kosten’ betaald (“Tot op heden werkt de werkgroep op vrijwillige basis. Zodra de aanmeldingen binnenkomen worden de tot nu toe gemaakte kosten vergoed. Stuurgroep leden ontvangen een vergoeding. Andere kosten zijn website, werkgroep leden, vergader- en vacatiekosten, belastingdienst etc.”). Het resterende bedrag gaat dan naar ‘een goed doel’.
Werkelijk???? Wie trapt daar nu nog in anno 2018? De kans dat het aantal van 10.000 (van de 15.000) wordt gehaald is te klein om te berekenen en dus betekend het lidmaatschap niet veel meer dan dat je alweer een leuk bedrag uit je portemonnee wordt ontfutselt waar een onbekend aantal mensen van betaald gaat worden en het restant ook niet teruggestort wordt. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Als je graag geld aan een goed doel wilt geven, zijn daar prima rekeningnummers voor waarbij je meer zekerheid hebt dat je geld ook daadwerkelijk bij een ‘goed doel’ terecht komt.
We snuffelen nog maar wat dieper gezien hetgeen we tot nu toe gevonden hebben.
Wie zijn dan het gezicht van deze ‘nieuwe partij’
Gelukkig is op de website vermeld, wie de gezichten achter deze ‘nieuwe partij’ zijn althans: eigenaar en directeur/bestuur zijn uiteraard niet benoemd (dat zou te veel informatie zijn) maar wel zijn benoemd zijn de ‘Onafhankelijke Samenwerkingspartners”. Dat is uiteraard interessant.
Bij ‘onafhankelijk’ denkt iedereen natuurlijk direct aan (in dit geval) personen (organisaties zijn per definitie niet onafhankelijk omdat zij altijd de doelen van hun organisatie nastreven) die geen andere banden of verplichtingen hebben maar volkomen ‘onafhankelijk’ werkzaamheden verrichten voor deze ‘nieuwe partij’. Het is dan ook wel vreemd om te zien, dat bij al deze ‘onafhankelijke’ personen vermeld is, namens wie/namens welke organisatie zij optreden. Hoezo ‘onafhankelijk’? De ‘gezichten’ die hier worden getoond treden op namens hun eigen of een specifieke organisatie en hopen daarvan uiteraard qua persoon of qua organisatie beter te worden. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Een klein (telefonisch) onderzoekje maakt al snel helder, dat ten minste een deel van de ‘samenwerkingspartners’ helemaal niet weet dat zij op deze site vermeld zijn. Natuurlijk staan een aantal open voor ‘samenwerking’ maar zij zijn verder niet gelieerd aan deze ‘nieuwe partij’. Ze zijn ‘geïnformeerd’ of hebben zelfs een gesprek gevoerd, maar daar houd de ‘samenwerking’ ook wel op. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Laten we even wat verder kijken naar de ‘samenwerkingspartners’ (voor zover zij zich ervan bewust zijn dat zij als dusdanig op deze site vermeld zijn), te beginnen bij de (blijkbaar) belangrijkste spelers die met een grotere foto zijn afgebeeld.
De initiatiefnemer hadden we al besproken: dat is de directeur/eigenaar van een, in centraal Nederland gevestigd, opleidingsinstituut en nu dus enige eigenaar/bestuurder/directeur van maar liefst twee stichtingen waarvan de tweede vast wel met geld uit de eerste is opgericht. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
De tweede persoon lijkt een vertegenwoordiger van een patiëntenvereniging en adviseur maar voor ingewijden: het is ook de broer van de initiatiefnemer. Tja: twee verschillende achternamen, maar dat ontstaat als een ervan de achternaam van de partner gebruikt. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
De derde betreft een inmiddels al jarenlang gepensioneerde hoogleraar (het is dus ernstig de vraag of hij de titel ‘professor’ wel mag voeren aangezien dat een honoraire titel is die uitsluitend hoogleraren die lessen verzorgen aan een universiteit mogen voeren, overigens: in België en Duitsland mag je je al professor laten noemen als je les geeft in het hoger beroepsonderwijs dus zowel Hbo als universitair onderwijs). Deze persoon is uitsluitend geïnteresseerd in de invoering/ontwikkeling van de ‘Tomatis Luistertherapie’ maar zijn titels staan natuurlijk wel mooi en wekken het gevoel dat het allemaal wel goed zit. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
We gaan even verder met de ‘mindere goden’ (althans: uit de kleinere foto’s mogen we concluderen dat zij van minder belang zijn ook al beseffen ze dat zelf misschien niet en weten ze wellicht helemaal niet dat ze hier vermeld worden).
Iemand die spreekt namens een 600 leden tellend huisartsencollectief. Inderdaad, deze ‘onafhankelijke samenwerkingspartner’ voert voor het bedoelde collectief een project uit dat moet leiden tot samenwerking met therapeuten. Het betreft hier een klein deel van de huisartsen en gaat ook uit van die huisartsen waardoor het logischer zou zijn als deze ‘nieuwe partij’ een mogelijke samenwerkingspartner aan dit project zou zijn en niet omgedraaid. Daarbij: in het project wordt vooral uitgegaan van gekwalificeerde therapeuten (die vooral gezocht worden onder de zogenaamde complementaire-artsen en niet onder de complementaire therapeuten). Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Dan volgt iemand die geacht wordt te spreken namens de apothekers. De betreffende persoon is echter apothekersassistente en het is wel bijzonder twijfelachtig dat zij zou spreken namens de apothekers die heel goed voor zichzelf kunnen spreken. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Hierna is een voorzitter van een beroepsvereniging vermeld die zou spreken namens de beroepsverenigingen. Zelfs RBCZ en andere koepels kunnen alleen spreken namens de bij hen aangesloten beroepsverenigingen dus deze vermelding is wel erg misleidend. Daarnaast betreft het een beroepsvereniging waarmee de initiatiefnemer behoorlijk strijd heeft aangegaan over afgesproken opleidingen en die diploma’s van de onderwijsinstelling van de initiatiefnemer met grote argwaan bekijkt en een deel zelfs helemaal niet accepteert. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Vervolgens is een vertegenwoordiger van AVIG vermeld. AVIG is een organisatie ter bevordering van de integrale geneeskunde, bestaande uit artsen, tandartsen en andere regulier opgeleide professionals in de zorg die zich bezig houden met complementaire gezondheidszorg. Hier mag terecht de vraag gesteld worden of dit een ‘onafhankelijk samenwerkingspartner’ is of dat AVIG gewoon geïnformeerd is over deze ‘nieuwe partij’ waarna hun naam hier vermeld is. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Verbazingwekkend genoeg, is hierna VEKTIS genoemd. Vektis geeft, voor de zorgverzekeraars, de zogenaamde AGB-codes af die moeten leiden tot vergoeding door de zorgverzekeraars. Een dergelijke organisatie moet, net als accreditatiebureaus, volkomen onafhankelijk zijn en alle schijn van belangenverstrengeling of samenwerking met de partijen die zij moet beoordelen voorkomen. We mogen dus gerust stellen dat het wel bijzonder twijfelachtig is, dat een partij als Vektis zich als ‘onafhankelijk samenwerkingspartner’ zal verbinden aan een initiatief dat zo direct is verbonden met het gebied waarop zij onafhankelijk moet zijn.
De volgende vermelding betreft het KIWA. Kiwa is een organisatie die certificering van organisaties verzorgt, een organisatie dus die (alweer) volkomen onafhankelijk moet zijn en alle schijn dat zij dat niet is moet voorkomen. Dat hier mogelijk hetzelfde gaande is als bij Vektis is wel erg waarschijnlijk. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Kortweg: er wordt hier een mooi beeld neergezet maar het is twijfelachtig dat deze ‘onafhankelijke samenwerkingspartners’ inderdaad wel ‘onafhankelijk’ zijn en daarna nog twijfelachtiger of zij wel ‘samenwerkingspartners’ zijn. Het gevoel dat de lezer van deze website hier een mooi plaatje wordt voorgespiegeld maar er in werkelijkheid weinig geformaliseerd is, komt wel heel sterk omhoog. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Voordat zich leden inschrijven lijkt het sterk gewenst dat deze ‘nieuwe partij’ eerst maar eens aantoont dat er een formele samenwerking bestaat met de genoemde personen/organisaties en dat deze samenwerkingen daadwerkelijk ‘onafhankelijk’ is. Immers: op de websites van de zogenaamde ‘onafhankelijke samenwerkingspartners’ is niets te vinden over deze samenwerking (wat zeker het geval zou zijn bij een formele samenwerking), een deel van de genoemde personen weet helemaal niet dat ze hier vermeld zijn en van een aantal personen/organisaties is het erg twijfelachtig dat zij, gezien hun noodzakelijke onafhankelijkheid als organisatie zijnde, een dergelijke samenwerking zouden aangaan. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Wie kunnen lid worden van de ‘nieuwe partij’
Om lid te kunnen worden van een beroepsvereniging moet je aan een aantal voorwaarden voldoen (waaronder een goede opleiding, bezit van een geaccrediteerd MBK en/of PSBK diploma, voldoen aan de jaarlijkse bij-/nascholingsverplichting, afdekking van bedrijfsaansprakelijkheid en Wkkgz, eventueel te regelen via de betreffende beroepsvereniging, een VOG en in de meeste geval een visitatie). Als je daarna lid wilt worden van een koepel (bij een groot aantal beroepsverenigingen verplicht) moet je lid zijn van een beroepsvereniging die is aangesloten bij die koepel met alle verplichtingen die daarbij horen. Wil je lid worden van een brancheorganisatie dan geldt alweer dat je lid moet zijn van een erkende beroepsvereniging met alle daarbij behorende verplichtingen. Waar het opleidingen betreft wordt doorgaans het hebben afgesloten van een geaccrediteerde 3 of 4-jarige beroepsopleiding of tenminste 180EC aan kortere en bij voorkeur geaccrediteerde opleidingen verplicht gesteld. Accreditatie van opleidingen verloopt via de twee daarvoor aangewezen onafhankelijke accreditatiebureaus: CPION en SNRO.
Op die wijze is er al een enorme samenhang binnen het CAM-domein ontstaan en kan de maatschappij in het algemeen en zorgverzekeraars en overheid tenminste op een behoorlijke beroepsuitoefening, kwaliteit en veiligheid rekenen.
Wie kunnen er lid worden van de ‘nieuwe partij’? Op de website is vermeld dat ALLE therapeuten lid kunnen worden. Er zijn echter geen criteria te vinden.
Wel is vermeld WAT therapeuten dan zijn: “Elke therapeut met een eigen praktijk waarin cliënten worden behandeld op een niet reguliere manier is CAM therapeut. Bijvoorbeeld Voetreflex, Energetische therapeut, Cranio Sacraal,Massage therapeut, Kinesioloog etc.”. Op de vraag of iedereen dan therapeut is, vinden we het volgende antwoord: “Nee, de homeopathische artsen, acupuncturist artsen, paramedici zijn een aparte groep. Zij hebben zich verenigd in een andere groep.”.
We mogen hieruit concluderen dat regulier opgeleide zorgverleners dus geen lid kunnen worden maar verder kan iedereen die therapeutje speelt, een praktijkje voert en op niet-reguliere manier mensen behandeld, gezien wordt als therapeut en DUS lid kan worden. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Dat zet natuurlijk de weg open voor de vele duizenden charlatans, kwakzalvers, pleister-plakkende huisvrouwen (zonder daarmee de goedbedoelende moeders die het beste met hun kind voorhebben in een kwaad daglicht te willen stellen) en andere kwalijke en twijfelachtige ‘zorgverleners’, met of zonder opleiding, met of zonder MBK en/of PSBK, en vooral voor hen die bij geen enkele beroepsvereniging kunnen aansluiten, om lid te worden en zo hun twijfelachtige praktijken een vleugje van professionaliteit te geven. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
Nu wordt ook helder waarom deze ‘nieuwe partij’ zich richt op 10.000 leden: er zijn vele duizenden beoefenaars van niet geregistreerde en twijfelachtige praktijken die nergens terecht kunnen en nu opeens de kans van hun leven krijgen. Wellicht is het tijd, dat beroepsverenigingen en koepels/brancheorganisaties zich verdiepen in deze ‘nieuwe partij’ en stappen ondernemen om dit initiatief, dat ongetwijfeld negatieve gevolgen voor het CAM-domein zal hebben, een halt toe te roepen.
Ook wil deze ‘nieuwe partij’ een “keurmerk” gaan toepassen. Dat ‘keurmerk’ moet blijkbaar het vertrouwen van artsen/doorverwijzers winnen en daarmee de leden in beeld brengen als mogelijke partij waarnaar kan worden doorverwezen.
Op de vraag waarom dat keurmerk nodig is, vinden we het antwoord: “Huisartsen willen niet weten wat de therapie inhoudt maar willen wel weten wie patiënt veilig en kwalitatief goed werkt. Een keurmerk is een verwijzing naar kwaliteit van de CAM therapeut. Daarmee wordt het doorverwijzen van een huisarts naar een CAM therapeut een stuk makkelijker.”.
Dat een huisarts niet wil weten wat de therapie inhoud is wel erg twijfelachtig: doorverwijzing vind juist gericht plaats op basis van de therapie waarnaar wordt doorverwezen.
Uiteraard willen de doorverwijzers zeker zijn van kwaliteit en veiligheid van de therapeut waarnaar zij verwijzen maar dat is juist een punt waar, door het aannamebeleid van deze ‘nieuwe partij’ een enorm gat in word geslagen, immers: iedereen kan lid worden en de inmiddels verworven zekerheden rond veiligheid en kwaliteit zijn daarbij helemaal geen criterium. Dat wekt in ieder geval vertrouwen.
In welk kader wordt dit project (oh, nu is het opeens een project?) uitgevoerd? Ook daarop is antwoord gegeven: “De gezondheidszorg is te duur, het zorgsysteem moet en kan anders. In het hooflijnen akkoord staat dat vanaf 2030 de patiënt verantwoordelijk is voor zijn eigen zorgplan. De patiënt wil gebruik maken van complementaire zorg. Daarmee worden deuren geopend.
Er is een initiatief dat gezondheid niet alleen lichaamsfuncties maar ook andere elementen bevatten zoals mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren.”
Eerst worden even wat open deuren ingetrapt, waarna aangegeven wordt dat ‘deuren worden geopend’. Ja dat is helder: Deze ‘nieuwe partij’ opent deuren die hoogstwaarschijnlijk beter gesloten kunnen blijven. Gelukkig bestaat de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) nog en zal deze waarschijnlijk snel haar pijlen richten op dit onverkwikkelijk project.
Zo worden er op de website van deze ‘nieuwe partij’ nog meer vragen beantwoord die in eerste vluchtige blik deze organisatie lijken te legaliseren. Niettemin is het verstandig, om deze antwoorden even goed door te lezen en de werkelijkheidswaarde, de mogelijkheden tot het behalen van hetgeen gezegd wordt en de zin ervan te kunnen beoordelen.
Veel van hetgeen gedebiteerd wordt, wordt immers al uitgevoerd door beroepsverenigingen, koepels en brancheorganisaties: daar is helemaal geen nieuwe organisatie voor nodig anders dan dat daarmee weer een kostenpost voor therapeuten mee wordt gecreëerd waarvan van de opbrengst een aantal mensen wordt betaald om datgeen te doen wat al gedaan wordt.
Met andere woorden: Voordat u lid wordt (en betaald): bezint eer ge begint.
Hoe nu verder
Tja, de volgende stappen liggen bij de reeds werkzame partijen binnen het CAM-domein. Het lijkt bijzonder zinvol als de reeds bestaande organisaties die met hard werken de huidige situatie hebben weten te creëren, zich snel informeren over deze ‘nieuwe partij’ en bepalen (onafhankelijk of in samenwerking) welke acties noodzakelijk zijn om schade aan het CAM-domein te voorkomen.
Zinvol zou zijn, als alle bestaande organisaties tenminste hun leden zouden informeren en waarschuwen zeker voorlopig (tot nadat zij een diepgaand onderzoek hebben afgerond en wellicht acties hebben ondernomen) geen lid te worden van deze twijfelachtige ‘nieuwe partij’. Wellicht zouden de bestaande organisaties al vooraf de stap moeten zetten dat zij zich, voorlopig, distantiëren van deze ‘nieuwe partij’ en de daardoor ingezette acties om te voorkomen dat zij hun posities bij organisaties (zorgverzekeraars, overheid) kwijt raken en hun leden niet meer op de juiste wijze kunnen vertegenwoordigen.
Conclusie
Leidt deze ‘nieuwe partij’ nu tot teloorgang van het CAM-domein of tot vooruitgang.
Voorlopig is daarin nog geen definitieve conclusie te trekken maar gezien alles dat tevoorschijn komt bij een klein en zeer oppervlakkig onderzoekje neigt de balans meer naar ‘teloorgang’ dan naar ‘vooruitgang’.
Hoe dan ook: deze actie, gebaseerd op een leuk verdienmodel, levert op dit moment waarschijnlijk nog weinig schade op maar het is gelijktijdig niet te voorzien welke omvang eventuele schade kan aannemen als hier niet adequaat wordt gereageerd door de bestaande organisaties binnen het CAM-domein. Mogelijk dat deze actie er uiteindelijk toe zal leiden dat meer bestaande partijen binnen het CAM-domein de handen ineen slaan om dit gevaar te weren en daardoor, na verloop van tijd, zelfs een positief resultaat ontstaat: alles is mogelijk.
Ten slotte
In het bovenstaande worden een aantal, wellicht minder gestructureerd als gewenst, zaken op tafel gelegd die (hopelijk) leiden tot actie vanuit het CAM-domein.
Hier en daar zijn zaken hard/cru gesteld om daarmee voor te lezers helder te maken wat de situatie is terwijl gelijktijdig de omvang van een blog de schrijver beperkt in het bespreken van het (totale) plaatje.
Het is de behoefte van de schrijver om middels het op papier zetten van de patronen die hij ziet, lezers aan te zetten tot actie. Dat hem dit niet altijd in dank wordt afgenomen, neemt de schrijver op de koop toe: het verschijnsel dat de brenger van het bericht wordt veroordeeld en niet de inhoud van het bericht wordt beoordeeld, is de schrijver uitermate bekend. Helaas, als later blijkt dat de schrijver gelijk had, zal die erkenning hem zeer zelden met terugwerkende kracht worden toebedeeld.
Ongetwijfeld zal de hierboven besproken ‘nieuwe partij’ reageren op deze blog en nog waarschijnlijker is, dat zij met ‘modder zal gooien’. Zoals vaker, zal de schrijver beticht worden van allerlei zaken in de hoop de schijnwerpers af te leiden van hetgeen hierboven neer is gelegd. Het is te hopen dat op dat moment de lezers beseffen, dat dit ‘modder gooien’ alleen de bedoeling heeft om af te leiden, om voor de lezers te verdoezelen dat er iets niet deugt en de schijn te wekken hoe goed de besproken ‘nieuwe partij’ wel bezig is. Het is dan aan diezelfde lezers om minimaal te bedenken dat dit soort acties juist een teken zijn dat er meer verhult wordt dan überhaupt tot op dit moment in het bovenstaande boven tafel is gekomen.
Accreditatie binnen het CAM-domein
Kwaliteitspredicaat/-keurmerk of papieren (tandeloze) tijger?
Auteur: Nico Smits voor Centrum CAM; © maart 2018
Al gedurende meerdere jaren, eisen diverse partijen in het CAM-domein (vooral: zorgverzekeraars maar ook overheid) dat therapeuten aan kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen.
Vreemd genoeg stellen de zorgverzekeraars telkens weer: “Wij gaan dit niet organiseren; CAM-domein moet dit zelf regelen”. De overheid is nog waziger in haar benadering: “Het onderwijs binnen het CAM-domein valt onder het private onderwijs en daarmee NIET onder OCW en heeft daarmee ook geen erkenning van OCW dus het CAM-domein dient dit zelf te regelen”.
Terwijl enerzijds dus de eisen gesteld worden, trekken anderzijds deze partijen de handen hiervan af en leggen de regeling ervan, indirect, op aan het CAM-domein, een domein dat ‘als los zand’ aan elkaar hangt, geregeerd wordt door partijen die allemaal hun eigen ‘koninkrijkje willen beschermen en (nog steeds) niet in staat zijn om in samenwerking tot een fatsoenlijke regeling te komen.
Mede dankzij (bij gebrek aan regeling, ongebreidelde groei van het domein, het ontstaan en verdwijnen van partijen en (hoewel dat juist ontkent wordt) de behoefte om de eigen zak te spekken en daarmee de angst om ‘volgers’/leden te verliezen) dat gebrek aan sturing van boven af (immers: zowel overheid, zorgverzekeraars als maatschappij zijn er bij gebaat als, ook, het CAM-domein kwalitatief ‘op de kaart wordt gezet) komt er binnen het CAM-domein weinig zinvols van de grond en blijft dit domein reactief reageren op wat telkens over hen wordt uitgestrooid.
In een poging om (deels) aan de kwaliteits-/veiligheidseisen te voldoen, is het systeem van ‘accreditatie’ overgenomen vanuit het reguliere onderwijs. Binnen het reguliere (Hbo) onderwijs is immers de verplichte accreditatie de methode bij uitstek om de kwaliteit van opleidingen te controleren en garanderen: zonder accreditatie mag geen bachelorsdiploma worden afgegeven.
Ter verheldering: reguliere accreditatie
In 2005 werd, vooral onder druk van het ministerie van onderwijs (OCW) de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) opgericht. Deze organisatie zou de kwaliteit van het (reguliere Hbo) onderwijs moeten controleren en een kwaliteitspredicaat in de vorm van een ‘accreditatie’ moeten adviseren waarna OCW het daadwerkelijke predicaat zou afgeven. Deze gang van zaken zou de werkzaamheden van de Inspectie voor het Onderwijs aanzienlijk vereenvoudigen en indirect het ‘kaf van het koren scheiden’.
Om tot ‘accreditatie’ te kunnen komen, moesten aanvragende Hbo-onderwijsinstellingen een enorme (en kostbare) procedure door, waarbinnen vooral de organisatorische zaken en de wijze waarop het onderwijs tot stand was gekomen voor controle werd voorgelegd, naast de maatschappelijke behoefte aan de bedoelde opleiding. Gemiddeld was een projectgroep van 4 mensen hier gemiddeld een jaar mee bezig (denk even aan de personele kosten).
Na de papieren rompslomp, volgde ten alle tijden een zogenaamde visitatie: de opleiding werd bezocht door een accreditatiecommissie die aangevuld werd met deskundigen uit het beroepsveld zodat, op locatie, kon worden vastgesteld dat aan zowel de randvoorwaardelijke en praktische uitvoering van het onderwijs als de inhoudelijke uitvoering op basis van de ondervraging van medewerkers, docenten en studenten, wordt voldaan. Dankzij de beschikbaarheid van beroepsprofielen, benodigde competenties voor de ter accreditatie voorliggende opleiding alsmede de vraag vanuit de praktijk (beoordeeld door de beroepsdeskundigen) was een redelijke inschatting mogelijk. Zo’n visitatie duurde tenminste een dag, en soms zelfs langer, maar aan het eind van de visitatie ontving de opleiding wel een ‘voorlopig verslag’ dat aangaf of de opleiding wel of niet een grote kans maakte de felbegeerde accreditatie te mogen ontvangen (i.c. of de commissie wel of niet een positief advies zou afgeven aan de minister). Bij een ‘accreditatie onder voorwaarden’ had de opleiding alsnog de kans om gedurende een jaar de zaken op orde te brengen en alsnog accreditatie te ontvangen terwijl bij een negatieve beslissing de bekostiging zou worden ingetrokken (geheel of gedeeltelijk).
Hoewel de zogenaamde ‘Instellingsaccreditatie’, waarbinnen een groot aantal randvoorwaardelijke zaken al worden gecontroleerd en eventueel ‘geaccrediteerd en deze bij de accreditatieprocedure van de verschillende individuele opleidingen (dit geldt uiteraard voor instellingen die meerdere opleidingen aanbieden, hetgeen gebruikelijk is binnen het reguliere hbo-onderwijs) niet telkens weer moeten worden doorlopen, enige wijziging hebben veroorzaakt in het systeem, is inhoudelijk het systeem niet veel gewijzigd.
Kortom: bij een niet behaalde accreditatie (of intrekking van accreditatie bij de 4-jaarlijkse her-accreditatie) verdwijnt de opleiding omdat deze zonder bekostiging niet kan worden uitgevoerd i.c. zonder bekostiging te duur is voor de studenten. Op deze wijze blijven, als vanzelf, alleen de kwalitatief goede opleidingen bestaan en verdwijnen bijvoorbeeld de zogenaamde pret-pakker-opleidingen.
Uitvoering accreditatie in het CAM-domein
Binnen het CAM-domein zijn diverse accreditatiebureaus actief. Sinds de invoering van ‘accreditatie is zelfs het aantal accreditatiebureaus binnen het CAM-domein aanzienlijk gegroeid. In hoeverre die bureaus allemaal voldoende ‘ter zake bekwaam zijn’ blijft echter nog wel een puntje van aandacht aangezien deze bureaus geen verplichtingen hebben zich te onderwerpen aan controle door een boven hen staande organisatie; deelname hieraan is optioneel.
Opmerkelijk is, dat de zorgverzekeraars (die origineel toch de mening waren toegedaan dat het CAM-domein het zelf maar moest regelen?) besloot uitsluitend de accreditaties afgegeven door twee verschillende bureaus te accepteren. Vreemd genoeg betreft het daarbij een bureau dat ook de particuliere opleidingen van reguliere hogescholen (de zogenaamde ‘kweekvijvers’ van potentiele nieuwe opleidingen) en de opleidingen van universiteiten accrediteert en een bureau dat zich uitsluitend richt (en is opgericht) voor het accrediteren van opleidingen, cursussen en workshops binnen het CAM-domein. Het blijkt dan ook al snel, dat de accreditatie door het eerste bureau nauwelijks haalbaar is voor opleidingen binnen het CAM-domein en dat accreditatie door het tweede bureau zelfs haalbaar is voor ‘opleiders/therapeuten’ die korte (o.a. een-dags) onderwijs aanbieden. Dat hierdoor een enorm kwaliteitsverschil ontstaat mag helder zijn: het eerste bureau volgt de (afgezwakte) criteria gesteld door het NVAO en het tweede bureau heeft eigen criteria opgesteld (die het mogelijk maken om zelfs zonder onderwijskundige kennis onderwijs voor accreditatie aan te bieden en deze te behalen). Uiteraard bestaan er nog meer bureaus met nog simpeler criteria maar aangezien die niet worden geaccepteerd door de zorgverzekeraars, zijn die in deze bespreking niet van belang.
Al snel worden grote aantallen opleidingen (variërend van 4-jarig tot een-dags) geaccrediteerd en mogen zij de verkregen accreditatie op hun website en in hun PR-materiaal verwerken waarbij echter, als groot verschil met het reguliere (Hbo) onderwijs, NIET gesproken mag worden over Hbo-onderwijs maar gesproken moet worden van ‘onderwijs op hbo-niveau’. Het onderwijs is immers niet goedgekeurd door en staat ook niet onder toezicht van OCW dus mag het beschermde ‘Hbo-onderwijs’ niet worden gebruikt. Dat inmiddels een aantal opleiders hun onderwijs aanprijzen als ‘bachelor-niveau’ heeft er weer toe geleid dat o.a. OCW de beslissing heeft genomen dat opleiders in het CAM-domein zich geen ‘hogeschool’ mogen noemen (die term is voorbehouden aan reguliere/bekostigde hogescholen, terwijl gelijktijdig blijkt dat de term ‘universiteit’ niet beschermd is en dus wel gebuikt mag worden) en ook de term ‘bachelor-niveau’ niet mogen gebruiken (hoewel dat laatste weer discutabel is) en overweegt om ook het gebruik van de term ‘hbo-niveau’ te verbieden (hoewel ook dat discutabel is). Uiteraard mogen geaccrediteerde opleiders binnen het CAM-domein geen ‘bachelor diploma’ uitgeven aangezien dat bij wet is voorbehouden aan reguliere bekostigde en geaccrediteerde hbo-instellingen.
Wat wordt geaccrediteerd
Aangezien tot op dit moment de verschillen tussen de reguliere accreditatie (door NVAO) en de accreditatie binnen het CAM-domein nog niet eens zo erg groot zijn, is het wel aardig om even te kijken naar wat er dan precies (zonder daar diepgravend op in te gaan) wordt geaccrediteerd.
We hebben al vastgesteld (zie kopje “Ter verheldering: reguliere accreditatie”) dat regulier zowel de criteria te aanzien van organisatorische en randvoorwaardelijke opzet/uitvoering, wijze van tot-standkoming en maatschappelijke behoefte van de opleiding, alsook de uitvoering op basis van beroepscompetenties worden bekeken alvorens een (mogelijke) accreditatie kan worden afgegeven.
Worden bij de accreditatie binnen het CAM-domein dezelfde criteria bezien/beoordeeld? Uit de korte toelichting op de twee geaccepteerde accreditatiabureaus binnen het CAM-domein valt al, voorzichtig, te concluderen dat dit (waarschijnlijk) niet het geval is. We bekijken een aantal ‘onderdelen’ afzonderlijk.
Waar het ‘maatschappelijke behoefte’ betreft wordt hier niet op beoordeeld: zo lang een aanbieder/opleider studenten/deelnemers vind die haar onderwijsaanbod willen afnemen, kan deze aanbieder/opleider het onderwijsaanbod in stand houden. Dat de studenten/deelnemers daarmee geen ‘maatschappelijk verantwoord beroep i.c. opleiding’ volgen is daarbij niet van belang. Het onderwijsaanbod valt niet onder OCW en behoeft niet te voldoen aan dit criterium, alleen de portemonnee van de aanbieder/opleider is hierin van belang.
Aardig is wel, dat (ten aanzien van de ‘wijze van tot stand koming’) het opzetten van het onderwijsaanbod in overleg met een beroepsgroep als positief wordt beoordeeld maar dat lossen veel aanbieders/opleiders op door meteen ook maar een ‘eigen’ beroepsgroep op te richten zodat dit punt weer ‘in hun voordeel’ uitpakt.
Een ander punt van ‘wijze van tot standkoming’ is de (binnen het reguliere onderwijs) noodzakelijke onderwijskundige onderbouwing. Binnen het CAM-domein wordt hier erg soepel mee omgegaan: het overgrote deel van de aanbieders/opleiders heeft geen enkele (of slechts matige) onderwijskundige kennis beschikbaar en wordt daar dan ook niet door gehinderd in het opzetten van het onderwijsaanbod. Er wordt wel gevraagd naar het ‘onderwijskundig concept’ maar dat is eenvoudig in te vullen na enig zoekwerk middels Google.
Organisatorische criteria betreffen de criteria die worden gesteld aan de organisatie van uitvoering van het onderwijs: zaken als onderwijsroosters, toetsing (verdeeld over de gehele onderwijsperiode), inrichting onderwijsruimte en beschikbaarheid van (onderwijskundige) faciliteiten zoals bibliotheek, computers, verblijfsruimten, enzovoort. Het mag helder zijn, dat in deze criteria de invloed van enige onderwijskundige kennis noodzakelijk is waardoor direct vastgesteld kan worden dat hier geen groot gewicht aan is verbonden: zolang de studenten niet klagen zal het wel in orde zijn en als ze wel klagen moet de aanbieder/opleider dat zelf maar oplossen.
Kijken we naar randvoorwaardelijke zaken dan dienen we daarbij te denken aan de bekwaamheid van docenten, het beschikbaar zijn van studenten en examenreglementen/statuten, studeerbaarheid en samenhang van de opleiding, personeelsbeleid en een groot aantal andere randvoorwaarden. Hoewel een aantal aanbieders/opleiders inderdaad docenten inzet die ten minste enige onderwijskundige kennis bezitten, is het bezit van onderwijskundige vaardigheid doorgaans geen criterium: een mooie klinkende naam of titel of bekendheid (hoewel dat discutabel is) als therapeut is al ruimschoots voldoende om als docent inzetbaar te zijn. Waar het studentenstatuten en examenreglementen betreft bied Google uiteraard weer uitkomst. Studeerbaarheid en samenhang zijn weer lastiger omdat daarin onderwijskundige kennis gevraagd wordt: in hoeverre is het haalbaar voor studenten om in een bepaalde periode bepaalde lessen in een bepaalde omvang en samenhang te volgen zijn vragen die enige deskundigheid vragen. Hetzelfde kan gezegd worden van zaken als toetsing: wordt in de toetsing daadwerkelijk beoordeeld of de eindcriteria van (het onderdeel van) de opleiding worden behaald, worden competenties (die vooraf moeten zijn vastgelegd) getoetst en hoe vaak krijgen studenten/deelnemers de kans die toetsing alsnog met goed gevolg te behalen (en in dat kader: wat zijn de criteria om een student/deelnemers te adviseren de opleiding te staken).
Ten slotte (voor zover deze korte bespreking zinvol is) moet in een visitatie (met ondervraging van alle partijen betroken bij het onderwijs: directie, personeel, docenten en studenten/deelnemers) worden vastgesteld of inderdaad de onderwijsdoelen (bijvoorbeeld de competenties) behaald worden. Aangezien visitaties niet tot het pakket van de accreditaties binnen het CAM-domein behoren, mogen we stellen dat dit in het geheel niet getoetst wordt.
Wat niemand zich schijnt te realiseren is, dat in de basis het onderwijs binnen het CAM-domein wordt geaccrediteerd op basis van allerlei, vooral papieren, zaken: de kwaliteit van de uitvoering, de inhoud van het beroepsdiscipline onderdeel van de opleiding wordt in het geheel niet beoordeeld binnen de accreditatie! Visitaties van onderwijsaanbod dat voorligt voor accreditatie zijn immers niet gebruikelijk (en worden niet uitgevoerd) binnen het CAM-domein. Of een gediplomeerde (of gecertificeerde of welke prachtterm dan ook) na afloop van het onderwijs inderdaad ‘vakkundig’ losgelaten wordt op de maatschappij i.c. bekwaam is in de UITVOERING van de vakdiscipline, is in het geheel niet vastgesteld: de maatschappij moet maar afgaan op het oordeel van de aanbieder/opleider (eventueel ondersteund door een beroepsvereniging die uiteraard belanghebbende is waar het afgestudeerden betreft die lid worden). Met andere woorden: de vakbekwaamheid van afgestudeerden is nogal discutabel.
Begrijpelijk, aangezien de accreditatiebureaus zich beroepen op het niet beschikken over de mogelijkheden om de beroepsbekwaamheid te beoordelen en wijzen op het niet beschikbaar zijn van beroeps-/competentieprofielen voor de afgestudeerden.
Vreemd genoeg, bestaan er binnen het CAM-domein talloze beroepsprofielen maar die kunnen geen basis vormen voor beoordeling van de bekwaamheid van afgestudeerden in het algemeen. Waar OCW en zorgverzekeraars bekwaamheids- en veiligheidscriteria eisen (op te stellen door het domein) beweren organisaties binnen het domein dat dit niet mogelijk is ‘omdat er zo veel verschillende therapeuten bestaan’.
Een klein uitstapje naar het reguliere onderwijs zou laten zien dat dit een onzin verhaal is en aan deze beweringen hoogstwaarschijnlijk alleen de eigen wensen te grondslag liggen: Er bestaan bijvoorbeeld een groot aantal verschillende verpleegkundigen en ook voor die verpleegkundigen was behoefte aan een beroeps-/competentieprofiel. Gelijk het CAM-domein werd geroepen dat de verpleegkundigen dusdanig verschilden, dat geen sprake kon zijn van een enkel/eenduidig beroepsprofiel en voor al die verschillende verpleegkundigen werden afzonderlijke beroeps-/competentieprofielen opgesteld. Na gereedkoming daarvan bleek al snel, dat ondanks de verschillen waar het de uitoefening van het beroep betrof, meer dan 95% van de beroeps-/competentieprofielen volkomen gelijk was. Het daardoor ontstane basis-beroeps-/competentieprofiel kon middels een kleine uitvoeringsspecifieke aanvulling, voor alle verpleegkundigen gelden waardoor een enkel beroeps-/competentieprofiel (met een kleine aanvulling) algemeen gelden gemaakt kon worden.
Binnen het CAM-domein is de situatie niet anders: zeker 95% van het beroeps-/competentieprofiel van therapeuten (ongeacht de vakdiscipline die zij beoefenen) is algemeen geldend. Een kleine aanvulling daarop zou volstaan om heel specifieke therapeuten te onderscheiden waarbij het de vraag is (zoals ook onder verpleegkundigen geldt) of die aanvulling überhaupt noodzakelijk is.
Ergo: beroeps-/competentieprofiel technisch bekeken (in wezen het onderdeel waarmee therapeuten hun cliënten helpen of schade toebrengen), worden opleidingen in het geheel NIET geaccrediteerd.
Nog leuker wordt het, dat door de eisen van de zorgverzekeraars de onderdelen Medische basiskennis (MBK) en Psychosociale basiskennis (PSBK), die samen onder de afkorting MPsBK bekend zijn, verplicht zijn voor alle therapeuten (tenminste een van de twee). Voor die eis is een beroep gedaan op PLATO (van de Universiteit Leiden) voor het opstellen van normen voor het MBK en PSBK onderwijs. Heel precies is vastgelegd wat therapeuten moeten weten en kunnen, welke zaken zij moeten kunnen onderscheiden, enzovoort.
Daarmee is dit het enige onderdeel in het onderwijs binnen het CAM-domein geworden, waarvoor een beroeps-/competentieprofiel bestaat en daarmee is het gelijktijdig, in de basis, het enige onderdeel geworden dat daadwerkelijk accrediteerbaar is.
Dat, bij het niet behalen van de accreditatie (of intrekking ervan bij her-accreditatie), het betreffende onderwijsaanbod verdwijnt (zoals in het reguliere onderwijs het geval is) is geen punt van bespreking: zolang de aanbieder/opleider het onderwijsaanbod wil blijven aanbieden (omdat het minimaal kostenneutraal maar bij voorkeur winstgevend is) is geheel aan de aanbieder/opleider. Aangezien het aanbieden van onderwijsaanbod in het CAM-domein (het meest extreme onderwijsaanbod daargelaten) een uitermate lucratieve zaak is en veel geld in het laatje brengt bij de aanbieder/opleider zonder dat daarvoor veel inspanning of kosten gemaakt moeten worden (de deelnemers/student betaald immers alles inclusief de winst), maakt dat iedereen in het CAM-domein “onderwijs” kan verzorgen zonder daarbij gehinderd te worden door enige kennis van het vak ‘onderwijs’.
Dat daarnaast, zelfs met de lagere criteria, het overgrote deel van de aanbieders/opleiders niet in staat is om tot accreditatie te komen, is zorgwekkend te noemen.
Dat aanbieders/opleiders waarvan de accreditatie wordt ingetrokken (zelfs met criteria van een veel lagere orde dan in het reguliere onderwijs) gewoon kunnen doorgaan met het aanbieden van hun/dat onderwijsaanbod, is niet minder dan kwalijk te noemen.
Dit alles maakt, dat de acceptatie van het onderwijs binnen het CAM-domein door het reguliere (hbo) onderwijs nog ver verwijderd is van de gewenste situatie.
Hoe nu verder
Het bovenstaande laat al wel zien, dat het niet vreemd is dat OCW (en wat dat betreft ook met ministerie van Volksgezondheid (VWS)) zich verre houden van acceptatie/erkenning van het CAM-domein. Ook het angstvallig afstand houden door het reguliere (hbo) onderwijs van het onderwijs binnen het CAM-domein is logisch. Erger is, dat door deze situatie ook de opname van therapeuten binnen de zorg-sector (ondanks de belangrijke en zinvolle zorg die zij kunnen bieden) niet tot stand komt: zorgverleners binnen de reguliere zorg (zeg maar: de wetenschappelijke tak) willen misschien wel (bijvoorbeeld vanuit de 1e-lijns zorg) verwijzing naar therapeuten uit het CAM-domein maar zij hebben daar wel een verantwoording voor nodig. Zo moeten zij niet alleen weten wat therapeuten kunnen leveren (dat zou een onderdeel in de opleiding moeten worden), maar ook moeten zij kwaliteits- en veiligheidsgaranties hebben om te kunnen verwijzen. Zo lang er geen algemeen beroeps-/competentieprofiel beschikbaar is, belemmert het CAM-domein zelf dat integratie in de zorg-sector tot stand komt en therapeuten op verwijzing vanuit de reguliere zorg inzetbaar zijn.
In plaats van (reactief) te wachten tot er nieuwe eisen over de therapeuten (en daarmee over het onderwijs binnen het CAM-domein) worden uitgestrooid (en wellicht zelfs de kloof tussen regulier en CAM dermate groot wordt dat er strenge eisen, die mogelijk tot het einde van het CAM-domein leiden) is het dringend tijd voor het CAM-domein om proactief in actie te komen.
Die actie moet niet komen uit weer nieuwe partijen die worden opgericht binnen het CAM-domein (het CAM-domein is al groot genoeg en meer partijen leidt niet tot een oplossing) maar uit SAMENWERKING en wellicht zelf een logische fusie tussen bestaande partijen.
Eerste punt van aandacht zal dan een algemeen geldend beroeps-/competentieprofiel moeten worden, waarmee de stap naar overheid en zorgverzekeraars en daarmee opname in de zorg-sector kan worden ingezet. Daarnaast zal een goed opgezet therapeuten-register (zoals het BIG-register binnen de reguliere zorg) helderheid geven over therapeuten en hun kwalificaties en daarmee samenwerking/doorverwijzing bevorderen.
Dat en passant de enorme hoeveelheid (kleine tot zeer kleine) beroepsgroepen kan samensmelten tot een bredere en grotere (en daarmee invloedrijkere) beroepsgroep, mag helder zijn. Ook de samenvoeging van koepels van beroepsverenigingen behoort hierbij tot de logische gevolgen.
Ten slotte kan, op basis van de ontwikkelde beroeps-/competentieprofielen, de accreditatie van opleidingen sterk worden verbetert (waarbij accreditatiebureaus in overleg zo veel mogelijk gelijke criteria aanleggen en wellicht op termijn accreditatie via de NVAO mogelijk wordt) hetgeen de bekwaamheid van afgestudeerde therapeuten weer ten goede komt en wellicht, op termijn, opname in het reguliere hbo-onderwijs en daarmee bekostiging binnen bereik komt.
Conclusie
Is accreditatie binnen het CAM-domein een “Kwaliteitspredicaat/-keurmerk of papieren (tandeloze) tijger”?
Uit het voorgaande mogen we wel concluderen dat accreditatie binnen het CAM-domein zeker geen kwaliteitspredicaat of kwaliteitskeurmerk betreft. Het mag helder zijn dat er te weinig basis binnen de huidige toegepaste accreditatie bestaat om te spreken van ‘kwaliteit’ bij het behalen van een accreditatie binnen het CAM-domein omdat, in de basis, het meest belangrijke onderdeel van elke opleiding (de daadwerkelijke kwalificaties i.c. de beroepsinhoudelijke competenties) in het geheel niet beoordeeld worden. Het enige onderdeel dat daadwerkelijk geaccrediteerd kan worden betreft het MBK en PSBK onderwijs en dat vormt hooguit (tesamen) 60EC van de gehele opleiding. Bij een 4-jarige opleiding betreft dat dus ¼ deel van de opleiding!
Is accreditatie binnen het CAM-domein dan een ‘papieren (tandeloze) tijger’? Grotendeels wel, aangezien uitsluitend gekeken wordt naar zaken die niet inhoudelijk de uiteindelijk beroepsuitoefening betreffen.
Is daarmee accreditatie binnen het CAM-domein zinloos? Nee, dat ook weer niet. Hoe dan ook, zal ergens een begin moeten worden gemaakt met het aantonen van de kwaliteits- en veiligheidscriteria naast de beroepsinhoudelijke criteria. Het inzetten van ‘accreditatie’ binnen het CAM-domein heeft gemaakt, dat veel aanbieders/opleiders ofwel hun aanbod hebben gestaakt ofwel hun aanbod nogmaals goed hebben bekeken en (hopelijk) hebben aangepast aan de eisen die aan een afgestudeerde/therapeut worden gesteld. Daarmee is (waar het geaccrediteerd onderwijsaanbod betreft) de kwaliteit van het aanbod zeker gestegen.
Wat echter van belang is, is dat hiermee geen ‘einde’ is bereikt maar een groeipatroon is ingezet: op heel veel punten kan het onderwijsaanbod binnen het CAM-domein verder groeien (en daarmee groeien de ‘afgeleverde’ therapeuten in hun bekwaamheid).
Als het CAM-domeinwerkelijk een plaats wil krijgen (integreren) in de zorg-sector moet het domein inzien dat de huidige situatie een aanzet moet zijn tot verdere ontwikkelingen, tot verdere actie, tot proactief werken aan de toekomst. Doet het domein dat niet, dan zou het niet zo verbazingwekkend zijn als het CAM-domein als geheel en de werkzaamheden van de therapeuten in het bijzonder, hun langste tijd hebben gehad en uiteindelijk ‘afgeserveerd’ worden omdat zij niet i n staat blijken te zijn om zelf aan hun toekomst te werken en er op vertrouwen dat alles vanzelf goed komt.
Ten slotte
In het bovenstaande worden een aantal, wellicht minder gestructureerd als gewenst, zaken op tafel gelegd die (hopelijk) leiden tot bezinning binnen het CAM-domein.
Hier en daar zijn zaken hard/cru gesteld om daarmee voor te lezers helder te maken wat de situatie is terwijl gelijktijdig de omvang van het bovenstaande de schrijver beperkt in het bespreken van het (totale) plaatje.
Het is de behoefte van de schrijver om middels het op papier zetten van de patronen die hij ziet, lezers aan te zetten tot actie. Dat hem dit niet altijd in dank wordt afgenomen, neemt de schrijver op de koop toe: het verschijnsel dat de brenger van het bericht wordt veroordeeld en niet de inhoud van het bericht wordt beoordeeld, is de schrijver uitermate bekend. Helaas, als later blijkt dat de schrijver gelijk had, zal die erkenning hem zeer zelden met terugwerkende kracht worden toebedeeld.
Borne: toekomstig plasticdorp?
Auteur: Nico Smits, ©2017
Maandagochtend 10 juli 2017 werd het centrum van Borne, alweer, opgeschrikt. Een grote hoeveelheid zware machines en manschappen zwermden uit over de ‘Beeldentuin’ (die heet officieel ‘Park Scholtenshof’, maar wie weet dat nu). Rucksichtslos werden bankjes uit de grond gerukt en het vervuilde gras werd eindelijk omgeploegd.
Wat was er toch aan de hand?
Natuurlijk: een paar dagen geleden was een bord op zware betonnen sokkel (hufterproof?) geplaatst waarop werd aangekondigd dat het park ‘her-ingericht’ zou worden als opmaat voor de plaatsing van een plastic olifant.
Hoe heeft dat allemaal zo kunnen gebeuren
Een paar maanden geleden werd op zaterdagochtend rond zes uur het centrum van Borne ook al opgeschrikt. Volgens de verschillende informatiebronnen, namen ambtenaren het initiatief om het park grotendeels van groen te ontdoen. Enerzijds als voorbereiding op de her-inrichting en anderzijds als voorbereiding op de plaatsing van bovengenoemde plastic olifant.
Nu zijn er minimaal vier redenen om aan te nemen dat de beweringen van de informatiebronnen in twijfel te trekken:
- Ambtenaren die op hun vrije zaterdag aan het werk gaan? Dat is minimaal onwaarschijnlijk.
- Ambtenaren die om zes uur in de ochtend aan het werk gaan? Dat is zeer onwaarschijnlijk.
- Ambtenaren die, notabene onbetaald, ‘zware’ lichamelijke arbeid uitvoeren? Hoe onwaarschijnlijk wil je het hebben.
- Maar de meest belangrijke: mijn informatiebron uit het gemeentehuis, zelf ambtenaar, is zich niet alleen van geen kwaad bewust maar kan zich geen enkel beeld maken van welke ambtenaren het dan zou betreffen. In ieder geval is er binnen het gemeentehuis niets bekend over deze nijvere ‘ambtenaren’ die uiteraard als ze zich bij Welten melden ofwel een loonsverhoging te wachten staat ofwel direct ontslag omdat ze zich niet aan hun functieprofiel hebben gehouden.
Waarom gaat het park nu ‘op de schop’
Blijkbaar heeft iemand ooit ergens in Borne bij graafwerkzaamheden in 1996 bij de Stroom Eschvijver een stukje bot gevonden dat werd geïdentificeerd als zijnde van een wolharige mammoet. Blijkbaar had de vinder een bijzonder goed vergrootglas bij zich, gezien de afmetingen van het stukje bot. Dankzij de, blijkbaar in de directe omgeving van het botfragment gevonden geboorteakte, weten we dat deze mammoet door het leven ging onder de naam Boris.
Uiteraard is dit informatie die is verspreid door dezelfde informatiebronnen als de informatie over de discutabele ambtenaren die het park te groen vonden, dus in hoeverre die informatie juist is, is zeer de vraag.
Maar goed …
Een aantal Bornenaren, die daarvoor de Stichting Boris hebben opgericht, hebben het op zich genomen om ‘Boris’ niet alleen alsnog te vereeuwigen maar ook centraal in Borne te laten plaatsen in de vorm van een ‘levensecht’ plastic sculptuur in de vorm van een gladde, vandalisme veilige, plastic olifant.
Gezien het gegeven dat Boris al heel erg lang dood is, is de term ‘levensecht’ een beetje wrang en in overdrachtelijke zin zelfs ridicuul: plastic is niet het eerste waar je aan denkt bij de vereeuwiging van een mammoet en de gladde buitenkant vertoont weinig overeenkomst met een wolharig beest.
Ofwel betreft het hier artistieke vrijheid ofwel de kunstenaar had dat beest al jaren staan, waarschijnlijk ooit gemaakt voor een carnavalsvereniging, en zag nu opeens kans niet alleen van dat beest, dat hem bijna al zijn opslagruimte innam, af te komen maar ook en passant even zijn investering terug te ontvangen.
Gelukkig heeft de kunstenaar de verzekering gegeven dat het plastic volledig hufterproof is. Nou … laten we dat maar even overlaten aan de Bornse jeugd (en volwassenen). Die test komt pas na plaatsing. Als na een jaar beide slagtanden nog ongeschonden aanwezig zijn en het plastic speelgoed niet in de fik is gestoken dan praten we verder.
Het is natuurlijk wel te hopen dat de gemeente Borne i.c. de Stichting Boris, na het debacle met de geverfde bollen (die nog steeds ergens op de gemeentewerf liggen), een en ander goed heeft vastgelegd in het contract met de kunstenmaker.
Ik lees verder in de berichtgeving van Borne’s ‘leading’ informatiebron dat de wijkvereniging van de Stroom Esch teleurgesteld is en het op zich heeft genomen om op de vindplaats een roestende plaat met daarin uitgesneden een mammoet en de naam Boris te plaatsen. De uitgesneden mammoet zal dan weer op de rotonde bij De Wanne geplaatst worden.
Zo is Borne op zeer korte termijn niet een maar zelfs drie mammoets rijker, allemaal gebaseerd op een botfragmentje, en kan wellicht de bijenkorf met vrij vliegende bijen uit het gemeentewapen worden geschrapt en vervangen worden door een mammoet? Immers: binnenkort zijn er meer afbeeldingen van een mammoet te vinden in Borne dan imkers.
Hoe waarschijnlijk is het, dat Boris inderdaad leefde in wat later Borne werd
Zeer onwaarschijnlijk.
Overal waar fragmenten tot botten van respectabele afmetingen van mammoets worden gevonden, worden meerdere delen gevonden. Niet alleen leefden mammoets in kuddes en hadden ze hoogstwaarschijnlijk net als de laatste paar nog levende olifanten, hun eigen ‘kerkhoven’ waar het vol ligt met restanten. Ook bestaat zo’n mammoet uit best wel veel botten en als dat beest, luisterend naar de naam Boris, de euvele moed heeft gehad dood te gaan in de omgeving waar later Borne zou ontstaan, dan waren er vast wel meer botten te vinden geweest.
De kans is dus erg groot dat het betreffende fragment gewoon met het water is mee gestroomd, de aanwezigheid van water rond de vindplaats zou een indicatie kunnen zijn. Een andere mogelijkheid is, dat een of ander beest, een beer of wolf wellicht, zich elders tegoed heeft gedaan aan de restanten van een dode mammoet en in de relatieve rust van wat later de Stroom Esch Vijver zou worden, een per abuis ingeslikt botfragmentje weer heeft uitgekotst.
Niettemin: blijkbaar is het voldoende dat je een stuk of 20.000 handtekeningen weet te verzamelen van mede-Bornenaren die waarschijnlijk geen idee hadden waar het over ging en zeker de zin van de actie niet duidelijk was, en financiering van de kosten van de aanschaf van het overmaatse plastic speeltje, om de gemeente te dwingen om een hoop geld uit te geven.
Nu was de ‘Beeldentuin’ nauwelijks nog een beeldentuin te noemen met dat ene beeld dat er stond en werd het park verder toch niet gebruikt vanwege de enorme hoeveelheid stinkende hondenpoep die door de lieve baasjes niet achter hun huisdier wordt opgeruimd. Dus laten we wel wezen: Borne gaat er alleen maar op vooruit, ook al kost het de gemeente, die toch al een krappe portemonnee heeft, een behoorlijke smak geld.
Volgens de inlichtingenbronnen reageerden de omwonenden positief op de plannen en konden zij hun wensen kenbaar maken. Vreemd want als ‘omwonende’ heb ik alleen een kant en klaar plan gezien en daarin weinig inspraak gehad. Aan de andere kant: alles dat de zomerse stankoverlast van hondenpoep verminderd, juichen wij van harte toe.
In het vernieuwde park komt in ieder geval een ‘hangplek’. Waar eerder juist de hangplekken werden verwijderd vanwege de veroorzaakte overlast, heeft de gemeente het nu op zich genomen er doelbewust een te creëren. Gezien het tekort aan politie binnen de gemeente Borne wellicht een slimme zet door alle ‘hangers’ op een enkele plek te concentreren? Moet diezelfde politie natuurlijk wel af en toe na zes uur ’s avonds een keer langskomen.
Ook zal er een ‘hondenvrijloopgebied’ ingevoegd worden. Nu gebruikten hondenliefhebbers het gehele park al jaren als ‘hondenvrijloopgebied’, vooral buiten werktijd van de BOA’s (dat wil zeggen voor half negen en na vijf uur). Diezelfde hondenliefhebbers hebben nog niet door dat ze nu opeens beperkt worden in hun liefde voor hun viervoeter aangezien die netjes binnen de hekken moet loslopen. Voordeel is, dat ze nog steeds de ontlasting van hun lieveling niet hoeven op te ruimen en dat opeens allemaal gelegaliseerd is. Dat de beschikbare BOA’s ook hierop geen toezicht zullen uitoefenen spreekt voor zich.
Ook komt er in het ge-upgrade park een ‘wadi’ die wateroverlast in de omgeving moet verminderen. Hoe de ontwerpers zich dat voorstellen blijft vooralsnog een raadsel.
Ten slotte zal in het parkje aandacht worden besteed aan de ‘cultuurhistorie’. Als daar dezelfde historici bij worden betrokken die bepaald hebben dat een mammoet, genaamd Boris, ooit de Bornse landerijen onveilig heeft gemaakt, dan zal dat ook wel lachen worden.
Uiteraard is Borne niet zo maar een vlek in ‘het Twentse’.
Inmiddels worden vele initiatieven ontwikkeld om Borne als ‘plastic-stad’ op de kaart te zetten. Zo zijn de carnavalsverenigingen bezig met het verzamelen van handtekeningen om een enorme opblaasbare plastic narrenkap geplaatst te krijgen. Als passende plaats hiervoor hebben ze het dak van het gemeentehuis op het oog. Dat heeft als voordeel dat er niet hoeft te worden nagedacht over het ‘hufterproof’ maken. Bovendien is het gemeentehuis overduidelijk een passende plaats voor een dergelijke sculptuur en scheelt het enorm in de kosten. Uiteraard draagt de gemeente de kosten voor de benodigde elektrische aansluiting en stroomkosten en moet er nog uitgezocht worden of de narrenkap constant of alleen tijdens carnaval en of deze alleen overdag of ook (verlicht?) ’s nacht opgeblazen blijft. Aangezien het alleen een zak opgeblazen lucht betreft, zijn verder geen aanpassingen aan het gemeentehuis nodig en wellicht kan de lucht uit de vele airconditioners, die op het dak staan, ingezet worden om de narrenkap omhoog te houden.
Daarnaast staat het huis van onze plaatselijke weergod te koop. Laten we hopen dat de enige nog levende ‘legende’ van Borne zich niet heeft laten verleiden tot verhuizing naar een serieuze gemeente. Een initiatiefgroep is inmiddels aan het nadenken over de plaatsing van een plastic regenwolk. Het grasveld van De Pellenhof is hiervoor in beeld. Wellicht kan op die wijze voorkomen worden dat de enige persoon binnen Borne die iets over het weer te vertellen heeft, en bovendien ingezet wordt voor alles dat ook maar enigszins naar PR riekt, te behouden voor onze prachtige gemeente.
Borne Boeit is, als plaatselijke SM-vereniging, nog even bezig geweest met een complete, en vooral nieuwe, erotische beeldenroute door Borne heen maar aangezien toestemming daarvoor twijfelachtig is gezien de signatuur van Borne, hebben ze dat idee maar laten varen.
Milieu Twente denkt nog na over de plaatsing van een, in plastic gegoten, miniatuur van een van hun plastic-verzamel vrachtwagens met in de hijsarm een plastic afvalcontainer. Op die wijze zou wellicht de nieuwe functie van Borne, vergelijkbaar met de functie van de ‘plastic-soep’ in de oceaan (voor wie niet weet wat dat is: daarvoor is Google uitgevonden), als verzamelpunt van plastic benadrukt kunnen worden.
Ongetwijfeld zijn er nog meer initiatieven maar die zijn mij helaas (nog) niet bekend. Wie ze wil melden, kan dat doen via de centrale telefoonaansluiting van het gemeentehuis.
Teruglezend wat ik geschreven heb, bedenk ik me opeens hoe gemakkelijk dat ging. Nu is de gemeente Borne natuurlijk een bijna onuitputtelijke bron (hm … hebben we nog geen bron in Borne?) en is het gewoon leuk om zo een en ander op hopelijk koddige wijze op papier te zetten. Nadeel is wellicht, dat op een gegeven moment iemand het gaat geloven (net als het verhaal rond dat botfragment). Om te voorkomen dat ik zelf de functie van onze weergod moet overnemen wil ik hierbij wel even aangeven dat ik zelf van alle dieren houdt: honden, katten, konijnen en mammoets. Ook juich ik alle initiatieven die ons prachtige dorpje op de kaart zetten, van harte toe. Enige regie daarin zou wel fijn zijn om te voorkomen dat Borne straks in plaats van ‘het mooiste dorp van’ de titel ‘het lachwekkendste dorp van’ verwerft.
Ik kijk al uit naar het stankvrij mogen ronddwalen door het heringerichte park, de vroegere beeldentuin, waarbij ik (als dat mogelijk is) Boris liefkozend zal aaien en toekijk hoe de Bornse jeugd de hufterproofheid van het plastic beeld op inventieve wijze (want ja: dat is de Bornse jeugd dan weer wel) uittest.
Het wordt vast een mooie zomer en ik wens dan ook iedereen alvast een fijne vakantie
De ‘strijd’ laait weer op!
Auteur: Nico Smits, Centrum CAM, © 2013
Het was, relatief, rustig aan ‘het front’ van het CAM-domein. Weinig concreets te melden. Alles kabbelde voort zoals het al langere tijd voortkabbelde: verschillende opleiders poogden (en meestal terecht met weinig succes) richting NVAO-accreditatie[1] te komen, beroepsgroepen ontstonden en fuseerden (of splitsten juist), sommige beroepsgroepen kregen het voor elkaar dat hun leden vergoed werden door zorgverzekeraars en anderen niet, therapeuten deden hun werk, beroepsgroepen en koepels probeerden voorzichtig voortgang te boeken en meer van die kleine feitjes die weinig tot geen verbetering te zien gaven voor therapeuten ten aanzien van acceptatie en integratie.
Hel breaks lose
En dan wordt (alweer) een forse knuppel in het hoenderhok gegooid. Achter elkaar vinden een tweetal acties plaats die het gehele CAM-domein, voor zover van een eenduidig domein te spreken valt, op haar grondvesten doet schudden. In hoeverre die acties nauwgezet zijn geregisseerd valt nu niet meer te achterhalen maar opmerkelijk is wel dat ze in een korte spanne tijds bekend gemaakt worden:
- Zorgverzekeraars melden dat zij zelf kwaliteitscriteria gaan stellen aan het CAM-domein i.c. de therapeuten omdat het CAM-domein als zodanig daarin te verdeeld is en weinig (geen) vooruitgang boekt;
- De overheid kondigt aan dat zij eisen gaat stellen aan patiënt/cliëntveiligheid (die eisen bestonden natuurlijk al langer maar werden niet echt gecontroleerd of van meetbare criteria voorzien).
Nu is dat natuurlijk niet de eerste keer, deze situatie heeft het CAM-domein al vaker meegemaakt, en er weinig van geleerd. In plaats van te anticiperen op wat logisch denkend verwacht mag worden, wacht het CAM-domein (doorgaans) de nieuwe eisen, die over hen uitgestrooid worden door instanties die de macht hebben deze eisen te stellen, af en komt dan pas in actie. Te laat, zoals al vaker gebleken is.
Actie >> Reactie
Dat is zo ongeveer het moment waarop, opeens, het CAM-domein in actie (eigenlijk: reactie) komt. Niet met een vereniging van krachten zodat gewerkt kan worden aan het tegemoet komen aan datgene wat er nu weer op het CAM-domein afkomt, nee: juist het tegendeel:
- Integraal Natuurlijk (IN)[2] splits zich, om vigerende redenen, af van de koepelorganisatie Stichting HBO Register Beroepsbeoefenaren Natuurlijke Gezondheidszorg (RBNG);
- IN ventileert niet ‘zo maar’ een koepelorganisatie te zijn, maar actief te zijn een serieuze ‘branche organisatie’ op te zetten, de Stichting Registratie Beroepsbeoefenaren Aanvullende Gezondheidszorg (SRBAG) gaat hierin de samenwerking aan met IN;
- RBNG komt in samenwerking met de Klachtencommissie Alternatieve Behandelwijzen (KAB) met een advies inzake de opzet en omvang van Medische en PsychoSociale Basiskennis (MBK en PSBK) in de opleidingen[3], een omvang die past bij een ‘echte’ hbo-opleiding;
- IN laat, door een adviseur en in samenwerking met SRBAG en FONG, een lijvig advies schrijven aangaande accreditatie binnen het CAM-domein[4], hetgeen moet leiden tot een instantie die uitsluitend CAM-opleidingen, CAM-beroepsgroepen en CAM-therapeuten moet gaan accrediteren.
De nieuwste eisen
Min of meer gelijktijdig komen zorgverzekeraars en overheid met hun eisen:
- Een kleine, maar zeker niet onbelangrijke zo niet de belangrijkste, groep zorgverzekeraars (Achmea, VGZ, CZ, Menzis, ONVZ) huurt PLATO[5] in om een advies[6] te schrijven aangaande MBK en PSBK;
- Dit advies wordt beperkt rondgestuurd en besproken met enkele koepels waarbij opmerkelijk is dat de omvang en opzet van de geadviseerde MBK en PSBK wel erg mooi overeenkomt met het advies dat RBNG/PSBK eerder het daglicht heeft laten zien.[7] De minimale eis, volgens het advies van PLATO rond MBK en PSBK en het bachelor-getuigschrift zullen voorwaarde zijn voor vergoeding van therapeuten vanaf 2017.
- Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ventileert heel voorzichtig dat ‘aanvullende’ eisen gesteld zullen worden aan opleiding en beroepsbeoefening van CAM-therapeuten[8] aangaande beroepskennis, kennis van de (reguliere) gezondheidszorg en veiligheid. De termen ‘minimaal hbo-opleiding’ en ‘bachelor getuigschrift’ worden eveneens genoemd.
Hoewel hun ‘eisen’ slechts verspreidt worden binnen een kleine (selecte?) groep en de twee groepen (enerzijds zorgverzekeraars en anderzijds de overheid) niet het gehele CAM-domein voorzien van dezelfde informatie begint deze informatie, terecht, al snel ‘uit te lekken’.
Slecht nieuws
Ik denk, enigszins geamuseerd, terug aan ongeveer 2003 toen ik tijdens de jaarvergadering van de FONG een korte voordracht mocht houden over HBO en de daarbij behorende MBK.[9] De reacties vanuit de zaal op mijn advies 30EC[10] MBK op te nemen in de opleiding liepen van ‘dan wordt mijn opleiding twee maal zo groot’[11] tot ‘voor onze beroepsrichting is geen MBK nodig’.[12]
Tijdens mijn voordracht waarschuwde ik er voor, dat een (beroeps)opleiding voor therapeuten minimaal en controleerbaar hbo-waardig zou moeten zijn en het slechts een zaak van wachten zou zijn alvorens eisen dienaangaande, inclusief de eis voor een bachelorgetuigschrift, vanuit VWS, de zorg in het algemeen en de zorgverzekeraars in het bijzonder zou worden geformuleerd.
Niet als laatste zou, zo voorspelde ik, vanuit het reguliere onderwijs, onderwijsinstellingen binnen het CAM-domein pas geaccepteerd worden als zij zich vanuit een grijs/troebel onderwijsniveau zouden verheffen tot het hbo-onderwijs zoals ook de (reguliere) zorg de complementaire zorg pas serieus zou gaan nemen als voorzien was in hbo-opleidingen.
Het resultaat van mijn voordracht was, helaas, dat er geen enkele actie ontstond binnen het opleidersveld. Terugkijkend zou ik mezelf bijna helderziende gaven toedichten. Als het allemaal niet zo droevig was, zou ik kunnen schaterlachen maar zoals altijd wordt de brenger van ‘slecht nieuws’ (in deze: nieuws dat de ontvangers niet welgevallig was) afgeschoten en blijkt pas later de waarde van zijn ‘nieuws’.
Samenwerking = blijven ‘leven’; Tegenwerking = een zekere ‘dood’
Tot zover de huidige situatie. De eisen liggen op tafel en het is van het allergrootste belang dat koepels het belang van hun leden (opleiders en therapeuten) behartigen en stappen zetten.
Opmerkelijk is, dat juist niet gebeurt wat zou moeten gebeuren: koepels die fuseren om krachten te bundelen en ‘door te pakken’, beroepsgroepfusies die grotere aantallen beroepsbeoefenaars[13] vertegenwoordigen en daardoor/daarmee een betere ‘onderhandelingspositie’ verwerven, opleiders die fuseren om gezamenlijk wel in staat te zijn goede hbo-opleidingen neer te zetten met voldoende studenten, enzovoort. Natuurlijk: hier en daar fuseren beroepsgroepen en werken ongetwijfeld opleiders samen maar tot doorslaggevende schaalvergroting leidt dit vooralsnog niet.
Neen, zoals al jaren (zo niet decennia) de praktijk binnen het CAM-domein is, blijft een ieder (opleiders, beroepsgroepen, koepels) hardnekkig pogingen doen het eigen ‘koninkrijk’ te verdedigen en in stand te houden, tegen alle logica in en ongeacht de consequenties. ‘Liever strijdend ten onder gaan dan fuseren’ schijnt, nog steeds, het algemeen geldende motto te zijn. Zo blijven RBNG en IN elkaar dwars zitten, spreekt RBNG met VWS en IN met de zorgverzekeraars. TBNG en SRBAG doen nog steeds hardnekkig pogingen leden (therapeuten) van elkaar af te snoepen, de FONG speelt samen met SRBAG/IN in een enkelzijdig belangen offensief, opleidingen blijven lijdzaam toezien hoe hun studentenaantallen tot ver beneden het bedrijfstechnische minimum dalen en overheid, zorgverzekeraars en de (reguliere) zorg kijken geamuseerd toe en kunnen alleen maar, heel terecht, concluderen dat het CAM-domein als los-zand aan elkaar hangt en als werkelijke (samenwerkings)partner in het geheel niet aantrekkelijk is noch ooit geaccepteerd kan worden.
Voorzien kan worden, als er geen snelle omslag ontstaat, dat CAM-therapeuten/Complementaire Therapeuten binnen afzienbare tijd terugvallen in het grijze circuit zonder enig uitzicht op opname in de Nederlandse zorg in het algemeen of vergoeding door zorgverzekeraars in het bijzonder. Eveneens valt te voorzien dat, als de ingezette trend doorzet, CAM-opleiders dermate zwaar in de financiële problemen komen dat zij de poorten van hun onderwijsinstelling kunnen sluiten waarmee alle opgebouwde kennis rond de complementaire behandelwijzen en het onderwijs daarin alleen nog maar zal worden overgedragen door complementaire therapeuten en de ‘brede blik’ op specifieke behandelmethoden zal verdwijnen. Bijgevolg zullen therapeuten, die immers geen voordeel meer hoeven verwachten van hun beroepsverenigingen, massaal hun lidmaatschap opzeggen hetgeen de beroepsverenigingen in grote aantallen, zo niet helemaal, zal doen verdwijnen. Met het verdwijnen van, te veel, opleiders verliest de FONG haar bestaansrecht en met het verdwijnen van beroepsgroepen verliezen de koepels van beroepsverenigingen hun bestaansrecht. Tegen die tijd vervalt het CAM-domein in de richting van de vroegere ‘alternatievelingen’ die in schemerige achterkamertjes ‘vodoo-gelijkende’ activiteiten uitvoert die het daglicht niet, meer, kunnen verdragen.
Ik hoop oprecht dat mijn, eerder aan mijzelf toegedichte, helderziende gaven mij deze keer in de steek zullen laten maar ik ben bang dat er dan wel heel snel actie moet komen vanuit het CAM-domein.
Wat te doen
Hoe kan het tij nog gekeerd worden? Hoe kan het CAM-domein nog voorkomen dat het ondergaat en veroordeeld wordt tot het ‘grijze circuit’ en wellicht zelfs verboden wordt? De oplossing is even logisch als simpel: in plaats van reactief te blijven reageren moet er een omslag komen richting pro-actief reageren. Nederlanders zijn ‘dijkenbouwers’ en weten als geen ander hoe zij zich moeten beveiligen/verweren tegen de komende ‘overstromingen’ in de wetenschap dat het slechts een kwestie van tijd is dat die gaan komen. Natuurlijk kan het CAM-domein brengers van ‘slecht nieuws’ (zoals schrijver dezes) af blijven schieten en afdoen als ‘zwartkijkers’ maar dan gaat men voorbij aan de geschiedenis waaruit niet alleen veel te leren valt maar die ook laat zien dat soms die neergesabelde ‘zwartkijkers’ het juiste beeld, nieuws, gaven.
In plaats van onderlinge strijd zal er een beweging richting onderlinge vereniging moeten plaats vinden. Dat ligt zo voor de hand dat het bijna verbazingwekkend is dat niet aan alle kanten stemmen opgaan tot vereniging.
De twee belangrijke ‘spelers’ binnen het CAM-domein, de RBNG en IN, zullen qua vertegenwoordigers van het complete CAM-domein, de handen ferm ineen moeten slaan en krachten bundelen, een fusie is daartoe het meest geëigende gereedschap. Zo omvatten zij gezamenlijk niet alleen het grootste deel van het CAM-domein maar hebben ze ook, dankzij elkaars inbreng, contact met VWS en de zorgverzekeraars. Een waardige ‘partij’ voor deze twee eisenstellende molochs. In hoeverre de fusiepartners hun gezamenlijke koepel omschrijven als ‘branche organisatie’ is daarbij van ondergeschikt belang zolang zij het daarover maar eens zijn. Zowel VWS als de zorgverzekeraars willen uitsluitend ‘om de tafel’ met de hoogste vertegenwoordigende organisatie, het maakt beiden weinig uit of dat een ‘koepel’ of een ‘branche organisatie’ is.
Samenwerking van Tuchtrecht Beroepsbeoefenaren Natuurlijke Gezondheidszorg (TBNG) en SRBAG zal moeten leiden tot een sterke en brede koepel voor registratie en tuchtrecht, waarbij ook hier een fusie de enige mogelijkheid vormt. Gezamenlijk vormen zij dan een registratie- en tuchtrechtinstelling voor het overgrote deel van de Nederlandse complementaire therapeuten. Ongeacht de beroepsrichting van therapeuten noch hun (opleidings)herkomst zullen alle therapeuten moeten vallen onder deze registratie-/tuchtinstelling. Dat hierbij een nauwe samenwerking, en wellicht zelfs een fusie, moet bestaan met de dan inmiddels gefuseerde RBNG/IN mag overduidelijk zijn.
Beroepsverenigingen voor therapeuten zullen, ongeacht de wijze waarop zij gericht zijn op specifieke complementaire therapeuten, eveneens over moeten gaan tot intense samenwerking en bij (grote) voorkeur een fusie. Hoe meer therapeuten verenigd zijn in hoe minder beroepsgroepen, hoe sterker deze worden als gesprekspartners en hoe eenduidiger het beleid kan worden uitgevoerd.
Niet in de laatste plaats, eerder in de tweede plaats, zullen opleiders hun eenzame zelfstandige bestaan moeten opgeven en fuseren tot grotere, daadkrachtiger opleidingsinstituten die in gezamenlijk inspanning werkelijk hbo-opleidingen ontwikkeld en aanbied. Slechts door fusie kan, door samenvoeging van het beperkte aantal studenten per opleider, een of meer opleidingen ontstaan die ook op basis van de studenten instroom in staat zijn ‘het hoofd boven water te houden’ en te investeren in het ontwikkelen van hbo-onderwijs.
Daarnaast kan een dergelijke gefuseerde opleider, werkelijk gelden gaan investeren in het aantrekken van de, voor het merendeel, ontbrekende kennis op het gebied van onderwijs (onderwijskundigen) en de omvorming van het, een veel gevallen nauwelijks ‘cursus’ te noemen’, aanbod naar een complete hbo-opleiding waarbinnen daadwerkelijk alle voor de beroepsbeoefening noodzakelijke competenties integraal worden aangeboden.
Nu lijkt dat enerzijds allemaal simpel, dat is het natuurlijk ook en een ieder die logisch denkt zal dat niet kunnen ontkennen, en anderzijds hoog gegrepen maar voor dat laatste zullen we even ‘verder’ moeten kijken dan onze ‘eigen mening’ en ‘eigen behoefte en wensen’.
Ten aanzien van onderwijs en accreditatie
RBNG stelt zich op het standpunt een registratiesysteem/-organisatie te zijn voor hbo-opgeleide CAM-therapeuten. Ook SRBAG staat op het standpunt hbo-therapeuten te registreren. Maar het meest opmerkelijke feit is: er zijn helemaal (nog) geen hbo-therapeuten om de simpele reden dat er (nog) geen hbo-opleidingen voor CAM-therapeuten zijn! Natuurlijk zijn er een enorm aantal opleidingen die zichzelf omschrijven als ‘hbo-niveau’ maar aangezien dat enerzijds een niet controleerbare kreet is en anderzijds de opzet/samenstelling van de beschikbare opleidingen in de meeste gevallen volkomen voorbij gaat aan de criteria die zijn gesteld aan hbo-opleidingen, mogen we veilig concluderen dat er op dit terrein nog veel werk te verrichten is. Veel werk komt overeen met veel tijd en dat laatste is nu juist iets dat we niet beschikbaar hebben aangezien hoogstwaarschijnlijk de gestelde eisen van VWS en de zorgverzekeraars ingaan per 2017. In plaats van te blijven strijden, kunnen we die tijd dus beter gebruiken.
In dat kader valt er wellicht iets voor te zeggen om een accreditatie-systeem op te zetten dat uitsluitend accreditatie (advies) afgeeft aan opleiders in het CAM-domein maar er valt veel meer te zeggen wat daar tegen spreekt. In aanmerking genomen dat
- er al talloze ‘accreditatiebureaus’ bestaan (met soms twijfelachtige accreditatiecriteria) en toevoeging van een nieuw bureau geen meerwaarde oplevert;
- een dergelijke vorm van accreditatie wellicht iets kan gaan betekenen binnen Nederland maar niets oplevert buiten de grenzen;
- een CAM-eigen accreditatie geen aanleiding zal geven tot vergelijking van het opleidingsniveau met het geëiste hbo-niveau;
- een CAM-eigen accreditatie niet leidt tot de mogelijkheid tot afgifte van een bachelorgetuigschrift;
- een CAM-eigen accreditatie niet leidt tot acceptatie van de beroepsgroep binnen het Nederlandse zorgstelsel;
- een CAM-eigen accreditatie uitsluitend leidt tot kostenverhoging voor opleiders (en voor therapeuten), financiële middelen waarover die toch al niet beschikken;
- een CAM-eigen accreditatie leidt tot het hooghartig voorbij gaan aan de algemeen geaccepteerde en geïmplementeerde accreditatie voor het hoger- en universitair onderwijs door de NVAO ook al zou deze NVAO-accreditatie niet ideaal of volmaakt zijn (dat mag van elke andere vorm van accreditatie ook niet verwacht worden),
heeft een dergelijk opzet weinig zin en leidt deze nergens tot de gewenste effecten. De enige juiste weg, hoe mooi verwoord de argumenten voor andere wegen ook zijn en hoe dik het daartoe geschreven rapport ook is, is het opzetten van hbo-opleidingen volgens de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) met inachtneming van de accreditatiecriteria van de NVAO, de adviezen van de HBO-Raad en alle overige wet-/regelgeving. Het daarna aanvragen van een accreditatie via de NVAO levert op de meest directe weg het recht op afgifte van bachelorgetuigschriften, opname in het zorgstelsel en opname in het vergoedingssysteem van de zorgverzekeraars op.
Ten aanzien van beroepsorganisaties, -koepels en accreditatie
In de huidige situatie mogen we concluderen dat er, bij gebrek aan werkelijke hbo-opleidingen weinig CAM-therapeuten geregistreerd zijn die zijn opgeleid op hbo-niveau. Natuurlijk zijn er therapeuten die, eerder, een bachelorgetuigschrift behaalden van een willekeurige zorggebonden opleiding (en zelfs artsen) en daarna een opleiding in een CAM-specialisatie volgden, maar het blijft de vraag of je zelfs dan mag spreken van CAM-beroepsbeoefenaren op hbo-niveau (immers de vooropleiding voldoet wel maar het blijft de vraag of de daarna gevolgde beroepsopleiding wel voldoet en in hoeverre de integratie van de bachelor-opleiding en de beroepsopleiding gewaarborgd is). Het is dus alleszins in het belang van beroepsgroepen en koepels, dat op korte termijn opleidingsinstituten ontstaan die een of meer hbo-opleiding(en) binnen het CAM-domein aanbieden. Vanaf het moment dat de eerste cohorten afstuderen, kunnen de beroepsorganisaties/-koepels over gaan tot registratie van echte hbo-therapeuten.
Alle tot dan toe geregistreerde therapeuten zullen in eerste instantie geregistreerd moeten worden als mbo-beroepsbeoefenaren (komen dus niet in aanmerking voor vergoeding en zijn, als ‘verlengde-arm’, werkzaam onder toezicht van een hbo-/universitair beroepsbeoefenaar). Voor deze groep kan, met inzet van een EVC-traject, uit te voeren door een onafhankelijke instantie en niet door de beroepsgroepen/-koepels, bijscholing worden ontwikkeld (door de eerder genoemde opleidingsinstituten en niet door de beroepsgroepen/-koepels aangezien dat geen opleiders zijn) zodat zij op termijn ook het hbo-getuigschrift kunnen behalen en de volwaardige status krijgen.
Accreditatie van juist afgestudeerde, zich aanmeldende, beroepsbeoefenaars is daarbij een onzin-verhaal: het gegeven dat deze startende beroepsbeoefenaars hun hbo-opleiding met positief resultaat hebben afgesloten impliceert al dat zij ‘geaccrediteerd’ zijn en elke twijfel daaraan moet niet neergelegd worden bij de beroepsbeoefenaar maar bij de opleider.
Uiteraard is het wel de taak van de beroepsgroep/-koepel om te registreren in hoeverre, en of, praktiserende CAM-therapeuten voldoen aan hun verplichte bij-/nascholing. Daarvoor vormt een algemeen geldende regeling rond bij-/nascholing de basis waarbij zaken als het deelnemen aan een bestuur, presentie tijdens de jaarvergadering of bezoek aan een beurs niet kan leiden tot studiepunten terwijl het volgen van een opleiding, passende bijscholing, nascholing of opfriscursussen en wellicht ook het doorlezen van een boek op minimaal hbo-niveau en het bijbehorend schrijven van een verslag en publicatie daarvan wel tot studiepunten leidt. Bedenk dat beroepsgroepen/-koepels geen opleiders zijn en zich even ver moeten houden van elke vorm van scholing als opleiders geen beroepsorganisatie zijn en zich dus verre moeten houden van de vertegenwoordiging van therapeuten of de registratie van bij-/nascholing.
Ten slotte
Is daarmee alles over dit onderwerp besproken? Vast en zeker niet.
Over onderwijs, en zeker hbo-onderwijs, vallen hele boekwerken te vullen. Zo vallen er waarschijnlijk ook boekwerken te vullen over de, werkelijke, werkzaamheden van beroepsgroepen, – koepels en andere organisaties werkzaam binnen een specifieke branche. Het is echter niet de behoefte noch de taak van de schrijver om volledig te zijn, integendeel: de schrijver neemt de, zo zal waarschijnlijk blijken, ondankbare taak op zich om vanuit zijn zorgen ten aanzien van het CAM-domein een aantal zaken te bespreken/bespreekbaar te maken in de hoop dat het domein bereidt is om hem tenminste de schijn van twijfel te gunnen en in actie te komen. Zoals de situatie er nu ligt en de verwachtingen voorspelt kunnen worden door iedereen die voorbij gaat aan eigen/persoonlijke belangen, is een snelle en doelgerichte actie nodig om het voortbestaan van behandelvormen die grote aantallen gebruikers in de afgelopen jaren hebben gesteund, geholpen en soms verder hebben gebracht dan de reguliere geneeskunde bij machte was, te garanderen.
De tijd van ‘fluwelen handschoentjes’ moet voorbij zijn wil er nog voldoende tijd zijn om deze achteruitgang een halt toe te roepen en om te draaien in een vooruitgang richting toekomst. Als we iets willen doen, laten we het dan goed doen en vooral ook NU doen want anders hoeft het niet meer.
[1] NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie.
[2] De website van IN vermeld dat IN per 7 mei 2012 zijn opgericht maar naar mijn gegevens (schrijver dezes) bevind IN zich nog in de oprichtingsfase.
[3] Neergelegd in een document “Eindcompetenties, Medische Basiskennis en Psychosociale Basiskennis” met bijbehorend document “Visie en plan van aanpak”.
[4] Neergelegd in het document “Advies inzake de inrichting van een CAM-breed accreditatiesysteem voor opleidingsinstellingen en beroepsverenigingen”.
[5] PLATO: Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie BV.
[6] Neergelegd in een document “Eindtermen PLATO complementaire zorg mei 2013.pdf” met bijbehorend document “Rationale PLATO MBK en PSBK mei 2013.pdf”
[7] Opmerkelijk is, dat in dit stuk, passend bij eerdere uitlatingen van de zorgverzekeraars, niet alleen geadviseerd wordt maar zelfs als verplichte basis, het bezitten van een hbo-opleiding (bachelor getuigschrift) van therapeuten geëist wordt.
[8] Uiteraard zonder CAM-therapeuten als dusdanig te benoemen: de term ‘complementaire therapeuten’ is wel het beste dat te vinden is in de reactie.
[9] Ik meen mij te herinneren dat ik mij toen nog beperkte tot 30EC MBK waar nu zowel RBNG/KAB als PLATO komen met een (dwingend) advies van 40EC minimaal.
[10] EC is de afkorting voor de internationale (studie)punten telling in European Credits, afgeleidt van het European Credts Transfer System (ECTS). Hoewel de term ‘European’ is gebruikt, komt dit systeem overeen met het in Amerika gebruikte systeem waardoor de EC’s oo in Amerika geldig zijn.
[11] Als toevoeging van 30EC de opleiding twee maal zo groot maakt, moet de opleider zich vooraf al serieus gaan afvragen of hij een (beroeps)opleiding levert of het beter, en correcter, een cursus moet gaan noemen.
[12] Dat opleiders van mening zijn (hopelijk: waren) dat MBK voor hun beroepsgroep niet nodig was, zegt al veel over hun onvermogen verder te kijken dan het niveau van hun opleiding en daarin de samenwerkings-, overdrachts en ontwikkelingscomponenten (die weer gekoppeld zijn aan overleg buiten de grenzen van de eigen beroepsbeoefening) volkomen buiten beschouwing lieten. Inherent daaraan valt al te concluderen dat ook daar niet gesproken kan worden van een hbo-opleiding aangezien deze componenten helder beschreven staan in de Dublin Descriptoren. Voor wie niet weet wat de Dublin Descriptoren zijn: zoek het op en vraag uzelf af of u wel een hbo-opleiding levert als u daaraan niet voldoet.
[13] In deze: Complementaire Therapeuten.
Redenatie tegen vaccinatie
Auteur: Nico Smits, Centrum CAM, © 2013
Ik zie en hoor weer overal berichten over een “uitbraak” van de mazelen in de ‘Biblebelt’.
Angstaanjagend (althans: zo is het bedoeld) en bijzonder neerbuigend ten aanzien van een ieder die zelf de keuze maakt om de kinderen niet te laten vaccineren (over het algemeen hoger-opgeleiden) in het algemeen en ‘Biblebelt’-bewoners in het bijzonder.
Tja … dan komen er vragen in mij op. Vragen waarop de autoriteiten geen antwoord (willen) geven.
Nu heb ik natuurlijk als excuus dat ik dom ben, misleidt, argeloos, geen verantwoordelijkheidsgevoel heb, een gevaar ben voor de maatschappij en mogelijk een simpele gelovige ben en meer van dat soort fraais want ik ben een anti-vaxer. Niettemin krijg ik geen antwoord. Hooguit zie ik dat artsen, specialisten, producenten, enzovoort, hun kinderen ook niet laten vaccineren en aangezien DAT ‘deskundigen zijn, zijn dat dus ‘intelligente mensen met verantwoordelijkheidsgevoel.
Want laten we wel zijn: Het (zogenaamde) ‘probleem’ van de niet-gevaccineerden is toch een probleem dat zichzelf oplost? Het is toch een probleem dat (als we autoriteiten en farmaceuten geloven) de oplossing in zichzelf draagt?
Denk even met me mee
ALS vaccinaties werken, hoeven kinderen/volwassenen die gevaccineerd zijn niet bang te zijn. Zij zijn immers volkomen beschermd en zullen alleen nog komen te overlijden op hoge leeftijd als het gevolg van ouderdom (uiteraard na het gebruik van tientallen, zo niet honderden, vaccins, boostershots en herhalings-vaccinaties EN het gebruik van kostbare medicatie die volgens de farmaceuten nodig is om die hoge leeftijd te behalen). In hoeverre er nog ‘kwaliteit van leven’ overblijft na het gebruik van al die rotzooi is bezijden de zaak: als je maar oud wordt en van ouderdom sterft (en grootgebruiker bent van farmaceutische middelen).
Daarentegen zullen, ALS kinderzieken en dergelijke zo gevaarlijk zijn als autoriteiten en farmaceuten beweren, niet-gevaccineerden massaal komen te overlijden bij elke ‘uitbraak’. Dan verdwijnen de niet-gevaccineerden vanzelf en toekomstige ouder die dreigen na te denken zullen kiezen voor vaccinatie (hetgeen verder geen reclame-campagnes kost want de praktijk is een betere boodschapper dan reclame).
Ergo: ALS vaccinaties werken en ALS kinderziekten zo gevaarlijk zijn, dan kost het hooguit een enkele generatie (waarvan een deeltje, de niet-gevaccineerden, voortijdig komt te overlijden) om een dekkingsgraad van 100% te halen.
Bovendien: ALS kinderen/volwassenen zo ontzettend ziek worden van die simpele kinderziekten, dan kan de farmacie er toch weer lekker medicatie in stoppen die ze ook produceren? En als diezelfde kinderen/volwassenen dan toch overlijden (wat natuurlijk niet anders kan aangezien het ‘bijzonder gevaarlijke’ ziekten betreft) dan treft de farmacie geen blaam: zij hebben hun best gedaan.
Waarom dan al de moeite doen, als het probleem zichzelf oplost?
Uit ‘humane’ overwegingen? Gezien de giffen die verspreidt worden door de farmacie zijn de woorden ‘humaan’ en ‘farmacie’ mijns inziens niet in een enkele zin te gebruiken.
En waarom zijn er dan geen vaccins tegen al die andere ziekten waar mensen onder lijden en aan overlijden? Denk maar aan kanker (o ja: daarvoor hebben we nu het HPV een vaccin met zeer twijfelachtige effecten), reuma, epilepsie, Bechterew, en vul maar verder aan. Gewoon nog niet gevonden?
Ik kan persoonlijk maar tot een enkel antwoord komen. Vaccinatie (en meer van die door de farmacie geproduceerde rotzooi) is NIET bedoeld voor uw gezondheid, die heeft er helemaal niets mee te maken.
De zooi moet geld opleveren, veel geld. En bij voorkeur moet gebruik weer gebruik oproepen, dat geeft een constante stroom aan inkomsten.
Kijk, een vaccin kost aan productiekosten een paar eurocent, de verkoopprijs is echter vele tientallen tot wel 500 euro per vaccin. En dat is dan nog zonder de benodigde spuit en de kosten van de persoon die deze rotzooi in je lijf spuit, die moet afzonderlijk betaald worden.
Bedenk eens, over miljarden vaccinaties, wat de winsten zijn!
Okay: farmaceuten zijn bedrijven en bedrijven moeten winst maken. Maar artsen zouden toch weldenkende, verstandige mensen moeten zijn die dergelijke trucs doorzien. Hetzelfde geldt voor de autoriteiten. Hoe komt het dan dat al die ‘tussenpersonen’ zo bezig zijn met vaccinatie te pushen?
Ook hier kan maar een enkel antwoord gegeven worden: Geld. Klaarblijkelijk verdienen al die ‘tussenpersonen’ kapitalen aan de promotie van vaccinatie (zelfs Bill Gates van Microsoft werkt er aan mee dus het moet wel om hele hoge bedragen gaan).
En wat hebben de gebruikers (vanuit mijn visie de werkelijk misleidde personen) er dan aan? Weinig (zo niet: in het geheel geen) bescherming tegen de ziekten waarvoor ze gevaccineerd zijn, grote kans op bijwerkingen, stapeling van giftige stoffen in het lichaam en bijgevolg een steeds groter wordende kans op allerlei ziekten waardoor ze groot-afnemer worden van andere farmaceutische rommel.
Ergo: In mijn visie lever vaccinatie niets op dan nadelen, zijn niet-gevaccineerden veel gezonder (en daarmee een bedreiging/kostenpost voor de farmaceuten) en is er nog steeds niemand die de bovenstaande redenatie effectief kan tegenspreken. J
Bovendien
Het leuke is, dat de onderbouwing TEGEN vaccinatie juist gelegen is in de afwezigheid van wetenschappelijke onderbouwing.
Er is NOOIT (voorafgaand wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van vaccins noch naar de veiligheid ervan. En dan bedoel ik dus netjes random, placebo-gecontroleerd, enzovoort, onderzoek. Er is dus geen enkel gegeven dat vaccins werken en/of veilig zijn. Bij mij geldt dan: geen gegevens, geen gebruik!
Op later moment (en dat is wat je altijd te zien krijgt) is er wel onderzoek gedaan waarin vaccins met elkaar vergeleken worden: Vaccins B is veiliger dan vaccin A of Vavcin C werkt beter dan vaccin D.
Maar ja … als in eerste instantie vaccins al niet werken (werking = 0) en vaccin C werkt 0,5% beter dan vaccin D dan zegt dat nog niets, dat kan eenvoudig een meetfout uit de statistiek zijn.
Zo ook als vaccin B 0,05% veiliger is dan vaccin A. Als het vaccin A al uitermate onveilig is, dan is vaccin B nog steeds volkomen onveilig.
Pas bij meermaals herhaald onderzoek, dubbelblind, placebogecontroleerd, kan worden vastgesteld of een vaccin werkt en veilig is.
Dat onderzoek ontbreekt en dus is het nog steeds een experimenteel middel (GEEN geneesmiddel !!!) dat na zoveel jaar eindelijk wel eens verboden mag worden om te gebruiken.
Als we daarnaast kijken naar de overstelpende hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat vaccins niet werken zoals de farmaceuten dat beweren en dat diezelfde vaccins ronduit gevaarlijk zijn vanwege de bijwerking, dan snap ik niet dat de dekkingsgraad niet scherp daalt naar 1 % (je blijft altijd een paar misleidde gelovigen houden).
Overigens moet je ook nog bedenken, dat de statistiek die nu gebruikt wordt, vooral in het voordeel van de vaccins uitgelegd wordt.
In veel gevallen worden (tijdens uitbraken of epidemieën, wat volkomen verschillende gebeurtenissen zijn) geen onderscheidt gemaakt tussen gevaccineerde en niet-gevaccineerde kinderen en dus zijn daar geen conclusies uit te trekken.
Daarnaast moet je, om de bijwerkingen van vaccins te kunnen bepalen, kijken naar een langere periode (meerdere jaren) en niet naar enkele dagen (dat zijn alleen de korte-termijn reacties). En daarbij moet je dan ook nog een testgroep (naast een controlegroep (ongevaccineerd)) hebben die slecht EEN ENKEL vaccin heeft ontvangen zodat er geen vervuiling van de statistiek kan ontstaan.
Allemaal veel te veel werk voor de farmaceuten die alleen de kas gespekt willen zien worden. (En bovendien zouden de resultaten wel een ronduit schokkend kunnen zijn ten aanzien van vaccins)
Kan vaccinatie ziekte uitroeien?
Auteur: Nico Smits, Centrum CAM, ©2012
Het is het streven van de World Health Organisation (WHO) om ziekte ‘uit te roeien’. Voor dat doel grijpt de WHO naar het discutabele middel van vaccinatie. Heel expliciet richt de WHO zich daarbij op kinderziekten (laten we dat vanaf hier in dit stuk dus ook doen) maar achterliggend wil de WHO nog veel verder gaan. Het WHO streeft er naar om een vaccinatie dekking van 100% te krijgen, wereldwijd, in de gedachte dat dan ziekte uitgeroeid wordt.
We moeten ons echter eens de vraag stellen of
- vaccinatie ziekte kan uitroeien en
- of we überhaupt ziekte willen uitroeien.
Daarmee stellen we ons meteen ook de vraag of het WHO wel helder heeft waar ze mee bezig zijn, maar dat terzijde.
We richten ons dus, zoals de WHO momenteel ook doet, even op kinderziekten. Als kanttekening nemen we daarin op dat kinderziekten absoluut niet beperkt zijn tot kinderen: ook volwassenen kunnen de zogenaamde kinderziekten oplopen. Neem van mij aan dat het doormaken van een ‘kinderziekte’ als volwassene, geen pretje is.
Om naar de originele vraag terug te keren: Kan vaccinatie ziekte uitroeien? Hierop kan het antwoord kort en helder zijn: NEE.
Het is per definitie onmogelijk om ziekte uit te roeien door gebruik te maken van vaccinatie en je hoeft helemaal geen wetenschapper te zijn om tot die conclusie te komen. Immers: zoals zelfs fabrikanten van vaccins toegeven (en grappig genoeg ook de WHO), voorkomt vaccinatie niet dat kinderen besmet wordt. Sterker nog: vaccinatie voorkomt ook niet dat kinderen daarna andere kinderen besmetten en zelf ziek worden/kunnen worden.
Zolang er nog maar een (1) kind is, dat de ziekte veroorzakende bacterie of het virus bij zich draagt, kan ziekte nooit uitgeroeid worden. Aangezien we, zeker waar het virussen en bacteriën betreft, ervan uit mogen gaan dat er altijd talloze kinderen zullen zijn die ‘drager’ zijn, kan vooraf al worden geconstateerd dat alle pogingen van de WHO op niets uit zullen lopen. Dat betekend impliciet, dat zelfs bij een, wereldwijde, dekking van 100% nog steeds niemand gevrijwaard is van besmetting en dus van ziekte.
Nu zouden kinderen die gevaccineerd zijn, de ziekte in mildere vorm doormaken maar daarover is helemaal geen onderzoek beschikbaar (zoals er overigens ook geen wetenschappelijk bewijs is dat de vacinatieHYPOTHESE zou kloppen noch dat vaccinatie veilig zou zijn). Bovendien is het sterk de vraag, en ook daar is nauwelijks onderzoek naar gedaan, of bij het milder doormaken van de ziekte de kinderen wel voldoende antistoffen aanmaken om beschermd te zijn: de praktijk laat hierbij zien dat gevaccineerde kinderen meermaals dezelfde ziekte kunnen oplopen/doormaken hetgeen een indicatie is dat er geen/te weinig antistoffen worden aangemaakt en daarmee geen levenslange bescherming ontstaat.
Overigens: ook vaccinatie geeft op zichzelf geen levenslange bescherming. Enerzijds valt dat af te leiden uit het gegeven dat gevaccineerde kinderen nog steeds de ziekte kunnen krijgen en anderzijds uit het gegeven (van de producenten) dat er maar een beperkte tijd werking mag worden verwacht van het vaccin terwijl gelijktijdig onderzoek laat zien dat die periode veel korter is dan producenten opgeven.
Het is dus wat vreemd om te zien hoe de WHO toch deze poging onderneemt, ongeacht de enorme kosten van dit project, in de wetenschap (immers: de WHO zal toch vast wel iemand hebben rondlopen die nadenkt) dat het zinloos is. Enorme hoeveelheden kinderen (moeten) worden gevaccineerd met middelen die minimaal discutabel te noemen zijn en waarvan steeds meer onderzoek laat zien dat deze middelen mogelijk de oorzaak zijn van veel ernstiger aandoeningen. Ik zal niet direct de conclusie trekken dat het hier meer gaat om de inkomsten van vaccin-producenten als om de gezondheid van kinderen maar u zult het met mij eens zijn, dat dit vreemd gedrag is van de WHO.
Laten we naar de tweede vraag gaan: Willen we ziekte wel uitroeien? En dan specifiek kinderziekte. Het antwoord is ook hier eenvoudig te geven: Nee.
Om daar een antwoord op te kunnen geven, kijken we even naar het normale systeem dat ons lichaam gebruikt om ziekte te bestrijden. Dat normale systeem is het immuunsysteem. Kinderen worden geboren met een nauwelijks werkend immuunsysteem om overduidelijke redenen: in het moederlichaam zijn ze beschermd tegen ziekte (althans: tegen de meeste) en een volkomen actief immuunsysteem zou zich tegen de moeder kunnen keren (of botsen met het immuunsysteem van de moeder). Na de geboorte is het de bedoeling dat het immuunsysteem zich gaat ontwikkelen. Tijdens die aanvankelijke ontwikkeling krijgt de baby, via de moedermelk, van de moeder antistoffen om het te beschermen tegen ziekte. Hierdoor heeft de baby ruimschoots de kans om te ontwikkelen terwijl het toch veilig is.
Uiteraard is het hiervoor wel nodig dat de moeder over antistoffen beschikt, immers: wat je niet hebt, kun je niet doorgeven. Heeft de moeder zelf nooit echt (kinder)ziekte meegemaakt (bijvoorbeeld als gevolg van vaccinatie, als dat zou werken) dan is het wel erg onwaarschijnlijk dat ze over antistoffen beschikt en dan kan ze die ook niet via de borstvoeding aan haar baby doorgeven. In dat geval, zal de baby dus onbeschermd zijn en op te jonge leeftijd al ziektes op kunnen lopen terwijl het immuunsysteem daar nog niet klaar voor is en geen antistoffen kan aanmaken. Een buitengewoon gevaarlijke situatie voor de baby. Dat deze redenatie klopt, kunnen we momenteel hel goed zien in het steeds meer voorkomen van kinkhoest (pertussis) onder baby’s waarbij we juist van de huidige generatie jonge moeders weten dat deze nagenoeg allemaal gevaccineerd zijn.
Hoe wordt het immuunsysteem dan geactiveerd? Hoe ontwikkeld het zich? Het antwoord hierop is weer simpel: De ontwikkeling van het immuunsysteem is niets meer en niets minder dan een leersysteem. Door het doormaken van ziekte, leert het immuunsysteem hoe en op welke adequate wijze het moet reageren. Door het doormaken van verschillende ziekten leert het immuunsysteem zich aan te passen, te richten, op verschillende ‘aanvallers’. Als u zich nog afvraagt wat daar voor nodig is, wat daarvoor in de natuur voorzien is, is het antwoord simpel: kinderziekten.
Het zijn juist de kinderziekten die de grote leermeester zijn van het immuunsysteem en zonder die leermeester ontstaat een (jong)volwassene met een incompleet, inadequaat immuunsysteem met alle mogelijke gevolgen van dien. Inmiddels vinden wetenschappers steeds meer aanwijzingen dat ernstige ziektebeelden bij volwassenen niet alleen het gevolg kunnen zijn van vaccinatie maar tevens van (de deels hieruit voortkomende) een niet goed functionerend immuunsysteem.
Nu we toch bezig zijn, kunnen we ons de vraag stellen (naar aanleiding van het voorgaande): Heeft vaccinatie geholpen om kinderziekten terug te dringen?
Hoe mooi pro-vacinatie-instanties het ook stellen, het antwoord daarop moet luiden: onwaarschijnlijk. Steeds meer onderzoek laat inmiddels zien dat de vaccinatie-theorie (de vaccinatie hypothese) niet klopt en juist een tegengesteld effect op lange termijn veroorzaakt.
Als we kijken naar de statistieken (bv via http://genesgreenbook.com/resources/Natural_Infectious_Disease_Declines_Immunization_Effectiveness.pdf ), dan zien we dat al jaren voordat de eerste vaccinatie werd gegeven, kinderziekten een scherpe daling vertoonden. Met andere woorden: er waren dus andere oorzaken die het voorkomen van kinderziekten aanzienlijk terugbrachten. Vanaf het moment dat vaccinaties werden ingevoerd zien we iets heel vreemds gebeuren: bij een aantal ziekten zien we geen verdere teruggang, gedurende een aantal jaren blijft het voorkomen van de ziekte constant. Bij andere ziekten zien we zelfs een opleving, meer voorkomen van de ziekte. Klaarblijkelijk zijn toch de andere oorzaken van terugloop sterker dan vaccinatie want na verloop van tijd zien we dat (in de meeste gevallen) de eerdere terugloop weer wordt ingezet.
Hoe is dat verklaarbaar? Op zich zou een simpele verklaring zijn, dat het voorkomen van de ziekte een betere immuniteit van de hele groep veroorzaakt waardoor de ziekte langzaam uitsterft.
Maar hoe ontstaat dan het gedurende een aantal jaren gelijk blijven of stijgen na vaccinatie? Ook daar is een simpele verklaring voor. Enerzijds onderdrukt/beïnvloed/verzwakt vaccinatie het immuunsysteem waardoor een ziekte weer de kans krijgt. Anderzijds mag gesteld worden dat (zeker bij de oudere vaccins) het vaccin niet geheel aansluit bij de ziekte en daardoor het virus of de bacterie aanzet tot evolutie, waardoor het vaccin steeds minder effect heeft. Dat laatste wordt momenteel zichtbaar door het weer opleven van ziekten als kinkhoest en de bof die, overduidelijk, niet meer reageren op het vaccin en dus de conclusie rechtvaardigen dat de ziekteverwekker is geëvolueerd. Als we daarbij tellen dat het immuunsysteem van volledig gevaccineerden aanzienlijk is verzwakt (al was het maar omdat het nooit de kans kreeg te ‘leren’ van doorgemaakte ziekte), dan mogen we verwachten dat in de toekomst steeds meer geëvolueerde ziekten gaan optreden en dat juist volledig gevaccineerden daar het slachtoffer van gaan worden.
Terugkomend op de gestelde vraag (Heeft vaccinatie geholpen om kinderziekten terug te dringen?) mogen we dus nu het antwoord wel wijzigen in: Nee, mede dankzij diezelfde vaccinatie die de ziekte zou moeten voorkomen.
De nevenvraag (heeft de WHO wel helder waar ze mee bezig zijn?) kunnen we nu ook beantwoorden: Nee. Alhoewel we daar een kanttekening moeten maken. Hoewel we in de berichten lezen, dat de WHO ziekte wil uitroeien door middel van vaccinatie, kunnen we gelijktijdig vaststellen dat elk weldenkend mens niet alleen de onmogelijkheid maar ook de onzinnigheid en vooral de onwenselijkheid daarvan vaststellen. Dat kan alleen maar tot de conclusie leiden, dat er een andere motivatie, een andere gedachte, een andere doelstelling achter deze plannen van de WHO zit. Welke dat is, valt niet te voorzien maar het idee alleen al, zou ons erg alert moeten maken.
Als laatste besteden we nog wat woorden aan de onzinnige gedachte: Ongevaccineerde kinderen veroorzaken toch epidemieën?
Vreemd genoeg wordt dit idee door alle zogenaamde deskundigen binnen de pro-vaccinatie, in stand gehouden terwijl ook hier elk weldenkend mens het tegengestelde kan vaststellen.
We weten al, dat zowel gevaccineerde als ongevaccineerde kinderen besmet kunnen worden. Eenmaal besmet, kunnen die kinderen weer andere kinderen besmetten.
Als we nu uitgaand van de berichten van het RIVM dat de dekkingsgraad vanaf 92% tot hoger is (we nemen even 92%) dan kunnen we een heel simpel rekensommetje uitvoeren. Van elke 100 kinderen zijn er 92 gevaccineerd en 8 ongevaccineerd. Dat betekend dat de kans dat een kind besmet wordt door een gevaccineerd kind, 11,5 maal zo hoog is als dat het besmet wordt door een ongevaccineerd kind! Alleen dat al geeft aan, dat een epidemie niet gestart wordt door ongevaccineerde kinderen maar eerder door gevaccineerde kinderen.
Maar … we kunnen nog verder rekenen.
Een ongevaccineerd kind zal, na besmetting en incubatietijd heel snel in bed verdwijnen en verder geen andere kinderen meer besmetten. Een gevaccineerd kind (als vaccinatie werkt) zal een veel milder ziekteverloop doormaken en hoogstwaarschijnlijk langer actief blijven, later in bed komen te liggen. Stel dat die gevaccineerde kinderen een (1) dag langer doorlopen dan ongevaccineerde kinderen (en dus een dag langer andere kinderen besmetten), dan zijn er die dag alleen gevaccineerde kinderen die besmetten (=100%!). Zou vaccinatie dus tot gevolg hebben dat kinderen langer doorlopen (hetgeen logisch is), dan ontstaat na besmetting al heel snel een scherpe piek van uitsluitend gevaccineerde kinderen die anderen besmetten. Als we blijven uitgaan van de originele 92% (wat dan niet meer klopt) dan zien we al snel dat vanaf heel kort na de eerste uitbraak, de kans dat kinderen besmet worden door een gevaccineerd kind oploopt via 23 tegen 1 (1 dag langer doorlopen) 35 tegen 1 (2 dagen langer doorlopen) en zo voort TEN NADELE van de gevaccineerde kinderen. Het zijn dus absoluut de gevaccineerde kinderen die de epidemie veroorzaken (al was het maar omdat de ongevaccineerde kinderen allemaal in bed liggen).
Uiteraard is er een en ander aan te merken op deze rekenwijze, ze klopt niet helemaal. Ik heb er echter voor gekozen om liever de berekening simpel te houden ook al is de uitkomst daardoor niet helemaal correct. Echter: in grote lijnen blijft de berekening kloppen.
Gezond Boerenverstand
Auteur: Nico Smits; © mei 2012
Gezond Boerenverstand: daar hoef je geen wetenschapper voor te zijn (aangezien wetenschappers hun ‘gezond boerenverstand’ niet gebruiken, is het wellicht beter geen wetenschapper te zijn).
Vandaag eens een simpele blog (voor wie zijn/haar ‘gezond boerenverstand’ kan en wil gebruiken).
Genetici
We kijken voor de grap eens naar hoe genetici te werk gaan. U weet wel: genetici, de mensen die denken dat ze God zijn en kunnen verbeteren wat de natuur in miljoenen jaren heeft opgebouwd. Althans: dat deel van de genetici die zich bezig houden met genetische manipulatie of, zoals zij het zelf graag noemen: genetische modificatie. Het is hetzelfde alleen klinkt het laatste alsof ze het goed bedoelen.
Deze genetici proberen het DNA te manipuleren/modificeren ofwel, te veranderen. Voor wie dat niet weet: in het DNA zijn de erfelijke eigenschappen neergelegd. De helft van dat DNA (van de mannelijke kant) en de andere helft (van de vrouwelijke kant) wordt samengevoegd tot een complete DNA-streng en bepaald dan hoe de nazaten er uit gaan zien (de erfelijke eigenschappen van die nazaten). Op het moment dat het gelukt is om DNA te manipuleren/modificeren, spreken we van een ‘genetisch gemodificeerd organisme’ (GGO) of een ‘genetically modified organism’ (GMO). Dat moet bijvoorbeeld op de verpakking van voedingswaren worden vermeld, die afkorting GGO of GMO. De consument moet dan maar weten dat hij/zij te maken heeft met genetisch veranderde voeding. Uiteraard: als er alleen nog maar genetisch veranderde voeding bestaat (neem bv maïs of soja) dan hoeft het niet meer vermeld te worden want ‘iedereen kan dan nagaan dat hij/zij te maken heeft met genetisch gewijzigde voeding’. Ja, alsof de gemiddelde consument weet dat er alleen nog maar genetisch gewijzigde maïs of soja bestaat.
Maar daarover wil ik het niet hebben.
Laten we eens kijken hoe ze dat doen. Men neme DNA materiaal en knipt dat in kleine stukjes. Doorgaans wordt dan het deel dat de genetici willen toevoegen/vervangen in ander DNA, er netjes uit gesorteerd en geïsoleerd zodat ze weten wat ze aan het verprutsen zijn. Na nog wat behandelingen is dat onderdeel eigen klaar. Desgewenst kan er zelfs in dat stukje DNA nog gerommeld worden en wijzigingen aangebracht worden, maar dat voert te ver voor dit blog.
Om dat stukje DNA ergens in ander DNA te kunnen invoegen, wordt het samengevoegd met bijvoorbeeld een bacterie of een virus. Er zijn ook andere methoden (een goudbolletje of een liposoom) maar die laten we even voor wat ze zijn.
Het enige dat de genetici nu nog hoeven doen, is dat setje (DNA + virus of DNA + bacterie) in een cel te injecteren en met een beetje mazzel vervangt het stukje DNA het originele DNA en hebben we een manipulatie/modificatie. Als nu deze cel zich gaat delen, zal het aantal cellen met gemanipuleerd/gemodificeerd DNA snel in aantal toenemen en al snel bevatten alle cellen het gemanipuleerde/gemodificeerde DNA.
Nu een andere beroepsgroep, de virologen (overigens wel opmerkelijk die naam: viro-logen).
Virologen
Wat doet een viroloog. Naast een heleboel andere dingen, is er een belangrijke groep virologen die zich bezig houden met het ontwikkelen van vaccins. Deze virologen gaan uit van de hypothese (een hypothese is een onbewezen vermoeden) dat het besmetten van een persoon met – een verzwakte bacterie; – een verzwakt virus of; – een geïmmobiliseerde vorm van een van beiden; – (soms zelfs zogenaamd een dode vorm van een van beiden), tot gevolg zal hebben dat die persoon antistoffen maakt en daardoor beschermd wordt tegen de ziekte die veroorzaakt wordt door dat virus of die bacterie.
Wat treffen we aan in het uiteindelijke vaccin waarmee personen worden geïnjecteerd? Uiteraard het virus of de bacterie, in welke vorm dan ook. Daarnaast verschillende stukjes DNA, afkomstig van dieren en/of van mensen. Een heleboel stoffen die maken dat het spul geïnjecteerd kan worden. En ten slotte een stel stoffen die het spulletje houdbaar maken, bijvoorbeeld kwik.
Nu is al heel lang bekend, dat hebben de bovenstaande genetici uitgevonden, dat kwik enorme DNA-schade kan veroorzaken. Maar nu de grootste grap, althans: IK kan er niet om lachen: Alles dat genetici gebruiken om DNA te manipuleren/modificeren, is aanwezig in een vaccin: DNA-stukjes EN bacterie of virus materiaal.
Hoe gaan we nu verder te werk?
Verpleegkundige onder verantwoording van een arts
De verpleegkundige vult een spuit, een injectiespuit wel te verstaan, met de rommel die netjes in ampullen verpakt is. Volgens voorschrift op de bijsluiter, moet dat DIRECT VOORAFGAAND aan het spuiten gebeuren. In consultatie bureaus is dat te veel werk en worden dus de spuiten voor de hele dag klaar gemaakt voordat de eerste ouder met kind binnen komt. Die spuiten liggen dan de gehele dag op het bureau van de verpleegkundige. Welke effecten dat heeft op de inhoud is nooit onderzocht omdat de voorschriften nu eenmaal aangeven dat dit niet mag!
Nadat het kind binnen is, zet de verpleegkundige (onder verantwoording van de arts) de spuit. Deze spuit wordt in het lichaam gestoken, waarbij een grote hoeveelheid cellen worden aangeprikt. Een groot deel van die cellen zal dermate beschadigd worden dat ze verloren gaan maar niet allemaal gaan ze verloren. Er zullen ook veel cellen zijn die alleen beschadigd worden. Aangezien zich in en op de naald al sporen van de te vaccineren stof bevinden, kunnen deze dus de cel binnen dringen.
Hiermee wordt precies uitgevoerd wat genetici gericht proberen te doen. Het enige verschil is, dat het nu een soort Rad van Avontuur is: niet alleen OF er DNA-deeltjes met virus of bacterie in de cel terecht komen, maar ook WELKE DNA-deeltjes. En daarna nog eenzelfde Russische Roulette die bepaald of er een DNA-deeltje per ongeluk op de juiste plaats terecht komt en het DNA manipuleert/modificeert. In totaliteit weinig anders dan wat genetici doen.
Bijkomend plezier is natuurlijk de aanwezigheid van het kwik. Als dat in een beschadigde cel terecht komt en daar DNA-schade veroorzaakt en die cel gaat zich vermenigvuldigen dan is helemaal onduidelijk wat de gevolgen zijn omdat ze compleet op toeval berusten en onbekende schade veroorzaken.
Nu zou je denken dat slimme wetenschappers verder kijken dan hun eigen expertise. Zo zou een viroloog heel slim kunnen kijken hoe genetici werken en daar dan van afleiden dat de nu gebruikte methodiek niet erg slim is. Genetici zouden van virologen kunnen leren dat het misschien grappig is om (wel graag op geïsoleerd materiaal) gewoon maar wat willekeurige rotzooi in te spuiten en kijken wat er gebeurt. Of misschien zouden die genetici kunnen kijken wat de negatieve effecten van de handelwijze van virologen is. En ga zo maar verder.
Maar dat gebeurt niet
Virologen blijven gewoon steeds meer vaccins ontwikkelen en er rotzooi in achter laten die, geheel volgens de werkwijze van genetici, tot onbekende resultaten kunnen leiden. Nee, we weten (nu) nog niet zeker of autisme ontstaat door vaccinaties. Zo weten we dat ook niet van ADHD, en vele andere ziekten. Wat we wel weten is, dat sinds het starten van vaccinaties, statistisch kan worden aangetoond dat het voorkomen van al deze problemen (en honderden die nog niet in verband zijn gebracht) in veel hoger tempo stijgt dan verklaard kan worden uit verbetering van diagnose methoden en andere excuses. Er ligt een gerede kans/verdenking, dat er een link is met vaccinatie. Die kans/verdenking is hier en daar al behoorlijk (wetenschappelijk) aangetoond en in andere gevallen erg aannemelijk gemaakt. En toch blijven we doorgaan met vaccineren. Toch geven regeringen toestemming voor deze experimenten. Toch blijven er veel mensen bestaan die (uit angst?) deze rommel blijven gebruiken.
Er zal een moment komen, dat de waarheid aan het licht komt. Eigenlijk hoop ik, dat deze ergens in het midden zal liggen. Het zou erg zijn als blijkt dat tegenstanders van vaccinatie ongelijk hadden. Niettemin hebben zij tenminste hun keuze heel bewust gemaakt, nadat alle voors en tegen waren afgewogen. Maar, het zou veel erger zijn als blijkt dat voorstanders van vaccinatie ongelijk hadden. Niet alleen zijn die aantallen veel groter en is het effect dus enorm. Ook hebben zij veelal niet geluisterd naar de mogelijke consequenties van vaccinatie en hun kinderen en kleinkinderen opgezadeld met de problemen. Op dit moment ziet het er naar uit, dat niet gevaccineerde kinderen aanzienlijk gezonder zijn dan gevaccineerde kinderen. Dat klopt met de gedachte dat het immuunsysteem getraind moet worden (dmv bv kinderziekten) en bovendien doet dat het vermoeden ontstaan dat tegenstanders van vaccinatie gelijk hebben.
Helaas zal het nog een tijd duren voordat er helderheid is. Daarvoor moeten onderzoeken gepleegd worden die NIET worden betaald door Big Pharma zodat de resultaten niet gefalsificeerd kunnen worden of zelfs geheel verdwijnen als ze niet conform de wens van Big Pharma zijn. Onafhankelijk onderzoek, bekostigd door instanties die geen enkel belang hebben in de omzet van vaccins moeten hiervoor gezocht worden en dat, zal een groot probleem blijken te zijn. Immers, Big Pharma is inmiddels een van de machtigste industrieën met tentakels die over de hele wereld (en verder?) en in alle beroepen en bedrijven doorgedrongen zijn.
Computerbeveiliging tegen virussen … een analogie
Auteur: Nico Smits; © januari 2012
In het grootste aantal gezinnen op de hele wereld staat wel een computer, in welke vorm dan ook. In heel veel gezinnen zelfs twee of meer. En al die computers zijn, op een of andere wijze, voorzien van programmatuur om ze te beveiligen tegen virussen. Ofwel is de eigenaar slim genoeg om dat zelf te doen ofwel wordt dergelijke programmatuur meegeleverd bij aflevering, dat maakt niet uit.
Waarom zou je een computer moeten beveiligen tegen virussen?
Om een heel simpele reden: als jouw computer contact krijgt met een andere computer die ‘besmet’ is met een virus, kan die van jou ook besmet raken. Gevolg: verlies van bestanden, diefstal van je gegevens of zelfs het onbruikbaar worden van je computer.
Zelfs in de meest eenvoudige toepassing van een computer, staat je computer regelmatig in contact met andere computers. Via internet (even een beetje ‘surfen’), via mail (elke mail die je ontvangt is een potentiële ‘besmettingsbron’), en natuurlijk niet te vergeten de talloze ‘social media’ die iedereen tegenwoordig gebruikt.
Grappenmakers, die zich soms ‘hackers’ noemen, vinden het leuk om programma’s te ‘bouwen’ die ‘inbreken’ in je computer om daar informatie te stelen, informatie te vernietigen of zelfs je computer helemaal ‘over te nemen’ en te gebruiken voor hun eigen (meestal illegale) doeleinden. Soms gebruiken ze zelfs jouw computer om weer andere computers te ‘besmetten’ met als enige doel om een (grotere) chaos te creëren of om uiteindelijk bij een computer terecht te komen waar ze iets van hun gading kunnen vinden.
De illegale en zelfs misdadige karakters die zich hackers noemen, gebruiken hiervoor programma’s die zich gedragen als (bijvoorbeeld) een virus. Een programmatje dat een bepaalde werking heeft in je computer en zichzelf bijvoorbeeld verspreidt naar andere computers via jouw mail, social-mediacontacten, enzovoort of dat als het ware de ‘achterdeur’ van jouw computer van het slot draait waardoor zij toegang hebben tot jouw computer. De programma’s die ze daarvoor bouwen worden steeds slimmer en moeilijker te detecteren en daarmee ook steeds gevaarlijker.
Vreemd genoeg zijn het juist de top-hackers die bij de grotere computerbedrijven in dienst worden genomen juist vanwege hun vaardigheid te doen wat ze doen. Wat we ons daarbij voor moeten stellen laat ik aan de lezer over.
Hoe bescherm je dan je computer?
Eigenlijk doe je dat met even simpele programma’s als de hackers gebruiken. In de basis heel eenvoudige programma’s (ook al gebruiken ze soms razend knappe werkwijzen om snel genoeg te kunnen werken) die voorzien zijn van een bestandje waarin alle kenmerken (de ‘handtekeningen’) van zo veel mogelijk virussen zijn opgenomen.
Het programma doet, in de basis, niet veel meer dan alles dat langs komt in het ‘werkgeheugen’ telkens vergelijken met de gegevens uit het databestandje. Herkent het programma iets, dan meldt het netjes dat het een virus heeft gevonden, de betere geven zelfs aan hoe het verwijdert kan worden en de nog betere verwijderen het zelf. Is het programma niet zeker van z’n zaak, dan meldt het een ‘mogelijke’ bedreiging en laat het aan jou over om er eventueel iets mee te doen.
Natuurlijk is het zaak, regelmatig dat bestandje met handtekeningen bij te werken (te ‘updaten’) zodat de laatste bekende gegevens geladen worden. Zou je dat niet doen, dan worden nieuwere virussen niet herkend en ben je nog kwetsbaar. Ook is het verstandig regelmatig gewoon je hele computer (dus alles op de ‘harde schijf’) te laten controleren door dat programma om er zeker van te blijven dat je niet stiekem ergens een ‘slapend’ virus op je schijf hebt staan.
Nu zou het mooi zijn, als je beschermingsprogramma zelf kon leren, zelf kon herkennen dat iets mogelijk een virus is op basis van wat het programma al weet maar daarvoor heb je ‘artificial intelligence’, ofwel een lerend systeem nog en dat hebben we helaas nog niet beschikbaar.
Regelmatig updaten en regelmatig je harde schijf ‘scannen’ is voorlopig nog de enige oplossing.
Waarom schrijf ik dit eigenlijk?
Ik ben toch geen IT-er, geen computer deskundige? Waarom zou ik me hier druk over maken? Dat doe ik ook niet, eigenlijk maakt het mij niet zo veel uit. Mijn computer is goed beveiligd, ik update regelmatig mijn programma’s en scan regelmatig mijn harde schijf. Heel incidenteel wordt een virus op mijn computer gevonden en netjes verwijdert, evenals trojan-horses, tracking-cookies en meer van die fraaie termen die mij weinig zeggen maar waarmee mijn beveiligingsprogrammatuur korte metten maakt.
De enige reden waarom ik het bovenstaande schrijf is, omdat ik daarin een analogie zie met de werking van een prachtig systeem in ons lichaam: het immuunsysteem. Grappig genoeg, zijn de verschillen niet eens zo erg groot maar vreemd genoeg zorgen de meeste mensen beter voor de beveiliging van hun computer tegen virussen als voor de beveiliging van hun lichaam tegen virussen. En dat is een terrein waar ik wel een klein beetje bekend ben (wie mijn eerdere blogs en stukjes heeft gelezen, kent mijn standpunt daarin).
Ons lichaams-eigen beveiligingssysteem
Ons immuunsysteem is een geweldig systeem dat niet zo erg verschillend is van de beveiligingssystemen van een computer maar wel eindeloos veel geavanceerder is. Niet alleen herkent het meerdere bedreigingen van ons lichaam (virussen, bacteriën, schimmels, enzovoort) zoals computerbeveiliging dat ook doet (computer-virussen, trojan-horses, tracking cookies, enzovoort), het is zelfs in staat om helemaal zelfstandig die aanvallers te bestrijden. Waar een computerbeveiliging gebruik moet maken van andere programma’s om aanvallers te bedwingen, is ons immuunsysteem in staat zelf iets te bedenken om de aanvallers te vernietigen.
En niet alleen dat: het onthoud ook nog na afloop de informatie waardoor die levenlang beschikbaar blijft en daardoor een volgende keer tot snellere actie leidt.
En niet alleen dat: het is zelfs in staat om met die informatie en delen daarvan andere aanvallers te herkennen en ook daarmee af te rekenen. In ons lichaam hebben we dus wel degelijk een artifical intelligence, een lerend systeem, dat kan leren van voorgaande situaties en daarmee anticiperen op komende situaties.
Laat ons immuunsysteem zo vroeg mogelijk in contact komen met aanvallers (je mag ook zeggen: ziekteverwekkers) en het zal er alleen maar sterker door worden. In principe is het zelfs een systeem dat nooit ge-update hoeft te worden: af ene toe een klein beetje ‘ziekte’ en het blijft in ‘perfect working order’. Voor ons immuunsysteem is dus af een toe een beetje ziek zijn alleen maar erg gezond.
Is dit nu een promotie voor vaccineren (aangezien dat volgens de wetenschappers doet wat het immuunsysteem nodig heeft: contact geven met ziekteverwekkers)? Nee, absoluut niet, integendeel zelfs!
Vaccinatie, de werkelijkheid
Bij vaccinatie wordt, met enig bruut geweld, een kwak rommel in het lichaam gespoten bestaande uit op een of andere wijze gemanipuleerde ziekteverwekkers (gedood of ge-immobiliseerd of andere mooie termen). Daarnaast vinden we in vaccins een heleboel andere stoffen, variërend van kwik tot dierlijke- of menselijke genen.
Juist alles dat we niet in ons lichaam willen hebben, spuiten we bij vaccinatie doelbewust in het lichaam.
Is er enige werking van dat vaccin te verwachten? Volgens de voorstanders van vaccinatie natuurlijk wel: het zou ons moeten beschermen tegen de ziekte waarvoor het vaccin bedoeld is. Maar doet het dat ook? Het blijkt van niet! Ondanks vaccinatie kunnen gevaccineerden nog steeds de betreffende ziekte krijgen, hetgeen de bewering van voorstanders en (sommige) wetenschappers logenstraft.
Draagt vaccinatie ook gevaren in zich?
Ja, absoluut (hoewel dat door voorstanders en producenten wordt ontkent). Niet alleen worden velen na een vaccinatie, in meerdere of minder mate ernstig en soms blijvend ziek, ook zijn er massaal bijwerkingen die er niet om liegen. De stoffen die worden meegespoten kunnen niet alleen vage (en vaak onbehandelbare) ziekten veroorzaken, ook zijn ze, volgens talloze recente wetenschappelijke onderzoeken, hoogst waarschijnlijk de basis van de meeste allergieën en zelfs auto-immuunziekten, om van ernstige chronische ziektebeelden nog maar niet te spreken. Wil je daar meer over weten? Zoek dan eens internet door (wel je computerbeveiliging vooraf updaten), als je het echt wilt vinden is het niet moeilijk, wil je het niet vinden dan zul je het ook niet vinden.
Maar sinds we gestart zijn met vaccinatie zijn toch veel ziekten bijna verdwenen? De vraag die je hierbij moet stellen is: ligt dan aan de vaccinaties of zijn daar andere redenen voor aan te wijzen? In de tijd dat de vaccinaties werden gestart, werd gelijktijdig de hygiëne omstandigheden aanzienlijk verbetert (in de zogenaamde ontwikkelde landen). En wat zien we nu? In juist de landen waar de hygiëne omstandigheden aanzienlijk te wensen over laten, treden juist de hier zogenaamd bijna uitgeroeide ziekten nog steeds op. Reden om aan te nemen dat hygiëne dus mogelijk aanzienlijk meer invloed heeft dan vaccinatie. Waar de waarheid ligt, is helaas niet wetenschappelijk bewijsbaar omdat overal ter wereld waar vaccinaties worden ingevoerd, ook de hygiëne verbetert wordt en daarmee een onbewijsbare situatie ontstaat. Zelfs de werking van het vaccin op zich is niet eens bewijsbaar.
En toch beweren (sommige) wetenschappers en alle producenten dat vaccins doen wat ze moeten doen! Beweren is eenvoudig maar bewijzen een andere zaak. Steeds meer bewijzen (wetenschappelijk onderzoek) hebben recentelijk het daglicht gezien waarin wordt aangetoond dat vaccinatie helemaal niet of nauwelijks enige werking heeft. Onderzoek bij gevaccineerden naar antilichamen (die het gevolg moeten zijn van vaccinatie) wijzen uit dat die in heel erg veel gevallen volkomen afwezig of nauwelijks aanwezig zijn. Wetenschappelijk onderzoek heeft zelfs aangetoond dat vaccinatie beneden de leeftijd van een (1) jaar helemaal zinloos is en hooguit gevaarlijk (en er mede zorg voor draagt dat het immuunsysteem zich niet of veel trager ontwikkeld). Nee, het zal geen onderzoek van de ‘hoogste orde’ zijn maar laten we wel zijn: dat is het onderzoek naar vaccinaties ook niet anders zouden er niet zo veel gaten in geschoten worden de laatste tijd.
Vaccinatie zou je kunnen zien als een programmaatje waarbij er weinig of niets in het geheugen van je computer wordt geschreven maar de gevaccineerde een spiekbriefje of kladje (een sticky, een ‘geeltje’) meekrijgt waarop staat waarop gelet moet worden. Na vaccinatie zou het lichaam (het immuunsysteem) eigenlijk in verweer moeten komen omdat het, in verminderde mate, de ziekte zou moeten doormaken. Ontstaat dus niet na vaccinatie tenminste een behoorlijke temperatuurverhoging (koorts) dan is de rommel wel ingespoten maar heeft de gevaccineerde waarschijnlijk het spiekbriefje niet ontvangen: werking nul komma niks.
En hoe gaat het dan met spiekbriefjes: je moet ze heel regelmatig bekijken en vergelijken met de werkelijke informatie om te zien of je moet reageren, ze worden verfrommeld, worden vuil of blijven in je broekzak zitten als je broek in de was gaat. En binnen de kortst mogelijke tijd is het spiekbriefje onleesbaar of helemaal verdwenen en is daarmee ook de informatie weg. Daarmee is de zogenaamde ‘bescherming’ ook weg!
Vraag maar eens bij verloskundigen waar vrouwen zich kort na de aanvang van de zwangerschap melden, hoeveel van die vrouwen bij de controle op het Rode Hond virus antilichamen (Rubella) positief zijn: amper! Slechts een marginaal deel van de zwangere vrouwen blijkt anti-stoffen tegen Rubella bij zich te hebben terwijl al die vrouwen al hun vaccinaties gehad hebben!
Wat we in wezen doen met vaccineren is niet alleen de deuren (van onze computer) wagenwijd open gooien voor hackers maar ze zelfs uitnodigen in onze computer om daar te rotzooien zo veel ze willen: we halen de vijand doelbewust binnen en laten hem zijn gang gaan.
Toekomst
Met het intensiveren en hier en daar zelfs afdwingen, van vaccinatie-programma’s die het liefst twee maanden na de geboorte al gestart worden, creëren we niet alleen een nieuwe generatie van kinderen die vertrouwen op een schijnveiligheid, een sprookje verzonnen door wetenschappers en producenten. De werkelijkheid is nog veel erger: door het zo vroeg starten van het vaccinatie programma creëren we een generatie met een volkomen inefficiënt immuunsysteem. En wat nog erger is: wat er niet is kan niet doorgegeven worden aan de eigen kinderen dus elke volgende generatie zal minder immuunsysteem hebben en als die generaties ook nog hun kinderen laat vaccineren ontstaat mogelijk een kwadratische functie: binnen een paar generaties heeft de (gevaccineerde) mens geen immuunsysteem meer.
Waarom zou dat gebeuren? Niet voor het welzijn van de gemiddelde mens, in tegendeel. Wel voor de producenten van vaccins en natuurlijk (chemische) medicatie want in de toekomst zal niemand daar meer buiten kunnen om te overleven. Big Bussiness dus! Immers: voor producenten is het niet van belang dat u gezond bent, integendeel: producenten van vaccins hebben er belang bij dat u doodsbang bent voor elke simpele ziekte en producenten van (chemische) geneesmiddelen hebben er belang bij dat u ziek blijft. Stel je voor dat u niet doodsbang of ziek was: zij zouden hun inkomsten zien dalen!
Geldt dat voor iedereen? Nee, gelukkig niet. Er zijn ook verstandige ouders die hun kinderen niet laten vaccineren en hun kinderen opvoeden op een gezonde wijze en ze bijbrengen dat ‘de weg van de vaccinatie’ een doodlopende weg is. Er bestaat een mooi stuk op de site van ‘Prevent Disease’ met als titel “The Healthiest Children In The Future Will Be Unvaccinated”, kijk maar eens op http://bit.ly/zmAHNy (tenminste: als het in de tussentijd niet op onverklaarbare wijze verdwenen is).
Welke keuze maken
Welke keuze je maakt, vaccineren of niet, is aan iedereen individueel en zou nergens ter wereld door wie dan ook afgedwongen mogen worden. Welke keuze je ook maakt: zorg er voor dat het JOUW keuze is die je baseert op echte onvervalste informatie en zoek goed na (op bijvoorbeeld internet) wat de gevolgen kunnen zijn. Laat je niet dwingen door de productiemaatschappij dat jij, als ouders van kinderen, niet vrij kunt zijn als je kinderen ziek zijn en verzorging nodig hebben. Dat laatste is jouw taak als ouder en alleen maar gezond voor je kind: bijna alle kinderziekten zijn uiterst mild en zo voorbij. Dwing bij je werkgever af dat je hiervoor vrij krijgt, desnoods op eigen kosten of begin gewoon niet aan kinderen als je er toch niet voor wilt zorgen.
Naschrift
Ik krijg altijd veel vragen waarom ik niet alle bronnen vermeld die ik heb gebruikt. Mijn tegenvraag is altijd: waarom zou ik? Ik schrijf geen wetenschappelijk stuk en heb die pretentie ook niet. Daarnaast: als iemand geïnteresseerd is, zal hij die bronnen zelf eenvoudig genoeg vinden op internet waar ik ze ook vandaan haal. Tegenstanders zullen niet de moeite nemen mijn bronnen te bekijken aangezien ze niet met de waarheid geconfronteerd willen worden. De enige die ik er dus mee bereik zijn lezers die toch al overtuigd zijn en de twijfelaars: die wil ik niet beïnvloeden want ik ben van mening dat de enige eerlijke weg die ze (ten gunste van hun kinderen) kunnen bewandelen het zelf opzoeken van de informatie is, zowel pro als contra.
Op facebook en internet in het algemeen staan talloze bijdragen van (onder anderen) het “National Vaccine Information Center” en Terri Lewis die er een levenstaak van maakt om informatie te verspreiden, informatie die ik graag lees (hopelijk stopt ze voorlopig niet). Ook is er een link te vinden naar “The Cochrane Collaboration” waar enorm veel informatie te vinden is. En zo zijn er duizenden bronnen (zoals bijvoorbeeld het fecabook en de website van “Vaccine Vrij”) te vinden.
Zoek zelf als uw leven en dat van uw kinderen u iets waard is en vertrouw niet klakkeloos op de informatie van fabrikanten aangezien die uiteraard een groot belang hebben bij een positief beeld.
Vaccinaties: genoeg is genoeg (en we zijn al te ver gegaan)
Auteur: Nico Smits; © november 2011
Okay: Iedereen die mij een beetje kent weet, dat ik niet bepaald een voorstander ben van vaccinaties (understatement).
Natuurlijk zal er heel af en toe iemand overlijden aan een (kinder-)ziekte waar vaccinatie voor mogelijk is. De andere kant is echter, dat er ook af en toe iemand overlijd aan diezelfde vaccinatie, of daar levenslang de gevolgen van moet meemaken in de vorm van autisme en andere ernstige aandoeningen.
De verhoudingen zouden uitvallen in het voordeel van de vaccinatie (minder sterfte a.g.v. vaccinatie en het aantal sterfgevallen a.g.v. vaccinatie zou minimaal zijn).
Althans … dat suggereert onderzoek door dezelfde wetenschappers die de vaccinaties maken, onderzoeken, veilig verklaren en de effecten ervan bestuderen. En juist daar zit de crux.
Steeds meer blijkt dat vaccinaties helemaal niet “wetenschappelijk bewezen” de werking hebben of de bescherming bieden die wetenschappers beweerden dat ze hebben. Steeds meer blijken vaccinaties (tenminste gerede kans op) schade en zelfs overlijden te veroorzaken. Steeds minder blijft over van dat zogenaamde ‘wetenschappelijk bewijs’. Waarom zouden we dan wel vertrouwen op het wetenschappelijk bewijs dat vaccinatie minder doden tot gevolg zal hebben en het aantal sterfgevallen a.g.v. vaccinatie minimaal zou zijn?
Sterker nog: steeds meer blijkt onderzoek naar vaccinaties te zijn uitgevoerd in opdracht van en betaald door de farmaceuteraar die het middel produceert en er enorme winsten over opstrijkt. Die verbinding maakt alleen al het ‘wetenschappelijk bewijsmateriaal’ behoorlijk onbetrouwbaar. Daarnaast kennen we dan ook nog eens de ‘ghostwriters’, samenstellers van rapporten en papers die zo lovend zijn over vaccinaties maar die in werkelijkheid zijn samengesteld door een PR-mannetje (of vrouwtje), die onder de naam van een ‘bekend’ wetenschapper deze stukken produceren en publiceren (en waarvan de betreffende ‘wetenschapper’ natuurlijk een leuke som geld opstrijkt).
Wat blijkt?
Steeds meer ‘wetenschappelijk onderzoek’ naar vaccinaties wordt weerlegd en de kwalijke gevolgen worden geopenbaard. Vast geen (zoals de Vereniging tegen de Kwakzalverij altijd zegt) ‘wetenschappelijk onderzoek van het hoogste niveau’, maar dat is ook niet nodig: er wordt aangetoond dat er gaten te schieten zijn in het onderzoeksresultaat, dat het materiaal niet deugd, dat we bedondert worden! Bedenk even, dat als er zo eenvoudig tegenargumenten, weerlegging van onderzoeksresultaten, gevonden kan worden, dan kan immers het originele (pro-vaccinatie) onderzoek ook niet ‘van het hoogste niveau’ zijn geweest. En toch heeft iemand, of een college, of een belanghebbende, of iemand die zat te slapen, die rommel goedgekeurd en worden dagelijks duizenden (kinderen en volwassenen) gevaccineerd met rommel waar tenminste gerede twijfel aan moet zijn.
Hoe kan dat? Simpel: GELD
Producenten zijn helemaal niet geïnteresseerd in onze gezondheid. Ze zijn alleen maar geïnteresseerd in geld, inkomsten, opbrengst, winst EN de mogelijkheid om nog meer van die rommel te ontwikkelen die dan ook weer in onze kinderen gespoten wordt.
Maar de regering die de vaccinaties betaald ( pardon: de regering betaald helemaal niets, WIJ betalen allemaal voor het voorrecht ons vol te laten spuiten met rotzooi!) heeft toch wel belang bij onze gezondheid? Nee, natuurlijk niet! De regering verdiend ook klauwen vol geld aan deze vaccinatie-campagnes terwijl het hen niets kost want de kosten worden betaald door de burger.
Maar de Nationale GezondheidsRaad dan
Die is er toch voor ons? Ja, dat ZOU zo moeten zijn maar als we kijken naar de samenstelling van die raad kan elke minkukel bedenken dat daar nogal veel namen bij staan die ‘mogelijk’ belang hebben bij een hoge omzet van deze rommel en als we de individuele leden even googelen, dan zien we al snel dat dat belang wel degelijk aanwezig is dus van die kant hoeven we ook geen steun te verwachten.
De commissie dan die nieuwe aanmeldingen beoordeeld en bepaald of deze opgenomen als geneesmiddel? Vreemd genoeg kijkt die naar de rapporten die worden ingeleverd door de fabrikant (en dan overduidelijk nog niet eens erg goed) en doet deze geen eigen (onafhankelijk onderzoek). Op zich al een erg discutabele gang van zaken.
De laatste strohalm dan
Onze (huis-)artsen die de vaccinaties zetten (okay: de meeste worden niet door een arts maar een verpleegkundige gezet, maar officieel doet die dat onder verantwoording van een (huis-)arts). Tja, die gaan af op wat ze voorgeschoteld krijgen vanuit VWO en zijn vaak genoeg (in meerdere of mindere mate) wel gedwongen te vaccineren. Daarbij: elke vaccinatie levert die (huis-)arts inkomsten op (in de vorm van het uitschrijven van een receptje tot aan het ‘zetten’ van de vaccinatie, veelal dus door de assistente) rond de € 50,- minimaal. Slechts weinig (huis-)artsen denken zelf na en nemen hun verantwoordelijkheid in deze.
Nee, als je ‘beschermd’ wil zijn en blijven, zul je toch echt ZELF na moeten denken en ZELF keuzes maken. Bedenk daarin, dat het prachtige RijksVaccinatie Programma helemaal NIET verplicht is: het is volkomen vrijwillig om er aan mee te werken (hoeveel druk er ook op je wordt uitgeoefend).
Vanaf 2 maanden na de geboorte begint het RVP al met vaccineren en dit ondanks behoorlijk wat onderzoek dat laat zien dat de gevolgen hiervan uiteen kunnen lopen van Autisme, ADHD, Astma tot Alergie (de 4 A’s) en een heel scala aan mogelijke andere problemen inclusief vroeg-sterfte (wat dan opeens als ‘wiegedood’ op de overlijdensakte komt te staan en daardoor niet linkbaar is aan de vaccinaties).
Waarom
Omdat wetenschappers (die nu zo langzaamaan toch wel erg onbetrouwbaar blijken te zijn) zeggen dat vaccinatie levens kan redden. Maar … dan moet er wel aan een heleboel voorwaarden voldaan worden. Zoals (ik noem er maar een paar): GEEN cocktails omdat die bijzonder gevaarlijk zijn; ABSOLUTE zekerheid dat je kind al niet met iets besmet is op het moment van vaccinatie; vaccinatie niet starten voor het eerste levensjaar i.v.m. het kwetsbare immuunsysteem en de (mogelijke) gevolgen van de vaccinatie; een strikte controle na vaccinatie tot MINSTENS 3 maanden na de vaccinatie op nevenverschijnselen en registratie daarvan in een register zodat de veiligheid beter beoordeeld kan worden; overlijden van kinderen binnen 3 maanden na vaccinatie niet ‘wegschrijven’ als wiegedood maar tenminste de mogelijkheid open houden dat er een relatie is met de vaccinatie; langdurig volgen van het kind om te controleren of het beoogde effect van de vaccinatie daadwerkelijk bereikt wordt (voorbeeld: bijna alle zwangeren en jonge moeders van nu, zijn in hun jeugd gevaccineerd tegen Rode Hond (Rubella) terwijl maar een minimaal percentage van de moeders tijdens het eerste bezoek aan de verloskundige anti-stoffen blijkt te bezitten); de mogelijkheid voor ouders om ZELF te kiezen welke vaccinaties ze wel en welke ze niet willen laten geven aan hun kind (onmogelijk in het huidige programma dat bijna uitsluitend uit cocktails bestaat).
En dan nog …
Kinderziekten zijn ziektes die kinderen doorlopen en waar ze (normaliter) vrijwel probleemloos doorheen komen. Die ziektes helpen bij het opbouwen van het immuunsysteem en daarmee de opbouw van weerstand tegen allerlei ziekte. (een hele groep huisartsen uit de Bommelerwaard schreef, gesponsord, een prachtige waaier met de naam “Dokteren tussen Maas en Waal” waarin ze van een breed scala aan gezondheidsproblemen, inclusief kinderziekten, aangeven hoe ernstig (of juist niet) deze zijn en of er ingrijpen van een arts nodig is. Helaas heeft het geen ISBN-nummer en weet ik niet of het nog verkrijgbaar is maar het initiatief is meer dan geweldig).
Met onze dekking aan medische faciliteiten en onder het voorbehoud dat ouders nu eindelijk eens nuttige en praktische (en vooral eerlijke en onafhankelijke) informatie krijgen, kan elke ouder bij het optreden van complicaties snel hulp krijgen. Reden te meer om eerder te kiezen voor gezondheid (en het gezond opbouwen van het immuunsysteem (nb: van een doorgemaakte (kinder0)ziekte blijven de afweerstoffen wel levenslang in ons afweersysteem aanwezig, bij vaccinaties is dat maar een paar jaar als we überhaupt al moeten geloven dat ze ontstaan) boven het al bij voorbaat vernietigen van dat fragiele afweersysteem-in opbouw.
Het enige juiste advies aan (toekomstige) ouders kan zijn: informeer jezelf! Maak je eigen keuze en laat je niet overhalen de roep om geld of de vooroordelen van anderen te volgen.
Wat lees ik nu weer …
“Australian journalist wins prestigious award for exposing flu vaccine scandal”. De Australische Natasha Bita (journalist voor The Australian) heeft een enorme erkenning gekregen voor de wijze waarop zij het griepvirus heeft ontmaskert. Niet alleen laat zij zien dat de werking (volgens wetenschappers) helemaal niet zo geweldig is maar ook laat zij zien hoeveel neveneffecten (waaronder beroertes leidend tot bv epilepsie) daarvan het gevolg zijn.
“Human Papillomavirus Vaccine Doesn’t Cause Virus Types To Compete”. Het prachtige vaccin bedoeld tegen baarmoederhalskanker blijkt, volgens een onderzoek van dr. Anne Rositch, helemaal niet de werking te hebben die gepropagandeerd is. Het zou moeten werken tegen een aantal HPV’s (HPV’s veroorzaken o.a. wratten en kunnen de kans op baarmoederhalskanker verhogen maar de meeste zijn uitermate zeldzaam of volkomen ongevaarlijk. Dat wist u natuurlijk niet?) maar dat blijkt helemaal niet aantoonbaar.
“43% of Americans Risked Their Brain Health for This – Did You?” Een paper van dr.Mercola, waarin hij laat zien dat het griepvaccin enorme schade kan veroorzaken terwijl de werking, op z’n minst, questionable is.
“U-turn over cervical cancer jab for teenagers: Gardasil to replace rival after Government accused of ‘penny pinching’”. Nadat de Amerikaanse regering werd beschuldigd van het bezuinigen op centen, werd opens geswitsched vanhet ene HPV-vaccin naar het andere. Zit er dan toch een stuk waarheid in de bewering dat de overheid flink verdiend aan die vaccinaties?
“49 Sudden Deaths, 213 Permanent Disabilities – And the Silent Plan to Poison Your Child” van (alweer) dr.Mercola met vragen over het HPV-vaccin.
Nog een leuke
“Scientists Brace for Media Storm Around Controversial Flu Studies”. Wetenschappers (NB in Nederland en in Amerika) hebben nu eindelijk een griepvirus (zelf) ontwikkeld dat een groot deel van de bevolking van de Aarde zal uitroeien als het ooit vrij komt! En daar zijn ze nog trots op ook! Ze willen zelfs een paper publiceren waarin ze uitleggen hoe je een dergelijk virus (waar dus geen verweer tegen bestaat) kunt maken!
Tja … met zulke vrienden (wetenschappers) heb je geen vijanden (terroristen e.d.) meer nodig!
Och … als je een beetje zoekt vind je massaal informatie over vaccinaties en met een beetje moeite kun je tenminste bepalen dat er gaten in de pro-vaccinatie-bewijsvoering zitten waar hele goederentreinen overdwars doorheen kunnen en tenminste de conclusie mag worden getrokken dat het geen bewijsmateriaal ‘van het hoogste niveau’ betreft. Het tegenmateriaal, contra-vaccinatie, zal ook niet van het hoogste niveau zijn maar wie maakt zich daar druk om (behalve de Vereniging tegen de Kwakzalverij die het gebruikt als ‘argument’ om dit materiaal van tafel te vegen en daarmee minimaal de schijn van ‘belanghebbende’ en ‘onbetrouwbare informatiebron’ op zichzelf laad).
Het gaat hier om je eigen gezondheid, die van de mensen in je omgeving en VOORAL die van je kinderen! Alles wat ‘gerede twijfel’ doet ontstaan, zou minimaal doorslaggevend argument moeten zijn om tenminste de vaccinaties uit te stellen en te overwegen ze helemaal niet te geven/nemen.
Mythe van de griepprik wetenschappelijk onderuit gehaald
Auteur: Nico Smits; © oktober 2011
Gezondheidsraad adviseert vaccinatie tegen griep ondanks dat zij bekend is met het laatste (wetenschappelijk!) onderzoek ten aanzien van (gebrek aan) effectiviteit.
Wie was dat ook al weer … de Gezondheidsraad
Een “onafhankelijk” wetenschappelijk adviesorgaan dat de minister adviseert op het gebied van de volksgezondheid en het gezondheids(zorg)onderzoek. Je zou dus mogen verwachten dat zij zeker rekening zal houden met de resultaten van het meest recente (wetenschappelijk) onderzoek.
Wie hebben er zitting in die Gezondheidsraad
Ja, daar ligt het probleem: vooral belanghebbenden! Allerlei wetenschappers die (vooral) in meerdere of (in mindere mate) in mindere mate belang hebben bij de omzet/verkoop van datgene waarover zij (onafhankelijk?) moeten adviseren.
Ja, dat werkt natuurlijk niet. Kijk, als je tijd over hebt maar eens op de ledenlijst en google voor de lol eens een paar namen.
(wetenschappelijk) Onderzoek heeft het nu onomstotelijk vastgesteld: Werkzaamheid en effectiviteit van influenzavaccinatie bij de meeste van de ‘risicogroepen’ niet aantoonbaar en in het algemeen nauwelijks enige effectiviteit meetbaar.
Werkgevers die hun werknemers een griepprik beschikbaar stellen, halen daar minder dan 0,13 ziektedagen per werknemer voordeel uit: dat is gemiddeld 1 uur minder ziekteverlof per werknemer hetgeen overeenkomt met de tijd die het kost om de prik te halen! Geen effectiviteit dus, alleen maar extra kosten want de prik moet natuurlijk wel (door staat, werkgever of particulier) betaald worden. De staat geeft zelfs maar liefst 16,5 miljoen euro uit voor het verstrekken van de griepprik.
Leuk detail: onderzoek naar de werking van de griepprik door fabrikanten komt met aanzienlijk beter/positiever resultaat te voorschijn als neutraal onderzoek dat nu dus (weer) de werkzaamheid ernstig in twijfel trekt.
Alleen bij COPD en bij kwaadaardige bloedziekten zou enige positieve werking aanwezig zijn. De overige 12 (!) risicogroepen hebben dus geen bewezen (positief) effect.
En dat in een tijd waarin (in Amerika) inmiddels is aangetoond dat het middel om het vaccin houdbaar te maken (kwik) uitermate giftig is voor mensen.
USA – Nieuwe studie bevestigt dat kwik in griepvaccin giftig is
Yet another peer-reviewed, scientific study proving the connection between the mercury in medicine and human illnesses has just been released. The latest study is the sixth one published in recent months. This report specifically examines the harm inflicted on developing fetuses and children by Thimerosal, a mercury-based compound routinely used as a preservative in flu shots. Members of non-profit groups like the Coalition for Mercury-free Drugs (CoMeD) are actively sharing the latest scientific data about the dangers of medical mercury with the public, largely because they recognize that the mercury in Thimerosal is a factor in numerous childhood diseases.
Dat wisten we natuurlijk al maar … het is nu ook (wetenschappelijk) aangetoond!
Niettemin vind de Gezondheidsraad het feit dat er nu (wetenschappelijk) bewijs tegen de griepprik ligt, geen reden om te stoppen met de vaccinaties! Hoezo ‘onafhankelijk’ advies?
Hoe was nu de werking van die griepprik vastgesteld
Dat gebeurde via zogenaamd ‘observationeel onderzoek”. Hier is dus geen sprake van correct gerandomiseerd dubbel blind, placebo gecontroleerd onderzoek maar van (een min of meer simpele) telling van griepgevallen (beetje gechargeerd) in een specifieke doelgroep.
Vertaald voor leken betekend dit, dat een doelgroep ondervraagt wordt over het wel of niet krijgen van griep na het nemen van een griepprik. Weinig wetenschappelijk en volkomen onbetrouwbaar dus, aangezien geen enkele omgevings-/invloedsfactor wordt meegenomen in het onderzoek noch deze factoren op enige wijze uitgesloten worden.
Normaliter (als het geen reguliere medicatie betreft) heet dat gewoon placebo-effect!
Voor de fabrikanten van de griepprik heet het echter: “uit onderzoek gebleken werking waarvan het werkingsmechanisme nog niet gedetermineerd kan worden”. Mooi taalgebruik om te zeggen dat het gewoon placebo-werking is.
Maar … wacht eens even … dat hebben we eerder gehoord …
Ten aanzien van homeopathie zegt de wetenschap dat er geen (wetenschappelijk aantoonbare) werkzame bestanddelen in homeopathie aanwezig zijn, maar zouden we (net als bij de griepprik) een observationeel onderzoek doen, dan blijkt dat gebruikers van homeopathie in enorme getale werkzaamheid bevestigen/aangeven.
Waarom heet het dan bij homeopathie wel ‘placebo-effect’ en bij de griepprik niet?
Simpel: aan de griepprik worden kapitalen verdiend en bij gebruik van homeopathie gaan de geringe opbrengsten aan de neus van de groot-farmaceuten voorbij!
Misschien is het toch wel slim om, in plaats van een niet werkende griepprik met ingebouwde vergiftigingsfactor (met behulp van kwik) een buisje oscillococcinum in huis te halen.
- In beide gevallen geen (wetenschappelijke) bewijzen.
- In beide gevallen geeft observationeel onderzoek een duidelijke werking aan (bij oscillococcinum veel hoger dan bij de griepprik).
Bij de griepprik wordt aangegeven dat er geen (ernstige) bijwerkingen zijn maar: bij mensen die allergisch zijn voor eieren kan de griepprik een allergische reactie veroorzaken en iemand die gevaccineerd is kan toch hoofdpijn, koorts en spierpijn of de echte griep krijgen. Bij oscillococcinum is er geen enkele bijwerking en mocht het niet werken krijgt u (misschien) toch griep.
De kosten van de griepprik (= opbrengst voor de fabrikant) zijn enorm (of de staat, de werkgever of uzelf het nu betaald: minimaal 5 euro per prik voor een beetje rotte eieren mengsel). De kosten van oscillococcinum zijn minimaal (en altijd privé te betalen dus geen belasting voor onze ziektekostenpot) en leveren de fabrikant geen torenhoge winstpercentages.
Voor mij is het (alweer) volkomen helder
Ik doorsta wel een gezond griepje dat mijn immuunsysteem verbetert en adviseer anderen toch maar het buisje oscillococcinum als ze echt iets willen gebruiken (met uitzondering van COPD-patiënten en mensen met een kwaadaardige bloedziekte (even googelen welke dat eigenlijk zijn)).
Sterker nog: Onze kinderen hebben beiden de griep al gehad, mijn vrouw is nog een beetje aan het snotteren en ik ben er bijna doorheen. Prima toch: meteen de eerste virusjes binnen halen en doorleven zodat je beschermd bent als die zooi verder muteert. Oh ja: DAT advies geeft de Gezondheidsraad niet! (het advies om meteen bij de eerste griepjes zogenaamde griepfeestjes te houden zodat zo veel mogelijk mensen die eerste minder belastende griepvirusjes te laten oppikken en zonder veel moeite via hun immuunsysteem weer kwijt te laten raken en daarna beter beschermd zijn als de gemuteerde versies later in het seizoen langs komen).